Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Van Eyken heeft het woord.
Het protocol nr.12 bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden werd op 4 november 2000 ondertekend door België, en werd van kracht na de tiende ratificatie op 1 april 2005, maar is tot op heden nog niet geratificeerd door België. