Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, uit de begrotingsopmaak die op 26 september 2016 werd voorgesteld in het Vlaams Parlement leiden we af dat het Brusselfonds 2 miljoen euro bijgespekt wordt. Hierdoor gaat het budget van 2,6 miljoen naar 4,6 miljoen euro. De voorbije jaren moest het Brusselfonds 2 miljoen euro inleveren. Daar is veel kritiek op gekomen. We hebben daarover een debat in deze commissie gehad.
De 2 miljoen euro die in 2014 werd afgeroomd, wordt er nu gelukkig opnieuw aan toegevoegd. Dat is een goede zaak. Ik heb begrepen dat dit geld voornamelijk zal worden gebruikt voor de tweede zaal van het Kaaitheater, maar ook voor de Vaartkapoen. De Vaartkapoen werd op droog zaad gezet en kreeg geen subsidies meer. Daarop kwamen veel verontwaardigde reacties. Niet alleen omdat het een iconische muziektempel is, en niet alleen omdat de Vaartkapoen in Molenbeek gevestigd is.
We hebben het afgelopen jaar heel wat negatief nieuws uit Molenbeek gekregen, en dat is er ook eentje van. Juist op het moment dat cultuur haar verbindende rol moest opnemen, kregen we dat nieuws. Ik ben heel benieuwd wanneer u gaat zeggen dat het onder meer naar De Vaartkapoen gaat.
Wanneer plant u overleg, minister? Ik had begrepen dat u overleg had gepland met uw collega’s, minister Guy Vanhengel en minister Pascal Smet? Is dat overleg er al geweest? Wat zijn desgevallend de conclusies?
Hebt u al zicht op de verdeling van de subsidies? Welk deel krijgt het Kaaitheater? Welk deel krijgt De Vaartkapoen? Er zijn andere Brusselse organisaties die recent in de klappen hebben gedeeld zoals Tristero, Bloet en andere. Zoekt u ook daar een oplossing voor? Hoe ziet u de toekomst van het Brusselfonds evolueren?
Minister Gatz heeft het woord.
Initieel werd het Vlaams Brusselfonds opgericht om de afschaffing van het kijk- en luistergeld in Vlaanderen voor de Nederlandstalige inwoners van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest te compenseren. Het doelpubliek werd vrij snel verruimd tot alle gebruikers van instellingen op het Brussels grondgebied die wegens hun activiteiten of hun organisatie behoren tot de Vlaamse Gemeenschap. Het Vlaams Brusselfonds werd zo geheroriënteerd naar een impulsfonds waarmee een brede waaier van projecten en initiatieven rond Welzijn, Cultuur en Onderwijs worden gefinancierd.
Het klopt dat ik plannen heb om deze legislatuur onder meer ook op Cultuur in te zetten. U noemt hierbij het Kaaitheater en De Vaartkapoen, ik kan dat bij dezen ook formeel bevestigen.
Zoals u weet, nam ik eerder dit jaar mijn beslissing in het kader van het Kunstendecreet. Ik wil het debat hier niet heropenen, maar ik wil nog eens de grote lijnen van de gevolgen van die beslissing voor Brussel meegeven.
Als we kijken naar het aantal organisaties die in het kader van het Kunstendecreet een subsidie zullen krijgen, merken we dat 28 procent van de organisaties uit Brussel komt. Als we dezelfde oefening doen voor de hoogte van de subsidiebedragen, merken we dat 26 procent van de totale subsidiepot naar Brussels vloeit. Als we 26 procent vergelijken met de 5 procent begrotingsnorm die de Vlaamse Regering zich stelt, kunnen we concluderen dat we, wat het Kunstendecreet betreft, ver boven de norm zitten. Dat is natuurlijk niet nieuw. Maar we kunnen deze erkenningsronde zeker spreken van een status quo voor Brussel. Puur in financiële middelen uitgedrukt is er zelfs een kleine stijging van 682.000 euro in vergelijking met referentiejaar 2016. We kunnen nog altijd zeggen dat Brussel in deze erkenningsronde de belangrijkste stad blijft in Vlaanderen.
