Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de selectieprocedure voor de invulling van het Belgische paviljoen op de Biënnale van Venetië 2017
Vraag om uitleg over de Biënnale van Venetië
Verslag
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, onlangs werd de shortlist van vijf kunstenaars bekendgemaakt die nog in de running zitten voor de Biënnale van Venetië in 2017. De selectie van de vijf kunstenaars werd redelijk positief ontvangen, maar we kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat het toch wel heel veel stof heeft doen opwaaien. “Belangenvermenging”, “promopraat van Disney”: dat zijn de verwijten die uw kabinet naar het hoofd geslingerd kreeg. “De minister voert een beleid waarin weinig respect wordt getoond voor expertise en deskundigheid.” Sommigen spreken zelfs van een “totale blamage”. Dat zijn niet mijn woorden. Dat is wat we hebben kunnen sprokkelen in de media, en dat niet op één plaats. Het is vrij algemeen verspreid.
Dat heeft vooral te maken met de keuze van de juryleden en de gehanteerde procedure. De selectieprocedure van de kunstenaars wordt “amateuristisch en ontransparant” genoemd. Werden de deelnemende kunstenaars vroeger geselecteerd op basis van voorstellen van de Commissie voor Beeldende Kunst en museumdirecteurs, vandaag schrijven ze zich in een competitie in, en worden beoordeeld door een jury. Er rijzen ook vragen bij de selectie van een aantal van de juryleden. Je kunt je de vraag stellen of er geen belangenvermenging is en of de markt niet primeert. Zo zetelen kunsthandelaar Axel Vervoordt en Marianne Hoet van het veilinghuis Christie’s in de jury.
De sector staat argwanend tegenover deze juryleden die uit de markt komen: “Het is niet te verantwoorden dat zo veel mensen met commerciële belangen zulke beslissingen nemen.”
Ook de beslissing om voormalig secretaris-generaal van het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, Christine Claus, in de jury te zetten, doet wenkbrauwen fronsen. Het verwijt van belangenvermenging is niet van de lucht. Men vreest de indruk te wekken commerciële belangen voor te laten gaan op artistieke.
De laatste en grootste kritiek behelst de als populistisch en neerbuigend betitelde verwachtingen van de kunstenaars die zouden meedingen in de competitie. Zo wordt er bijna betuttelend een eenvoudig en sterk verhaal verwacht, een mooie en positieve boodschap, als tegengewicht voor politiek geladen en choquerende kunst met een negatieve boodschap, die op de Biënnale alomtegenwoordig is. Je kunt je afvragen of je kunstenaars in een catalogus kunt stoppen en on demand kunt vragen kunst te produceren, en of daar de jury niet serieus haar boekje te buiten gaat. Velen uit de sector beschouwen dit als een betuttelende en gevaarlijk commerciële benadering van de kunstenaars en de Biënnale.
Minister, wat vindt u van deze commentaren en opmerkingen die u figuurlijk en bijna letterlijk naar uw hoofd en dat van uw kabinet geslingerd krijgt? Wat gaat u hiermee doen? Waarom is er besloten dit jaar met een jury te werken? Hoe hebt u de selectie van de juryleden gemaakt? Door wie zijn de selectiecriteria vastgelegd? Hebt u zich hiervoor geïnspireerd op een voorbeeld uit het buitenland? Waar haalt u dat nieuwe concept vandaan? Hoe gaat u ervoor zorgen dat het artistieke primeert en het commerciële niet de overhand neemt?
De heer Caron heeft het woord.
Ik zal de feitelijke gegevens die mevrouw Idrissi te berde bracht, niet herhalen, maar wel enkele elementen met een knipoog en wat ironie aanhalen.
In de krant viel over de keuze en de aanpak te lezen dat landen ook liever atleten afvaardigen naar de Olympische Spelen die daadwerkelijk medaillekansen hebben. Ik trek de lijn door naar de keuze die we om de twee jaar moeten maken over wie we naar het Eurovisiesongfestival sturen. Een fris, jong meisje dat een poppy deuntje zingt, maakt meer kans het daar goed te doen dan bijvoorbeeld een hermetisch undergroundgezelschap.
