Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, het Brusselfonds werd oorspronkelijk voor de Nederlandstalige Brusselaars opgericht als tegenhanger voor de afschaffing van het kijk- en luistergeld in het Vlaamse Gewest. Het kijk- en luistergeld was wel gelinkt aan een bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap, maar die kan geen belastingen heffen, innen of afschaffen in Brussel-Hoofdstad, waardoor er een onevenwichtige situatie ontstond. De waarde van het Brusselfonds werd vastgelegd op ongeveer 12 miljoen euro.
Een snelle blik op het budget van het Brusselfonds de voorbije vijftien jaar leert ons dat het fonds nooit volstort werd. Momenteel schommelt het rond de 4 à 4,5 miljoen euro. U stelde dat het fonds opnieuw zou beginnen te groeien vanaf 2017. Bijkomende kinderopvangplaatsen zouden daarbij bijzondere aandacht krijgen. Ik citeer uw woorden uit de plenaire vergadering van 27 mei 2015: “Vanaf 2017 kan het Vlaams Brusselfonds opnieuw een financiële rol kan spelen en ik ben al met minister Vandeurzen aan het bekijken hoe hij zijn investeringsmiddelen voor een bijkomend Vlaams welzijnsbeleid in Brussel kan inzetten en hoe ik op dat ogenblik weer een deel van het Vlaams Brusselfonds zal vrijmaken.” In de commissie Brussel herbevestigde u meermaals dat engagement.
In het regeerakkoord staat dat de aanwending van het Brusselfonds collegiaal beslist wordt. Ik citeer: “We wenden de middelen uit het Brusselfonds binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde prioriteiten en in alle transparantie aan om de Nederlandstalige voorzieningen in Brussel te versterken en om zinvolle proefprojecten te ondersteunen.”
Intussen verklaarde u in de commissie Cultuur op mijn vraag over de uitbreiding van het Kaaitheater van 9 juni 2016 dat u dacht aan het Brusselfonds voor de financiering daarvan. Daarnaast is er nu ook sprake van het opvissen van enkele initiatieven die geen middelen kregen in de recente subsidieronde voor kunstorganisaties. De namen van Jeugd en Muziek en de Vaartkapoen vallen hier.
Minister, kunt u ons een overzicht geven van het groeipad waarin u voorziet voor het Brusselfonds en de belangrijkste uitgaven hieraan gekoppeld voor de komende jaren?
Zult u via het Brusselfonds kunstorganisaties opvissen die buiten de recente subsidieronde vielen? Zo ja, over welk budget gaat het? Hoe verhoudt dit zich tot het voornemen om via het Brusselfonds een bijkomende inspanning te doen voor het welzijnsbeleid in Brussel? Blijft dit voornemen overeind? Moet er een nieuwe aanvraag worden ingediend en wordt hiervoor een reglementair kader uitgewerkt? Wat zullen de parameters hiervoor zijn? Zo niet, voorziet u voor deze organisaties in een andere oplossing?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Poschet, de vraag valt uiteen in twee grote onderdelen: de financiële situatie van het Vlaams Brusselfonds en zijn groeipad enerzijds en de geplande bestedingen, meer specifiek de plannen voor cultuur anderzijds.
Ik begin met de financiële situatie van het Vlaams Brusselfonds. Ik leid uit uw vraag af dat er mogelijks een misverstand is over het begrip volstorting van het Vlaams Brusselfonds. Aangezien ik geen valse verwachtingen wil scheppen, geef ik een korte algemene en historische toelichting bij de financiële situatie van het Vlaams Brusselfonds.
Vijftien jaar geleden werd ter compensatie van het aandeel van de Brusselse Vlamingen in het kijk- en luistergeld een bedrag van 10,213 miljoen euro bepaald voor projecten en investeringen voor Brusselse Vlamingen. Dit bedrag was 20 procent van het totale in Brussel geïnde kijk- en luistergeld. Het heeft zeven begrotingsjaren geduurd voor de Vlaamse Regering dit fonds volstort heeft. In de jaarverslagen van het Vlaams Brusselfonds staat elk jaar opnieuw een duidelijk overzicht van de projecten en investeringen die in de loop van de jaren met dit fonds mogelijk zijn gemaakt.
In de loop van de jaren is door beslissingen van vorige Vlaamse regeringen de 10 miljoen euro geslonken. Dit kwam zowel door recurrente besparingen als door transfers van het Brusselsfonds richting reguliere begroting Brusselse Aangelegenheden. Daarbij denk ik onder meer aan de nominatim subsidies voor FM Brussel en de vzw Kenniscentrum, die aanvankelijk een impulssubsidie waren in het kader van het subsidiekader ‘Projecten voor Brussel’. Voor alle duidelijkheid: dit zijn politieke keuzes geweest van de toenmalige Vlaamse regeringen.
Ook ik heb bij het begin van deze legislatuur bespaard op het Vlaams Brusselfonds. Het ging over een bedrag van 2 miljoen euro, maar die besparing was niet structureel en gold maar voor de eerste twee begrotingsjaren. Deze problematiek is meermaals aan bod gekomen in deze commissie bij het begin van deze legislatuur.
Voor de aankomende begrotingsopmaak heb ik dan ook opnieuw 2 miljoen euro ingeschreven in de begrotingsfiches. Ik zeg dit omdat het duidelijk moet zijn dat het niveau van de aanvankelijke 10 miljoen euro niet meer zal worden bereikt. Ik ben samen met de huidige Vlaamse Regering uiteraard politiek verantwoordelijk voor de 2 miljoen euro die de voorbije twee jaar tijdelijk uit het Vlaams Brusselfonds verdween, maar ik ben niet verantwoordelijk voor beslissingen van de vorige Vlaamse regeringen waardoor de machtiging niet meer de aanvankelijke 10 miljoen euro zal bedragen.
Wat betekent dit nu voor 2017 en volgende jaren van deze legislatuur? Als de Vlaamse Regering mijn voorstellen aanvaardt, is er een groeipad in vergelijking met de twee laatste jaar. Ik voorzie in een bedrag van 6.978.000 euro aan machtiging om initiatieven vast te leggen. Hiervan zijn 2.827.346 euro recurrente uitgaven voor de erfpacht van Muntpunt, onroerende voorheffing, onderhoudskosten, kleine herstellingen enzovoort.
Wanneer ik de recurrente uitgaven van de inkomsten aftrek, kom ik op een bedrag van ongeveer 4 miljoen euro voor nieuwe initiatieven. Zo kom ik op voor de ons resterende drie jaar van deze legislatuur op een totaal van 12 miljoen euro voor nieuwe initiatieven.
Daarbij is het mijn voornemen om 4,5 miljoen euro te investeren in het beleidsdomein Cultuur, 4,5 miljoen euro in het beleidsdomein Welzijn en Gezondheid en 3 miljoen euro in het Brussels deeltijds kunstonderwijs, dat behoort tot het beleidsdomein Onderwijs. Dit voornemen is voor mij vooralsnog richtinggevend, de concrete vastleggingen zullen ook afhangen van de dossiers. Het zijn wel de contouren waarbinnen we momenteel contacten leggen met de collega’s in de Vlaamse Regering, het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), potentiële initiatiefnemers enzovoort.
Het Vlaams Brusselfonds is technisch zowel inzetbaar voor werkingen als voor investeringen. In de concrete vastleggingen kunnen beide soorten dossiers gehonoreerd worden, al gaat mijn voorkeur dominant wel naar investeringen omdat op die manier de beschikbare ruimte voor de toekomst niet wordt uitgehold.
Het tweede deel van uw vraag gaat over de dossiers die in het Kunstendecreet de subsidielijn niet hebben gehaald en wat we daaraan kunnen doen.
Die discussie is vorige week uitvoerig gevoerd in de commissie Cultuur. Het ging daar onder meer over de adviezen van de beoordelingscommissies en de bijkomende middelen die wij via het Kunstendecreet hebben ingebracht. We hadden het ook over de versnippering van het landschap die we willen tegengaan en waarvoor bepaalde beslissingen zijn genomen.
Wat Brussel betreft, blijft de hoofdstad nog altijd de culturele aantrekkingspool in Vlaanderen met 28 procent van de gesubsidieerde organisaties. Enkel de provincie Antwerpen doet beter. In Brussel komt er trouwens 1 procent subsidie meer in vergelijking met de huidige beleidsperiode. Zoals in elke subsidieronde zijn er afvallers, dus ook in Brussel. In dat geval zien we dat de organisaties die dreigen te verdwijnen, zich richten tot andere bevoegde overheden. In Brussel betekent dit naast de VGC en het gewest ook mijn beleidsdomein Brusselse Aangelegenheden.
Ik plan hierover gesprekken met enkele organisaties. Mijn vertrekpunten zijn dan voornamelijk: het aanbod sociaal-artistiek dat toonaangevend is, dat uitgesproken Brussels is en dat een goede werking heeft met Brusselse organisaties, het aanbod in de Brusselse podiumkunsten en het aanbod in de Kanaalzone. Brusselse organisaties die iets kunnen betekenen voor de positieve uitstraling van de fel geplaagde Kanaalzone mogen niet verdwijnen. Ik wil hier mee naar oplossingen zoeken. Welke oplossingen uit de bus zullen komen, is nog te vroeg om nu te zeggen. Ik zal hierover ook contacten leggen met andere collega’s in andere besturen en regeringen.
Het is ook nog de vroeg om nu al te antwoorden op de vraag of ik hiervoor middelen uit het Vlaams Brusselfonds kan aanwenden, dan wel of ik andere pistes zal zoeken binnen mijn begroting. De beslissing over het Kunstendecreet is nog heel recent. Dus het is nog moeilijk om al heel concreet te antwoorden op uw vragen. Ik moet hierover nog overleg hebben met organisaties en collega-ministers.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is goed dat we een duidelijk zicht hebben op de middelen waarover het gaat, zodat we niet beginnen dromen van drie keer 10 miljoen euro en dat er dus nog 30 miljoen euro te besteden zou zijn in 2017, 2018 en 2019. Het is 12 miljoen euro. We zitten op dezelfde lijn als u zegt dat we de voorkeur moeten geven aan investeringen en niet aan recurrente uitgaven. Dat is wat de voorbije jaren is fout gelopen. Een aantal ministers hebben middelen van het Brusselfonds aangewend om hun andere bevoegdheden op een structurele manier te stutten. Daardoor laat je die pot leeglopen om doelgerichte investeringssubsidies te geven en gaten te dichten in het aanbod van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. Ik denk dat hier een consensus over bestaat. Dat geldt zeker ook voor het beleidsdomein Welzijn, uw collega Vandeurzen doet daar ook zijn best voor. Als daar nog een extra duwtje kan worden gegeven vanuit het Brusselfonds, kunnen we dat alleen maar toejuichen.
U zegt dat u zult kijken naar de sociaal-artistieke waarde en ook naar de locatie, bijvoorbeeld om projecten te ondersteunen in de Kanaalzone. We staan daarachter, voor zover we ook naar de kwaliteit blijven kijken. Ik denk dat we het erover eens zijn dat we geen projecten met een slechte evaluatie gaan subsidiëren, gewoon omdat ze in de Kanaalzone gelegen zijn. Ik doel hiermee niet op de Vaartkapoen, maar ik spreek in het algemeen. U zegt dat de beslissing over de vraag uit welke pot de middelen zouden komen nog niet genomen is. In het ideale geval komen ze uit de reguliere middelen of ergens anders vandaan en behouden we meer vrijheid voor het Brusselfonds.
Minister Gatz heeft het woord.
Wat het eerste deel van de vraag betreft, is het duidelijk dat met de bedragen die ik genoemd heb, we voor Cultuur in eerste instantie naar het project Kaaitheater zullen kijken. We zullen zien hoe de cijfers uit het onderzoek, dat we met hen aan het doen zijn, zich precies zullen aftekenen. Wat het aspect Welzijn en Volksgezondheid betreft, sta ik inderdaad open voor de vragen binnen de problematiek van de kinderopvang. Het zal er ook van afhangen of de dossier gereed zijn. Ik stel me zeer flexibel op voor de vragen van de collega’s van Welzijn, of ze nu van Brussel of van Vlaanderen zijn.
Het deeltijds kunstonderwijs lijkt me ook een goede piste omdat het op dit ogenblik fel bevraagd wordt. Het gaat vaak over plekken die al dan niet gekoppeld zijn aan gemeentelijke of stedelijke campussen die verdere, kleinschalige of middelgrote investeringen kunnen gebruiken. We komen daar zeker nog op terug, maar dit zijn de contouren wat betreft het mogelijk onderbrengen van verenigingen of organisaties die het binnen het Kunstendecreet niet gehaald hebben in het Vlaams Brusselfonds. Dit zal hoe dan ook beperkt zijn. Er is weliswaar een precedent uit de vorige legislatuur, waarbij aan een grotere culturele instelling, namelijk de KVS, nog een bijkomend budget werd gegeven. Dat waren, in vergelijking met de miljoenen die ik daarnet heb genoemd en die er gelukkig nog zijn of zullen zijn, bescheiden bedragen.
Het is zeker niet de bedoeling om de middelen van het Vlaams Brusselfonds zwaar te belasten met organisaties die het binnen het Kunstendecreet jammer genoeg niet gehaald hebben. We zullen daar vrij selectief in moeten zijn en kijken wat de andere mogelijkheden zijn en welke andere mogelijkheden er zijn met andere collega’s, in de wetenschap dat sommige dingen zeker nog kunnen worden gered en kunnen voortbestaan, maar dat dit voor andere dingen niet mogelijk zal zijn. Ik wind daar geen doekjes om, maar we zullen wel tot redelijke oplossingen kunnen komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.