Ik heb ook voor de Brusselse dossiers de adviezen van de commissies gevolgd. Bij de negentien organisaties uit categorie 8 -12 waren ook twee Brusselse organisaties.
Met dit Kunstendecreet werd gekozen voor een meer effectief en efficiënt kunstenlandschap. Daardoor vielen er organisaties uit de boot. Uiteraard vielen er ook Brusselse organisaties uit de boot. Zoals overal in Vlaanderen gaan de organisaties die zonder subsidie vallen in dialoog met andere, meer lokale overheden. Dat gebeurt ook zo in Gent, waar ik overleg heb met mevrouw Storms en in Antwerpen, waar ik, voorlopig nog altijd, overleg heb met de heer Heylen. Dat gebeurt ook zo in Brussel: het gaat dan om mezelf voor mijn bevoegdheid Brusselse Aangelegenheden, minister Smet voor zijn bevoegdheid Cultuur in de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en minister Vanhengel als minister bevoegd voor het onderwijs in de VGC.
Omdat het in deze omstandigheden beter is elkaar geen vliegen af te vangen – iedereen financiert dezelfde organisatie en andere organisaties vallen uit de boot – kwam er het initiatief om met bovenvermelde ministers rond de tafel te zitten. Dit overleg vond gisteren plaats. Het gesprek is echter nog niet helemaal afgerond. Voor sommige organisaties, zoals onder meer de VK Concerts, dus De Vaartkapoen, en de Brusselwerking van Jeugd en Muziek, is er een oplossing. Op basis van een goed en Brussels dossier is er een goed perspectief dat de werking in Brussel zal kunnen blijven bestaan.
Ik wil hierbij onderstrepen dat dit geen copy-paste zal zijn van het dossier bij het Kunstendecreet maar dat het dossier zal worden beoordeeld op zijn relevantie voor Brussel. Dat zal geen probleem zijn voor de betrokken organisaties die ik net heb genoemd, misschien wel integendeel.
Daarmee is er uiteraard geen oplossing voor alle Brusselse organisaties die bij de laatste erkenningsronde hun financiering zagen wegvallen. Het is ook niet de bedoeling om met de middelen van Brusselse Aangelegenheden of de middelen van de VGC voor een opvangnet te zorgen, want ik wil mijn problemen niet exporteren naar andere begrotingen. Ik heb wel met de collega’s Vanhengel en Smet overlegd over het nieuwe Brusselse kunstenlandschap na de beslissingen in het kader van het Kunstendecreet. Maar we waren het er met ons drieën over eens, voor we beslissingen treffen in de ene of andere richting, dat we moeten wachten op twee dingen. Dat is ten eerste de begrotingsopmaak van de VGC, die volgende week plaatsvindt – deze week is de begrotingsopmaak van het Hoofdstedelijke Gewest aan de beurt – en waar ik voor de rest absoluut geen uitspraken over ga doen, want dat is mijn bevoegdheid niet. Ten tweede is er de lopende erkenningsronde in het kader van projecten binnen het Kunstendecreet. Dan zitten we natuurlijk al in januari. Die twee timings zijn belangrijk om te kijken wat we kunnen doen voor een aantal organisaties die u hebt genoemd, en waar ik op dit ogenblik niet verder op in kan gaan. Ik heb geen bijkomende informatie. De deur staat nog altijd op een kier. We zoeken naar oplossingen, maar het heeft ook te maken met middelen die in de beide kanalen, mijn eigen kanaal, namelijk de projectenpot, en de begroting van de VGC, al dan niet voorhanden zullen zijn.
Ik kom tot uw specifieke vraag over het Kaaitheater. We hebben nog geen zicht op het juiste bedrag. Er loopt momenteel een studie waarvan de oplevering voorzien is voor het einde van dit jaar. Op basis daarvan zullen dan budgettaire keuzes moeten worden gemaakt. Het moet vooral een efficiëntieverhogende ingreep zijn, ook door de mogelijkheid van een bijkomende zaal. We denken wel dat de middelen die we nu gereserveerd hebben voor de volgende drie jaar in het Brusselfonds, daar wel aan tegemoet kunnen komen.