Anderzijds zou datzelfde fris, jong meisje geen hoge toppen scheren in de Koningin Elisabethwedstrijd voor zang. En misschien leunt de Biënnale van Venetië toch wel dichter aan bij die laatste dan bij Eurosong, al weet ik dat niet zeker. Dat wordt trouwens ook weerspiegeld in de shortlist die werd vrijgegeven. Het niveau van de vijf geselecteerden en hun curatoren staat buiten kijf en het moge duidelijk zijn dat het heus niet enkel en alleen vanwege de toegankelijkheid van hun werk is dat ze op de shortlist raakten.
Wat me echter wel verbaasde en verontrustte, was de motivering van de jury. Collega Idrissi heeft de motivering over de positieve boodschap en de choquerende kunst die op de Biënnale alomtegenwoordig is, helemaal voorgelezen. Dit overstijgt het criterium van toegankelijkheid en neigt naar – sorry voor mijn termen – pampering en verkleutering van kunst.
Als ik de lijn met Eurosong mag doortrekken, dan moeten we vaststellen dat er niets mis was met het onschuldige, hapklare What’s the Pressure van Laura Tesoro, maar moeten we ook vaststellen dat ze werd verslagen door een nummer over de deportatie van Krim-Tataren door Stalin in 1944: een inhoud die allesbehalve mooi en positief is, maar net wel politiek geladen en op zijn minst controversieel. Deze passage is het onderwerp van mijn vragen. Met de andere aspecten heb ik minder moeite.
Minister, was het de keuze van de juryleden zelf om positieve boodschappen hoger te waarderen dan politiek geladen, choquerende of negatieve boodschappen? Zo ja, valt het bepalen van een dergelijk bijkomend selectiecriterium binnen de bevoegdheid van de jury? Was er hierover voorafgaandelijk overleg met u? Of stuurde u er zelf ook op aan? Zo niet, hoe staat u ertegenover? Vindt u dit soort politieke statements aanvaardbaar voor een jury?
De heer Meremans heeft het woord.
Mijnheer Caron, u hebt het over Eurosong en een jong, fris meisje dat poppy deuntjes zingt. Lordi uit Finland in 2006 waren nu eenmaal geen jonge, frisse meisjes. De Olsen Brothers met Fly on the Wings of Love waren twee oude rockers. En Conchita Wurst, daar ben ik niet volledig uit tot welke categorie die dame behoort. We hebben ooit nog eens Sergio gestuurd, en dat kan tellen als jong, fris meisje. Doch dit geheel terzijde.
De Biënnale van Venetië is toch een belangrijk evenement, zeker voor onze Vlaamse kunst en de promotie daarvan. Afwisselend mogen de Vlaamse en de Waalse regeringen het paviljoen in Venetië invullen. In het verleden werd de kandidaat steeds geselecteerd aan de hand van voorstellen die de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst, in samenspraak met een aantal vooraanstaande museumdirecteurs, deed. Die procedure werd dit jaar gewijzigd en er werd geopteerd voor een open call.
Eind april 2016 was er een oproep om visuele concepten in te dienen voor de inkleding van het paviljoen op de Biënnale van 2017. 35 kandidaturen en uiteindelijk 5 voorstellen hebben het gehaald na beoordeling door een jury. Ze werden geselecteerd om een uitgewerkt voorstel in te dienen en begin juli hun voorstel te presenteren.
De jury hanteert als principe een sterk en eenvoudig idee als basis voor de invulling van het landenpaviljoen omdat de aandachtsspanne tijdens de Biënnale kort is. De voorkeur van de jury gaat uit naar een duidelijk beeld, dat de toeschouwer meteen in de beleving doet stappen, emotioneel raakt en met zich mee naar huis wil nemen, zo luidt het. Bijkomend is de jury ook voorstander van ‘een voorstel met een positieve en mooie boodschap voorop, als tegengewicht voor politiek geladen of choquerende kunst met een negatieve boodschap, die op de Biënnale alomtegenwoordig is’.
In de pers wordt melding gemaakt van kritische stemmen. Volgens een anoniem commissielid zou de procedure uitblinken in amateurisme. Ook zouden verschillende kenners de term ‘belangenvermenging’ in de mond nemen. Er wordt ook een gebrek aan transparantie aangekaart.
