Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het opvoeden van kinderen komt hier regelmatig ter sprake. We weten allemaal dat dat niet altijd gemakkelijk is en dat iedereen daarbij wel eens op vragen stuit, maar gelukkig ook vaak heel veel plezier beleeft aan de opvoeding van kinderen. De meeste ouders doen hun uiterste best om hun baby’s en peuters een goede en liefdevolle opvoeding te geven. 95 procent, vooral moeders zonder diploma secundair onderwijs, vindt het opvoeden van hun peuter gelukkig een verrijking. Negen op de tien ouders vindt dat ze daar goed in slagen en de opvoeding van hun kinderen goed aankunnen. Ouders spelen, praten en knuffelen met hun kinderen. Zelfstandigheid wordt aangemoedigd en op veiligheid wordt toegekeken. Dat blijkt uit een recente studie van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin naar de opvoedingsbeleving, draagkracht in de opvoeding, gezinsfunctioneren, emotionele problemen bij de ouder en meegemaakte gebeurtenissen op het moment dat het kind 2,5 jaar was, over opvoedingsbelasting en opvoedingsgedrag op de leeftijd van 2,5 en 3 jaar, en over gedrags- en emotionele problemen bij het kind op 3 jaar.
Desalniettemin gaat het opvoeden van peuters niet altijd van een leien dakje. 11 procent van de ouders uit de studie geeft dat toe. Ongeveer een derde van de respondenten geeft aan dat de opvoeding van hun kind veel van hun krachten vergt. 14 procent van de ouders vindt dat de opvoeding van zijn jonge kind hem emotioneel uitput, terwijl bijna een vierde de zorg voor zijn kind lichamelijk uitputtend vindt. De aandacht die kinderen vragen, de problemen die ze kunnen hebben met allerlei zaken zoals eten, de zindelijkheidstraining en de combinatie met het huishouden worden genoemd als de grootste uitdagingen, waar ouders best wel wat ondersteuning kunnen gebruiken, net zoals bij het sanctioneren en belonen. De draagkracht bij bepaalde opvoedingssituaties is echter hoger in de groepen met moeders met een diploma secundair en hoger onderwijs in vergelijking met moeders zonder diploma. Ongeveer twee derde, 65 procent, van de ouders vindt dat een kindje grote financiële inspanningen vraagt. Hoewel de meerderheid van de respondenten in de studie meent dat de sociale omgeving steun biedt bij de opvoeding, is een vijfde – vooral moeders zonder diploma secundair onderwijs en moeders die niet van België afkomstig zijn – het er niet mee eens dat vrienden en familie helpen bij de zorg voor hun kind. Ongeveer een derde laat weten minder tijd met de partner of met vrienden te kunnen doorbrengen. In iets minder dan een op de vijf gezinnen zorgt het opvoeden voor spanningen in de relatie tussen de ouders en net iets minder dan de helft geeft aan soms problemen te ervaren met steun en communicatie binnen het gezin. Een op de drie ouders geeft aan dat men het niet altijd eens is over hoe het kind opgevoed moet worden. Dat is toch wel een hoog cijfer.
Met het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning werden de Huizen van het Kind in het leven geroepen. Die brengen alle organisaties en initiatieven samen die gezinnen ondersteunen bij het opvoeden en zorgen voor hun kinderen. Mijn vragen gaan daar niet over, want de Huizen van het Kind kwamen nog zeer recent aan bod in deze commissie. Het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) beveelt in zijn rapport over de studie aan om binnen de preventieve gezinsondersteuning extra oog te hebben voor het corrigeren van gedrag bij het kind en toegeeflijk gedrag van ouders en mogelijk alternatieven daarvoor, omdat die gedragingen samenhangen met een meer negatieve opvoedingsbeleving, alsook met gerapporteerde problemen bij het kind en de ouder zelf. Binnen de preventieve gezinsondersteuning moet meer aandacht gaan naar de opvoedingsbeleving van ouders. Om de opvoedingsbeleving bovendien beter te begrijpen, zou meer zicht moeten worden verkregen op de dynamieken binnen het gezin.