Op uw vraag over andere organisaties of gezelschappen ga ik nu niet in. Ik heb u gezegd waar we na het overleg van gisteren staan. Dat wordt ongetwijfeld voortgezet.
De toekomst van het Brusselfonds ligt in een voortzetting van het beleid zoals dat altijd gevoerd werd, abstractie makend van de eerste twee jaren van deze legislatuur waar er tijdelijk bespaard werd. Het Vlaams Brusselfonds zal dus ook in de toekomst een begrotingstechnisch vehikel blijven waarvan de middelen naast de recurrente uitgaven in het kader van vermogensrechtelijke aspecten van onze twee gebouwencomplexen Muntpunt en het Huis van het Nederlands, vooral zullen worden ingezet in functie van bepaalde beleidsopportuniteiten binnen het Brusselbeleid van de Vlaamse Regering. Het fonds wordt gebruikt om flankerende initiatieven te ontwikkelen in het kader van het hoofdstedelijk beleid van de Vlaamse Regering. Door de besparingen aan het begin van deze legislatuur, in 2015 en 2016, konden alleen de reeds aangegane engagementen, voornamelijk Muntpunt en het Huis van het Nederlands, worden nagekomen.
In de loop van de volgende jaren komt er opnieuw ruimte vrij voor nieuwe initiatieven. Ik ben voorstander om deze nieuwe beleidsruimte vooral te investeren in duidelijke en herkenbare infrastructurele en liefst ook polyfunctionele projecten. Het is mijn voornemen om de volgende drie jaar te investeren voor de helft in Cultuur en voor de helft in Welzijn. Niet in Onderwijs, omdat daar een regulier investeringsprogramma loopt dat over veel grotere bedragen gaat dan wij met het Vlaams Brusselfonds kunnen doen. Ook voor Welzijn kijken we in die richting. Maar ik heb me geëngageerd om de helft van het bedrag in Cultuur te investeren. We komen dan bij organisaties zoals De Vaartkapoen en het Kaaitheater, maar we kijken ook nog altijd naar een aantal kleinere operaties in het deeltijds kunstonderwijs: muziekacademies die infrastructurele ondersteuning of renovatie kunnen krijgen.
De andere helft is Welzijn. Ik ben momenteel in gesprek met het werkveld, en zeker ook met collega Debaets, omdat alles tegelijk moet kunnen gebeuren. Daar is de vraag die we de komende week zullen oplossen: gaat het nu over woonzorg of over kinderopvang, of gaat het nu over beide? Die dialoog loopt nog. Het is ook een stukje een begrotingsvraag. Ik stel voor dat we daar bij de bespreking van de begroting uitgebreider op terugkomen.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, u kent mij als een strenge maar rechtvaardige politica, die heel nauwlettend en kritisch kijkt naar wat u doet. Ik maak er altijd een zaak van dat wanneer beslissingen goed zijn, ik dat ook zeg. In dezen kan ik alleen maar zeggen dat de oplossing die u hebt gevonden voor De Vaartkapoen en voor Jeugd en Muziek, goed is. Dat is goed voor die organisaties, goed voor de Brusselaar en goed voor Brussel. Ik ben daar heel erg blij mee.
U bewijst ook dat samenwerken werkt. U hebt besloten om in dezen met de andere collega’s uit Brussel samen te werken en elkaar geen vliegen af te vangen, maar gezamenlijk te kijken naar oplossingen. Dat siert u, maar ik denk dat dat de enige weg is. Je kunt elkaar op korte termijn vliegen afvangen, maar dat loont niet op lange termijn.
U gaat niet in op een aantal andere dossiers die nog niet gesloten zijn maar waar de bespreking nog bezig is. U geeft een aantal belangrijke data mee. Ik hoop dat u voor de meeste organisaties een oplossing gaat vinden, want, zeker wat Nederlandstalige theatergezelschappen betreft, merken we dat er in Brussel een serieuze afkalving is. De Nederlandstalige theatergezelschappen dreigen af te kalven. Ik hoop dat er binnenkort witte rook uit de schouw zal komen en u er een oplossing voor zult vinden. Ik ben er alleszins van overtuigd dat u uw best zult doen.