Ik wil u daarover enkele vragen voorleggen. Kunt u toelichten waarom er in tegenstelling tot de procedure die bij voorgaande edities gebruikt werd, dit jaar werd gekozen voor een open call waarbij ingediende projecten worden beoordeeld door een jury? Op welke manier hebt u bij de samenstelling van de jury rekening gehouden met het aantrekken van mensen met verschillende profielen? Hebt u voorafgaand aan uw beslissing om te opteren voor een open call overlegd met de sector? Zo ja, was u op de hoogte van de bekommernissen van de sector? Wat is uw reactie op de kritische geluiden die in de media weerklinken?
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, waarom wordt er voor een andere procedure gekozen dan deze die bij voorgaande edities werd gebruikt? Met de open call wil ik de procedure toegankelijker en transparanter maken. Gezien ons kwalitatief hoogstaand beeldend kunstenveld verwachtte ik dat een open oproep voldoende kwaliteit kon opleveren. En dat blijkt ook uit de ingediende voorstellen. Het principe van de open oproep is overigens ook gebruikelijk in een aantal andere landen, zoals Nederland, Groot-Brittannië, Ierland en Finland, en ook in de Franse Gemeenschap. Een jury die een kunstenaar selecteert zonder dat er een voorstel voorligt, geeft carte blanche aan die kunstenaar. Omdat Vlaanderen slechts om de vier jaar in het paviljoen is vertegenwoordigd, is de neiging dan groot om een topkunstenaar met een groot en zichtbaar palmares te selecteren. Er is minder ruimte voor een minder evidente en verrassende aanpak. Met een open oproep krijgen meerdere kunstenaars de kans om een voorstel in te dienen en krijgt de jury ook een zicht op concrete voorstellen. Op die manier kunnen ook minder evidente keuzes worden gemaakt. Ook kan zo een kunstenaar worden geselecteerd met een minder zichtbaar palmares.
De voorwaarde is wel dat de kunstenaar reeds een internationaal traject heeft doorlopen dat dankzij de deelname aan de Biënnale nog meer kan vooruitgaan. Een open oproep verhoogt ook de betrokkenheid van de sector en het publiek. Dat is dus ook gebleken, want anders zouden we dit debat de voorbije weken en ook vandaag niet kunnen voeren. Ik heb er geen probleem mee dat er kritiek is op het feit dat we voor een open call hebben geopteerd. Ik zal ook het selectieproces zeker evalueren. We moeten echter wel opletten dat we niet het proces van de transparantie aan het maken zijn. Voorheen kenden we alleen een gesloten selectie en moesten we afwachten wie de kandidaat is, zonder tussentijdse communicatie.
Heb ik voorafgaand aan de beslissing met de sector overlegd? Mijn administratie is op basis van verschillende stemmen uit de sector die pleitten voor een open oproep, met een voorstel gekomen om de selectie voor de Biënnale te herzien. Omwille van de transparante procedure en om meer kunstenaars de kans te geven om in aanmerking te komen, heb ik gekozen voor een open oproep.
Op welke manier is de jury samengesteld? Bij de samenstelling van de jury, die ik net na de eerste selectieronde heb bekendgemaakt, werd gekozen voor experten met een brede kijk op en ruime internationale expertise inzake het beeldende kunstenveld. Ik koos niet voor een commissie van museumdirecteurs of voor de beoordelingscommissie van het Kunstendecreet omdat die te veel verbonden zijn met de bestaande structuren. De beeldendekunstensector bestaat uit een heel breed spectrum, en is sterk afgestemd op de private kunstmarkt – bijvoorbeeld via verzamelaars en galeriehouders. Naast de gesubsidieerde sector bestaat er een belangrijke commerciële poot. In de beeldende kunsten vloeien beide in elkaar over. Internationaal is dit des te meer het geval, zoals de Biënnale ook illustreert. Verbindingen maken met de commerciële actoren en de daar aanwezige expertise vanwege de gesubsidieerde sector is dan ook essentieel.
Het is dan ook vanuit die insteek dat ik met de jury een connectie maak met het internationale, commerciële segment. Naast het volgens sommigen te commercieel profiel van bepaalde juryleden was er ook kritiek op de aanwezigheid van een jurylid met een verleden bij het departement. Aan de voormalige secretaris-generaal heb ik als jurylid iemand gevraagd die dankzij haar vorige functie uitstekend weet wat een deelname aan de Biënnale inhoudt, maar ook een groot kenner is van de hedendaagse kunsten. Ik ga dan ook helemaal niet akkoord met de kritiek dat experten ‘het beter kunnen’; dat de juryleden ‘verlichte amateurs’ zijn en ‘dat ik weinig respect toon voor expertise en deskundigheid’. Dit doet afbreuk aan de jarenlange opgebouwde expertise en deskundigheid van de juryleden. Professionals uit de zogenaamde commerciële sector kunnen zeker een goede blik op kunst hebben en zijn zeker geen amateurs. Deze kritieken lijken ook te insinueren dat er alleen maar expertise aanwezig is in de door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde organisaties. Die is daar zeker aanwezig, maar niet alleen daar. Ik ben het met die insinuatie dus niet eens.