Minister, welke conclusies trekt u uit het rapport JOnG! van het Steunpunt WVG? Welke maatregelen koppelt u daaraan? Welke maatregelen zult u nemen om tegemoet te komen aan de aanbevelingen uit het rapport?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De conclusies die we kunnen trekken na de lezing van het rapport zijn de volgende: eerst en vooral is het belangrijk dat er ‘gewoon’ over opvoeding gesproken wordt, dat het normaal is, dat jonge ouders het ‘sexy’ beginnen te vinden om met elkaar ervaringen uit te wisselen. Daarnaast is het belangrijk dat voor wie echt vragen heeft er goede en op maat uitgewerkte antwoorden te vinden zijn, geen standaardantwoorden. Daarbij is het belangrijk dat er laagdrempelige toegankelijke initiatieven zijn zoals de preventieve dienstverlening van Kind en Gezin, met zijn consultatiebureaus, maar zeker ook het lokale laagdrempelige aanbod zoals aangestuurd door de Huizen van het Kind. We onthouden zeker dat de meeste ouders ervaren dat het opvoeden van hun kinderen een zeer positieve en verrijkende ontwikkeling in hun leven is, maar dat er tegelijkertijd momenten zijn waar ouders stress, onzekerheden of vragen hebben bij hun eigen aanpak. Zeker op die momenten zoeken ouders plaatsen om ervaringen uit te wisselen of steun te krijgen bij hun opvoedingsvragen, omdat ouders die steun niet altijd vinden in hun eigen netwerk.
Het tweede deel van uw vraag zit inherent vervat in het antwoord op uw tweede vraag. Eerst en vooral willen we maximaal inzetten op het creëren van een collectieve gevoeligheid voor opvoedingskwesties, op het vanzelfsprekend maken van gesprekken over opvoeding en opvoedingsvragen. Daarnaast willen we de Huizen van het Kind verder uitbouwen en erop inzetten opdat dat plekken kunnen zijn waar ouders zich goed voelen en waar spreken over opvoeding vanzelfsprekend is. Ook wordt daar de expertise verzameld en gezamenlijk ingezet om ouders op maat antwoorden en houvast te geven. Speerpunten daarbij zijn zeker ervoor te zorgen dat elke ouder toegang heeft tot een Huis van het Kind. Daarom moeten ze voldoende aanwezig zijn, voldoende bekend zijn en moet het aanbod afgestemd zijn op de lokale behoeftes van de ouders.
We hebben een actieplan rond relatieondersteuning in de maak met verschillende partners, waarbij het Huis van het Kind een voortrekkersrol kan opnemen en waarbij we zeker ook willen inzetten op onlinehulpverlening. In het actieplan zullen acties zitten die zowel op preventie als hulpverlening betrekking hebben. In het najaar wordt een campagne opgestart. Dit jaar zullen we daarin vooral focussen op het thema ‘aandacht hebben voor je relatie’ met tips om in de drukte toch tijd te maken voor elkaar. De campagne richt zich op een doelpubliek met jonge kinderen. De bestaande dienstverlening van Kind en Gezin, waarbij sterk preventief wordt ingezet op de ondersteuning van elk kind in zijn gezin, met sterke aandacht voor opvoedingsondersteuning en het gezinsfunctioneren in ruime zin, blijft uiteraard een belangrijk deel uitmaken van het aanbod.
Ten slotte wil ik nog eens wijzen op de conferentie 'De toekomst is Jong' op 6 oktober 2016, waar ook werk gemaakt wordt van het creëren van collectieve aandacht en gevoeligheid voor opvoedingskwesties en ‘opvoedingsstruggle’. Deze conferentie zal ons aanbevelingen tot verdere ondersteuning opleveren.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Heel belangrijk in uw antwoord is dat u zegt dat we genoeg aandacht moeten vestigen op de collectieve gevoeligheid voor opvoedingskwesties, zodat mensen erover durven te praten, er vragen over durven te stellen, naar de opvoedingswinkels gaan, maar ook dat het gewoon een thema is binnen een gezin, een vriendenkring, een familie en dat het niet als een enorme drempel wordt gezien om te zeggen dat het opvoeden van kinderen kan wegen op een relatie, want er was toch aantal mensen dat antwoordde dat ze binnen een relatie spanning ondervinden met betrekking tot opvoedingsvragen. Dat lijkt me niet vreemd, want mensen hebben nu eenmaal niet altijd hetzelfde idee over hoe ze een bepaald probleem bij een kind moeten aanpakken.
U kondigt het actieplan relatieondersteuning aan. Het is daarbij evident dat niet alleen wordt gefocust op de relatie tussen partners zelf, maar ook op de relatie tot hun kinderen en eventueel op de problemen rond opvoedingsvragen van hun kinderen. Ik neem aan dat we na die conferentie en nadat het actieplan er is, daarover in de commissie verder kunnen debatteren.
De heer Bertels heeft het woord.
Niemand betwist het belang van het rapport en van de relatie ouder-kind. Ik heb een heel specifieke vraag in dit kader met betrekking tot het standpunt van de minister en de visie van de Vlaamse Regering. We kennen intussen allemaal de zeer goed werkende opvoedingsondersteuning met betrekking tot de peuterspeelpunten. Dat werkt heel goed. De peuterspeelpunten zijn opgericht door verschillende samenwerkingsverbanden. Iedereen is daar tevreden over: zowel de peuters, de ouders en de grootouders die mee kunnen komen in het kader van de opvoeding. Al die recent opgerichte initiatieven zitten ‘op een schuppesteel’ omdat de financiering vanuit de Vlaamse overheid sterk teruggeschroefd wordt – niet alleen vanuit Welzijn trouwens – waardoor de peuterspeelpunten niet meer leefbaar zijn. Dat staat haaks op de intentie en de doelstelling van de Vlaamse Regering met betrekking tot opvoedingsondersteuning. Men laat toe dat er iets opgebouwd wordt, en zodra het opgebouwd is, zegt men dat het weer moet worden afgebouwd.
Minister, hoe zult u die peuterspeelpunten verdedigen binnen de Vlaamse Regering?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik denk inderdaad dat de studie duidelijk stelt dat het opvoeden van een peuter verrijkend is. Ik merk dat dit vooral zo is voor moeders zonder diploma secundair onderwijs. Ik vraag mij af of er een studie is gedaan naar wat daarvan de reden zou kunnen zijn, want dat zou ik graag willen weten. Uit de studie blijkt ook dat een derde van de respondenten aangeeft dat het veel krachten vergt, dat veel mensen het emotioneel en lichamelijk uitputtend vinden. Ik denk dat dit zelfs een onderschatting zal zijn van de cijfers. We hebben het in de commissie al meermaals gehad over de Huizen van het Kind. Zoals ik al zei, moet de drempel zo laag mogelijk worden gehouden, de ouders moeten er voldoende bij betrokken worden. We moeten proberen te zorgen dat we de ouders zo weinig mogelijk afschrikken, we moeten voorkomen dat ze dit als een hogere drempel zouden ervaren en geen hulp meer durven te vragen.
Ik denk dat we na de conferentie het best de zaken verder bespreken in de commissie en dat we een uitgebreide toelichting zullen krijgen over de huidige werking van die Huizen van het Kind, wat ze effectief zullen aanbieden, wat ze kunnen en moeten aanbieden op het vlak van opvoedingsondersteuning, wie ze bereiken en wat de leemten zijn.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik neem aan dat de vraag van de heer Bertels gaat over de projecten preventieve gezinsondersteuning. We zullen de financiering daarvan voortzetten. Ik kan niet spreken in naam van mijn collega’s, maar ik heb toch begrepen …
Mag ik die conclusie daaruit trekken?
Ik weet niet of u die conclusie daaruit kunt trekken, eerlijk gezegd. Ik denk dat het ook projectmatige middelen waren. Het zou mij niet verwonderen dat er daarvoor een nieuwe oproep in de maak is. We zullen die middelen in ieder geval niet afbouwen, ik denk dat u eens moet horen bij de collega’s vooraleer u daaruit een conclusie trekt.
Ik wil het debat niet ten gronde voeren, maar in mijn eigen regio moeten we het afbouwen wegens het afbouwen van de financiering door Vlaanderen.
Zeker niet vanuit Welzijn. (Opmerkingen van Jan Bertels)
Het klaverblad is een beetje aan het verwelken.
Ik zal niet zeggen wat ik denk over de vorige legislatuur.
Ik wil nog even terugkomen op de vraag van mevrouw Saeys naar de redenen waarom moeders zonder diploma secundair onderwijs het opvoeden van peuters verrijkend vinden. Ik heb die studie hier niet bij de hand, maar misschien heeft het te maken met de sociaal-economische situatie van die gezinnen. We moeten echt eens uitvlooien of we daarvoor in die studie zelf een verklaring vinden. We zullen het u bezorgen, want ik kan er zo geen antwoord op geven.
Ik begrijp uit de samenvatting die Kind en Gezin gemaakt heeft dat de onderzoekers verwijzen naar een ander onderzoek dat een verband aantoont tussen financiële stress en de opvoeding.
Ik begrijp dat mevrouw Schryvers afziet van de slotrepliek, aangezien ze vertrokken is naar de commissie Financiën.
De vraag om uitleg is afgehandeld.