Het verheugt me ook dat de tweede zaal van het Kaaitheater er komt, zeker in het licht van wat er nu allemaal op cultureel vlak staat te gebeuren, en dat u daar ook middelen voor gaat vrijmaken. Op de andere elementen die u terecht hebt aangehaald, waar het eigenlijk een begrotingsvraag is, zal ik bij die gelegenheid ingaan.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dat er een oplossing komt voor onder meer De Vaartkapoen, is positief. De manier waarop deze oplossing er komt, is geen goed bestuur. De minister van Cultuur beslist om een aantal organisaties te schrappen, organisaties die in mijn ogen vandaag meer dan ooit een relevantie hebben binnen het kader van cultuur. Dat De Vaartkapoen in hartje Molenbeek, in een moeilijke situatie, nu meer dan ooit relevant is binnen de reguliere middelen van Cultuur, moet buiten kijf staan. Dat het Brusselfonds nu wordt gebruikt om De Vaartkapoen te redden, is goed omdat De Vaartkapoen gered is, maar het is heel jammer omdat dat niet de manier van werken is. Als je de redenering doortrekt, wordt het Brusselfonds een doekje voor het bloeden voor alle beleidsdomeinen waar de Vlaamse Regering momenteel wonden slaat.
U gaat op Welzijn kijken hoe u de historische achterstand kunt wegwerken, en ook op Cultuur. Wel, ik reken op de minister van Welzijn en de minister van Cultuur om die achterstand weg te werken. Als u dat moet gaan doen met het Brusselfonds, waar echt niet de middelen in zitten om effectief de achterstand op Welzijn weg te werken, dan zal het niet gebeuren. U zegt: we weten niet of het over kinderopvang of ouderzorg gaat. Ik wijs erop dat er in Brussel ook op jeugdhulp, mensen met een handicap en geestelijke gezondheidszorg, enorme tekorten zijn en dat de Vlaamse Regering daar nog heel wat tandjes moet bijsteken. Ik betreur dat het Brusselfonds, dat bedoeld is om impulsen te geven aan Brussel, om projecten en nieuwe dynamieken in gang te steken, wordt gebruikt om te depanneren waar de Vlaamse Regering gaten slaat. Dat is niet de bedoeling. Daar kan ik niet enthousiast over zijn. Ik ben heel blij voor De Vaartkapoen en Jeugd en Muziek dat er oplossingen zijn, maar de manier waarop u dat doet, vind ik schaamtelijk.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw toelichting. Het is interessant dat we ook hier het debat voeren met betrekking tot het Brusselfonds. U hebt reeds de historische uiteenzetting gegeven, nadat het Brusselfonds ongeveer 15 jaar geleden werd opgericht, en dit als compensatie voor het aandeel van de Brusselse Vlamingen in het kijk- en luistergeld. Destijds werd er 10,2 miljoen euro opzijgezet voor dit Brusselfonds, maar het duurde toch wel meerdere jaren voor het uiteindelijk volstort bleek te zijn. In de loop van 15 jaar is dat inderdaad een bepaald impulsfonds geworden en werden bepaalde initiatieven in Brussel daarmee gesteund.
Er zijn uiteindelijk ook besparingen doorgevoerd, vooral door de laatste regering. Tegelijkertijd zijn er ook rechtstreeks bedragen gegaan naar concrete bestaande projecten in Brussel. Ik verwijs uiteraard naar Muntpunt, dat overwegend door het Brusselfonds wordt gefinancierd – gelukkig maar. Verder waren er ook de Vlaams-Brusselse Media, FM Brussel en vzw Kenniscentrum.
Minister, de voorbije jaren hebt u inderdaad bepaalde besparingen doorgevoerd. Er werd beslist dat u vanaf 2017 zou kunnen beschikken over een bedrag van een kleine 7 miljoen euro, meer bepaald 6.978.000 euro, in het Brusselfonds. Daarvan moet er een structureel deel, ongeveer 2.800.000 euro, naar Muntpunt gaan. Na aftrek van dat structureel bedrag voor Muntpunt zou er ongeveer 4 miljoen euro overblijven voor 2017, 2018 en 2019. Dat zijn ongeveer de bedragen waarover u in 2016, 2017 en 2018 kunt beschikken.
U hebt uw intenties desbetreffend bekendgemaakt. Een groot deel daarvan, 4,5 miljoen euro, zou gaan naar het beleidsdomein Cultuur. 4,5 miljoen euro zou gaan naar Welzijn en ongeveer 3,5 miljoen euro zou gaan naar het deeltijds kunstonderwijs. Er moeten uiteraard nog concrete vastleggingen gebeuren op dat vlak.
Het zal u misschien verwonderen, maar ik sluit mij niet aan bij wat mevrouw Idrissi – van wie je een andere redenering zou verwachten – zegt, maar eerder bij wat mevrouw Van den Brandt zegt. We weten dat er met betrekking tot Cultuur bepaalde adviezen waren. Ik zal mij daarover niet uitspreken. Het is een debat dat werd gevoerd in de commissie Cultuur. Ik stel echter vast dat er bepaalde negatieve adviezen waren en dat u de beslissing hebt genomen om effectief bepaalde besparingen door te voeren, bepaalde subsidies niet toe te kennen aan bepaalde culturele instellingen in Brussel. Het verwondert mij dan enigszins wel dat het Brusselfonds gebruikt wordt als een opvangnet. Dat waren uw woorden. Of u zei althans: “Het mag absoluut geen opvangnet zijn.” Maar in de realiteit blijkt het toch enigszins een opvangnet te zijn voor die culturele instellingen die in het beleidsdomein Cultuur uit de boot gevallen zijn. Men ziet dat Brusselfonds dus min of meer als een noodfonds. Wanneer men het hier niet haalt, kan men het daar gaan halen.
Ik vergelijk dat soms met Beliris. Gemeenten in Brussel doen geen inspanningen om te besparen. Wel, dan klopt men aan bij Beliris. Het beste voorbeeld daarvan zijn de zwembaden in Brussel. Men doet geen besparing. Die zwembaden staan jaren leeg. En dan zegt men: 'Wij doen geen besparingen. We gaan aankloppen bij Beliris.' Het Brusselfonds werd in het verleden te vaak gebruikt om initiatieven te steunen waarbij men vragen zou kunnen stellen. Ik heb recent de cijfers opgevraagd van de Brusselnorm voor Cultuur, Jeugd en Media. Uit die cijfers blijkt dat u 9,8 procent van het totale budget hebt gereserveerd. U zit ver boven de Brusselnorm. Dan blijkt opnieuw dat het Brusselfonds eigenlijk kan worden gebruikt om dit nog aan te vullen, ondanks de adviezen die er waren.
Voor Welzijn, woonzorg, kinderopvang, Volksgezondheid en Gezin is er voor 2015 slechts 1,66 procent uitgetrokken. Maar ik durf te zeggen dat er in Brussel welbepaalde noden zijn op het vlak van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin, woonzorg en kinderopvang. U hebt die zelf heel uitdrukkelijk aangehaald. Ik hoopte dat u dus iets meer zou kijken naar Welzijn. U bent inderdaad in gesprek met het werkveld, met mevrouw Debaets. Het zou dan toch misschien nuttig geweest zijn om daarvoor concrete engagementen aan te gaan en niet reeds bedragen te reserveren als opvangnet.
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, ik zal veel korter zijn. We vinden het allemaal positief dat het Kaaitheater extra middelen krijgt om zijn toekomst verder te kunnen voorbereiden en een extra zaal te kunnen bouwen. En dat De Vaartkapoen wordt opgevist, is een goede zaak voor de hele kanaalzone.
Wat ik wel nog mis, is een richting voor de middelen voor Welzijn. Er is inderdaad gezegd dat 4,5 miljoen euro aan middelen naar Welzijn zou gaan. Ik denk dat er bij alle partijen rond de tafel een consensus bestaat dat we vooral moeten inzetten op kinderopvang. Kunt u al iets meer zeggen over hoeveel van de middelen die er volgend jaar bij komen naar kinderopvang zullen gaan? De Brusselaars zijn echt op zoek naar plaatsen waar hun kind onderdak kan krijgen wanneer zij gaan werken.