Wie heeft de selectiecriteria vastgelegd? Zijn er voorbeelden uit het buitenland? In de open oproep zijn een aantal eerder formele criteria opgenomen waaraan de voorstellen getoetst werden, namelijk: artistieke kwaliteit en/of originaliteit dankzij nieuw en actueel werk; de relevantie in het hedendaagse kunstendiscours; de relevantie als nationale inzending; het internationaal groeipotentieel van de curator en de kunstenaar of kunstenaars; het realiteitsgehalte van het voorstel en het potentieel om bijkomende middelen te verwerven. Naast deze algemene, formele criteria, heb ik geen richtlijnen aan de jury meegegeven.
De formele selectiecriteria zijn criteria die in de eerste plaats een inschatting van de kwaliteit en de haalbaarheid van een voorstel mogelijk moeten maken. Ze worden in mindere of meerdere mate ook gebruikt in de andere landen waar met een open oproep wordt gewerkt. Voor onze open oproep heeft de administratie zeker gekeken naar hoe andere landen dit aanpakken. De bijkomende, meer inhoudelijke criteria zijn volgens mij een basis om, naast de formele criteria, een selectie mogelijk te maken.
Als ik de shortlist zie, dan denk ik ook niet dat de term ‘mooi’ zo letterlijk moet worden genomen. Voor mij kan mooie kunst ook ongrijpbaar, emotioneel, ontroerend of ruw zijn. U mag er een ander adjectief aan toevoegen. Misschien moet er minder op de omschrijving worden afgegaan en meer worden gekeken naar de shortlist, die geenszins Disney-allures heeft voor mij.
Wat is mijn reactie op de kritische geluiden? Primeert het artistieke wel degelijk op het commerciële?
Ik betreur dat het persbericht zoveel commotie veroorzaakt en ben het met een aantal commentaren in de pers helemaal niet eens, zoals ik eerder ook al aangaf.
Ik vind de open oproep een transparante procedure, waarvan de voorwaarden en het verloop duidelijk zijn, dit in tegenstelling tot vroeger, toen er geen enkele reglementering was. Ik beweer hiermee niet dat dit geen goede procedure was, maar het was wel minder open en transparant dan vandaag.
Ik erken dat de timing voor het indienen van de voorstellen vrij kort was. In deze eerste fase werden een beknopte inhoudelijke conceptnota en een praktische conceptnota met eerste ideeën over de realisatie, planning en begroting gevraagd. Verder werd ook een beknopt cv van de curator en kunstenaar gevraagd. Dat weerhield er de kandidaat-kunstenaars en -curatoren echter niet van om meer dan dertig valabele voorstellen in te dienen binnen de geplande timing. De vijf voorstellen die werden geselecteerd, getuigen van een hoge kwaliteit. Zij hebben nu ongeveer een maand om hun voorstellen meer in detail uit te werken en te presenteren aan de jury.
Ook de bewering van belangenvermenging vind ik op weinig gebaseerd. Ik zie dit, in tegenstellingen tot sommigen, ook niet als een commerciële jury, maar als een professionele en autonome jury met een hoge mate van expertise. Ik ben ervan overtuigd dat de juryleden heel goed het belang van een deelname aan de Biënnale kunnen inschatten en ook duidelijk weten wat hun rol in de procedure is. Bij voorgaande selecties is het meermaals gebeurd dat een kunstenaar geselecteerd werd die nadien een lid van de jury als curator vraagt. Ergens is dit niet onlogisch in een gesloten sector in een kleine regio, maar ik denk dat een beetje verruiming en een blik die iets meer op afstand staat, ook moet kunnen. Zo’n jury is bovendien een van de weinige kansen waarop er input van buiten de gesubsidieerde sector kan komen.
Ik ben ervan overtuigd dat er geen eigen belangen of verborgen agenda van de juryleden meespelen bij de beoordeling en dat de keuze werd gemaakt op basis van artistieke argumenten. Ik vertrouw op een integere houding van de juryleden en heb op dit moment ook geen enkele reden om hieraan te twijfelen. De sterke shortlist, die tot op heden ook niet in vraag is gesteld – door niemand –, bevestigt dat ook.
Ik heb momenteel nog geen verslag van de beraadslaging. Dit moet eerst nog worden goedgekeurd door de juryleden. Maar als er na een eerste selectie verschillende voorstellen overblijven die hoog scoren op de formele criteria, lijkt het me logisch dat er een debat ontstaat waarbij nieuwe argumenten worden aangehaald om een verdere selectie mogelijk te maken. De eigenheid van de jury speelt hierbij ongetwijfeld een rol, maar dat kan van elke jury worden gezegd.
Ik ben ervan overtuigd dat er veel sterke voorstellen werden ingediend. Dat betekent echter niet dat al die voorstellen in de context van de Biënnale even goed kunnen werken. Bovendien is een zuiver mathematische afweging op artistieke gronden van zeer verschillende concepten ook niet mogelijk. De jury heeft dan ook terecht gekozen voor voorstellen die, volgens haar, in de context van de Biënnale het beste kunnen werken.
De tekst waarop het persbericht is gebaseerd en waarrond de commotie is ontstaan, is onmiddellijk na de beraadslaging van de jury opgemaakt en verspreid. We wilden de geselecteerde duo’s snel op de hoogte brengen van hun selectie zodat ze voldoende tijd hebben voor de uitwerking van hun dossier. Bovendien wilden we zo transparant mogelijk zijn over het selectieproces. Misschien waren we hier te snel en te kort door de bocht. Ik erken dan ook dat we uit die situatie lessen kunnen trekken op het vlak van communicatie. De gekozen criteria zijn valabel, maar vragen in een communicatie enige toelichting en nuances in de formulering.
Was er overleg tussen mij en de jury? Ik heb me, behalve over de keuze voor een open oproep en de samenstelling van de jury, niet gemengd in de procedure en ben dat ook niet van plan. Ik ben wel van mening dat een volkomen steriele jury, die enkel rekening houdt met de criteria en geen verdere inschatting maakt van de context waarin ze moet beoordelen, niet mogelijk is en ook niet gewenst. Een jury met visie en kennis van zaken heeft steeds een eigen gezicht. Dat is net de meerwaarde van een autonome, deskundige jury.
Wat met politieke statements voor een jury? Naar mijn mening is een duidelijk statement geen politiek statement an sich. Naar mijn mening heeft de jury een logica ontwikkeld om het sterkste Biënnale-dossier te onderscheiden.
Wordt wellicht vervolgd.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, u spreekt zichzelf tegen. In een en hetzelfde antwoord zegt u dat u blij bent dat er een debat is, omdat dat betrokkenheid creëert bij het publiek en in de samenleving. U zegt blij te zijn met het debat dat er daarrond ontstaat. Langs de andere kant zegt u te betreuren dat het persbericht zoveel commotie veroorzaakt. In een en hetzelfde antwoord zegt u dus tegengestelde dingen.
U zegt dat u hebt betracht om transparantie te krijgen, terwijl u daar niet in bent geslaagd. Verschillende mensen vinden de procedure eerder niet transparant. Als transparantie een van uw doelstellingen is, denk ik dat u daar niet in bent geslaagd.
U zegt dat je discussie kunt voeren over wat het begrip mooie kunst nu precies is en dat elkeen daarin zijn gading kan vinden. Tja, maar dan kun je beter niets zeggen. Het is zo breed en ruim dat je daarmee alle richtingen uit kunt. Ik vind het echt chic van u dat u stelt dat we misschien te snel en te kort door de bocht hebben gecommuniceerd. U zegt dat dat anders had gekund. Dat siert u.
Ik wil graag eindigen met een quote die voor mij de essentie van het probleem weergeeft.
“De roep om een positieve boodschap produceert alleen maar meer cynisme. Hij verdiept de kloof tussen datgene waar het in de kunst om te doen is en de manier waarop kunst zich presenteert en verkoopt. Tussen mensen die echt bij kunst betrokken zijn en de cultuurmanagers en politici die bekommerd zijn om de culturele uitstraling of positieve beeldvorming. In elk geval getuigen de beoordelingscriteria van de jury voor de Biënnale van Venetië van een totaal gebrek aan reflectie en een ideologische verbinding. Die jury diskwalificeert hiermee bij voorbaat zichzelf.”