Minister Gatz heeft het woord.
Je kunt niet voor iedereen goeddoen, zoveel is wel duidelijk.
Ik stel vast dat politici ruziemaken wanneer er besparingen zijn. Ik stel eveneens vast dat de ruzie onmiddellijk omslaat wanneer er meer middelen zijn. Het is zeer interessant om dat vanuit deze stoel gade te slaan.
Iedereen mag erover denken wat hij wil. Er komen nieuwe middelen bij. Ik heb gezegd dat de helft naar Cultuur gaat en de helft naar Welzijn.
Er is voor u 10 miljoen euro bespaard in het Brusselfonds. Er komt nu een gedeeltelijke ‘herzetting’ en die wordt gebruikt om ergens anders gaten te dichten.
Ja, u zou het in mijn functie ongetwijfeld veel beter doen. Dat is heel duidelijk. Ik wens u alle succes toe.
Ik heb altijd gezegd dat er meer middelen zouden zijn. Er zíjn meer middelen. De helft gaat naar Cultuur en de helft naar Welzijn. De begrotingstechnische inschattingen die u hebt gemaakt, mijnheer Vanlouwe, kloppen niet. Ik stel voor dat we die verder bespreken op het ogenblik dat de begroting wordt ingediend.
Mijnheer Poschet, u moet me nog enige tijd geven. Er zijn vele noden. Dat weten we allemaal. Het is ook niet gemakkelijk om kinderopvang af te wegen ten aanzien van woonzorg.
Ik ben de minister van Cultuur en Brussel, maar niet van Onderwijs, noch van Welzijn. Dat wil ik toch onderstrepen. Ik wens in de beste verstandhouding met mijn collega’s binnen de regering en met het collegelid voor Welzijn verdere afspraken te maken. Dat gebeurt ook zo. Maar ik heb daarvoor nog enige tijd nodig.
Mochten we nu met z’n allen onthouden dat er weer een aantal middelen meer zijn om opnieuw te investeren in Brussel, dan zou dat fantastisch zijn.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik heb het daarnet al gezegd. Als het niet goed is, ben ik de eerste om heel scherp te schieten. Maar als het goed is, moet je, ook vanuit de oppositie, kunnen zeggen dat een beslissing goed is voor Brussel, voor de Brusselaars en voor alle instellingen die een flinke deuk hebben gekregen.
Ik hoor u daarnet zeggen dat het om organisaties gaat die negatief geadviseerd werden. Neen, sommige organisaties waren in het Kunstendecreet positief geadviseerd. Ze zijn uit de boot gevallen, niet omdat ze geen goed werk leverden, maar omdat ze te laag in de ranking stonden en de pot op was. Dan zegt een minister van Cultuur en Brussel: ‘Ik ga proberen een oplossing te zoeken, niet voor de schone ogen van die organisaties, maar omdat ze belangrijk zijn voor Brussel, voor de wijk, voor Molenbeek.’ Dan kan ik alleen maar zeggen: een pluim en chapeau!
Minister Gatz heeft het woord.
Ik ben vergeten een vraag van de heer Vanlouwe te beantwoorden. Mevrouw Idrissi heeft mij eraan doen denken. Het is inderdaad zo dat het leeuwendeel van het Vlaams Brusselfonds zal worden ingezet op het flankerende infrastructuurbeleid. Ik heb dat gezegd en zal dat ook nakomen. Wat u het opvissen van één of meer culturele organisaties vanuit het Kunstendecreet noemt, zal maar een fractie zijn van het totale bedrag.
Ik stel voor dat, wanneer die bedragen duidelijk zijn – bij de begroting –, we daarop in detail kunnen ingaan. Dat is de normale gang van zaken.
Het is absoluut niet de bedoeling om van het Brusselfonds een opvangfonds te maken. Het zal in hoofdzaak naar infrastructuurprojecten gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.