Het is bijzonder jammer om dat te moeten lezen; dan kan en mag niet de bedoeling zijn van een deelname aan de Biënnale van Venetië.
Minister, ik ben het met u eens dat de selectieprocedure transparanter is. Ik ben het ook eens met uw open oproep en met de criteria die u meegegeven hebt aan de jury voor die selectie. Ik zou zeggen: prima, niets aan de hand.
Minister, ik heb begrepen dat het bewuste citaat dat in alle drie onze vragen staat, uit het juryrapport komt en niet meegegeven was door u. Anders moet u mij zo meteen tegenspreken. Het is dus een eigen initiatief van de jury. Ik wil die zin toch nog eens herlezen. U doet goed uw best om de jury – ik begrijp dat – te verdedigen, dat is uw plicht en u doet dat. Als we de zin lezen, dan is het toch wel iets anders dan de interpretatie van het woordje ‘mooi’ in relatie tot kunst. Dat staat hier niet, hier staat “een mooie boodschap”. Niet kunst, maar boodschap. Dat is niet eens partijpolitiek, dat is maatschappelijk; een boodschap heeft iets te maken met de samenleving. Het is een tegengewicht voor politiek geladen kunst met een negatieve boodschap. Sorry hoor, maar dat gaat niet over kunst, dat is een ideologische uitspraak van de jury.
De jury is daar vrij in, en mag die uitspraak doen. Maar ik mag en kan daar veel moeite mee hebben. Wij politici hebben geleerd dat we met onze tong en onze handen van de inhoud van de kunst moeten blijven. We scheppen randvoorwaarden waarin kunstenaars en kunstenaarsorganisaties zich kunnen ontwikkelen. Ik verwacht niets minder van een jury! Een jury kan daar allemaal moeite mee hebben, maar het is net die autonome kritische functie van de kunst om tegen wat dan ook, tegen uw of mijn ideologie, te reageren. Die vrijheid hebben wij allang aan kunstenaars toebedeeld en die respecteren wij. Een jury die daar limieten opzet, gaat zwaar uit de bocht. Daardoor is de grote hoeveelheid kritiek verklaarbaar, net omdat die jury een politiek en inhoudelijk statement maakt over de aard en het wezen van de kunst van vandaag.
Er zitten dan nog eens toevallig twee mensen in met banden met de commerciële kanten van de kunstenwereld, daar heb ik op zich niets tegen. U hebt gelijk: de beeldendekunstwereld is een gemengde wereld van experten, curatoren, museumconservatoren, galeristen en verzamelaars, en dat moet allemaal reflecteren in een jury, daar heb ik niets tegen. Als zo’n zin in zo’n rapport staat, komt de indruk boven dat de toegankelijkheid en verkoopbaarheid belangrijker zijn. Misschien bedoelen ze dat helemaal niet, maar het zou best kunnen, en die indruk ontstaat. Dat is kwalijk. Het gaat om het woorden ‘boodschap’, ‘mooi’, ‘politiek geladen’ en ‘negatief’. Die maken dat dit soort document niet oké is, onaanvaardbaar is. Het spijt me zeer.
Om het even welke theater- of danscommissie die zoiets durft te schrijven, wordt ontslagen. Het siert u dat u dat verdedigt, maar dit is onaanvaardbaar.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. U hebt een aantal zaken verduidelijkt en u hebt een aantal zaken gezegd waar ik achter sta. Ook andere landen hanteren die methode, dan lijkt me dat ergens logisch. We moeten niet flauw gaan doen. Zo’n Biënnale heeft uiteraard een raaklijn met het commerciële, dat is nogal logisch. De tijd dat een kunstenaar leefde met zijn halve fles wijn en zijn beschimmeld stuk brood onder de brug van de Seine, is allang voorbij. Het zijn nu bedrijven, mensen die vooruit willen, het zijn zelfs ondernemers. Dat is logisch. We moeten daar niet flauw over doen.
U wilt mogelijkheid bieden aan minder bekende namen, u wilt minder bekende kunstenaars een kans geven. We kunnen daarachter staan. Ook die open oproep en uw uitleg over de samenstelling van de jury kan ik volgen. Natuurlijk zal iedereen zich nu pinnen op die uitspraak. Goed, laat ons zeggen dat die uitspraak misschien wat ongelukkig is.
Ik kan u wel ergens volgen, mijnheer Caron, dat een jury zich daar niet mee mag inlaten. Misschien was het niet zo bedoeld, misschien wou de jury iemand die eruit sprong, een soort ander, natuurlijk, de kunstenaar is vrij. We gaan dat in elk geval evalueren. Geregeld komen inzake cultuur citaten in de pers terecht die nogal conflicterend zijn. Dat hoort erbij.
Minister, als dat leeft binnen de sector, dan is het ook onze taak om u daarover de vraag te stellen, waarop u dan verduidelijking kunt geven. We hebben ook begrepen dat er een evaluatie komt. Dat lijkt me ook logisch. We zullen dat alles rustig bekijken. Met wat geluk zullen we het zelf de visu kunnen constateren. Dan kunnen we ons daar allemaal een heel goed beeld over vormen, nietwaar, mijnheer Caron?
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, iedereen heeft zo zijn definitie van wat kunst is. De redenering dat iemand die in een commerciële sfeer met kunst bezig is, sowieso een verkeerde visie op kunst zou hebben of daar belangen uit zou halen, is achterhaald. (Opmerkingen van Bart Caron)
Mijnheer Caron, ik heb ook niet gezegd dat u dat hebt gezegd. Ik zou niet durven.
Bovendien wil ik erop wijzen dat, als we in Vlaanderen op een goede manier willen omgaan met de toekomst van onze musea, het noodzakelijk zal zijn om die collectioneurs en die mensen die commercieel met kunst bezig zijn, veel meer te betrekken bij het geheel. Zij hebben immers eigenlijk de sleutel in handen tot de wereldtop qua kunst. Dat zal niet noodzakelijk enkel met privégeld worden bereikt. Ik vind dus dat we op dat vlak de handen in elkaar moeten slaan. Daarnaast wil ik erop wijzen dat een van die personen die in die jury zit en door sommigen wordt verguisd, al jaren op de Biënnale tentoonstellingen samenstelt die in vakliteratuur over de hele wereld worden geroemd en waar Belgische kunst op een heel goede manier naar voren wordt gebracht. Wie zijn wij dan om dat naast ons neer te leggen en te zeggen dat enkel iemand die van overheidsgeld leeft een goede keuze zou maken over de manier waarop ons land wordt vertegenwoordigd in het buitenland?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil nog enkele afsluitende beschouwingen geven. Ik zie dat ook in de commissie de meningen over de transparantie van de procedure verdeeld zijn. Ik ben wel degelijk van oordeel dat de procedure transparant is, in elk geval transparanter dan de vorige procedures. Ik herhaal het nog eens: men is het proces van de transparantie aan het maken, waarvan akte. Maar goed, dat is een element van het debat.
Ik vind het trouwens goed dat er een debat komt. Ik denk alleen dat we niet ver komen met een debat gebaseerd op anonieme citaten. Ik kan begrijpen waarom sommige mensen anoniem kritiek willen leveren. Dat is volstrekt hun recht. Laat echter duidelijk zijn dat ik géén respect heb voor anonieme kritiek. Laat dat duidelijk deel uitmaken van het debat. Als het debat daarover openlijk kan gebeuren, des te beter. Waarom niet?
Het zou trouwens niet de eerste keer zijn dat er een debat is over de manier waarop een kunstenaar wordt gekozen om ‘ons’ te vertegenwoordigen in Venetië. Welke procedure er ook wordt gekozen, daaraan ontkomen we blijkbaar niet. Los van het debat is de commotie inderdaad ontstaan over één zin, de vermaledijde zin, waarvan de formulering wellicht beter had gekund en waarvan we ons ook kunnen afvragen wat de relatie is met de selectie an sich.
Op die selectie heeft immers niemand een woord van kritiek gegeven. Ik ken de vijf projecten zelfs niet, ik ken alleen de vijf namen van diegenen die nu verder hun project aan het uitwerken zijn, maar nu we dan toch die procedure hebben gevolgd, stemmen die vijf ons niet ontevreden. Er ontstaat eigenlijk een soort consensus dat dat allemaal mensen zijn die dat eigenlijk wel goed zouden kunnen doen voor ‘ons’. Ik heb het dan zelfs niet over ons land, of onze deelstaat, of onze overheid, of onze kunst: ik gebruik het nog onbestemdere ‘ons’. In die zin vind ik het ook een beetje spijtig dat de kritiek van sommigen op de jury, die keihard is, op die manier ook op die kunstenaars terechtkomt. Ik weet dat dat niet de bedoeling is, maar dat is wel een gevolg daarvan. Ik zou dus toch een en ander willen loskoppelen. Ik ben ervan overtuigd dat ‘wij’, met wat nu voorligt en met de goede zorgen die de jury verder zal hanteren om een beslissing in eer en geweten te nemen tussen vijf wellicht zeer goede projecten, over een jaar wel een goede beurt zullen maken in Venetië, wat dat dan ook moge betekenen.
Immers, en sommigen onder u zijn daar al geweest, daar is zoveel te zien, op zoveel verschillende manieren gepresenteerd, dat je er niet meteen een lijn in kunt trekken als het gaat over de vraag hoe men dat nu het best doet. Ik ben er echter van overtuigd dat dit een manier is om de brede kwaliteit van ons kunstenveld een bredere mogelijkheid te geven om mee te doen, om eens in Venetië te geraken, terwijl dat vroeger allemaal veeleer in de coulissen gebeurde en daar toen op zich ook geen kritiek op was. Er zijn zoveel kwaliteitsvolle kunstenaars in Vlaanderen dat er alvast één goed project uit zal komen voor Venetië. Ik wik mijn woorden: het gaat er dan niet om dat men in Venetië schittert, of daar een goede beurt maakt, of mooi is of behaagt of choqueert. Dat is me op zich eigenlijk om het even. Als we op dat ogenblik een kunstenaar zullen hebben, en die zullen we hebben, die enigszins kan weergeven hoe hier, in dit streepje aan de Noordzee aan beeldende kunst wordt gedaan, dan ben ik al heel tevreden. Dat zal ook zo zijn. Daar heb ik geen enkele twijfel over.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Het is goed dat we dit debat hier hebben in de commissie Cultuur. Dat lijkt me ook de rol van een parlement. De kritiek komt niet van één bron en is keihard: men heeft echt geen blad voor de mond genomen. Dan denk ik dat er wel iets aan de hand is.
Dat is een conclusie die geheel voor uw rekening is.
Dat zijn mijn woorden. Ik leid dat af uit alle diverse getuigenissen die ik heb kunnen lezen. Ze waren niet allemaal anoniem.
De meerderheid was anoniem.
Sommigen zijn bij naam genoemd.
Het is toch godgeklaagd: al is het maar één zinnetje, het is één zinnetje dat er niet had mogen staan en dat eigenlijk fundamenteel verkeerd is. Dat heeft als een rode lap op een stier gewerkt. Die kritiek is dan ook wel terecht. Ik wil daarmee geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de vijf kunstenaars die zijn gekozen. Daarover ben ik het zelfs met u eens. Als die kritiek zo ongezouten is, dan denk ik dat we daar wel rekening mee moeten houden en dat we er ook lessen uit moeten trekken.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik voel me overigens niet aangesproken door wat u zei over anonieme kritiek of anonieme bronnen. Ik heb geen anonieme bronnen: niets in de handen, niets in de zakken. Wat ik zeg, is voor mijn rekening. Ik neem de verantwoordelijkheid op mij daarvoor.
Ik herhaal dat ik geen probleem heb met de transparantie, met de procedure en met de criteria. Ik had alleen inderdaad moeite met die zin in het juryverslag, omdat die haaks staat op het wezen van de kunstontwikkeling, vreemd genoeg. We hebben een mooie preselectie van topartiesten. Dat is fantastisch gedaan, met topcuratoren erbij. Ik heb echter natuurlijk geen inzicht in de inhoudelijke keuzes die achter die selectie zitten. Dat die kunstenaars op basis van een ander werk top zijn, dat weten we. Dat respecteer ik ook. Ik hoop dat dit niet afstraalt op de persoon van de kunstenaars en de curatoren zelf. Ik hoop echter dat bij de definitieve keuze en de motivatie ervan dit citaat niet als criterium naar voren wordt geschoven en doorslaggevend zal zijn. Dat zou ik een brug te ver vinden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.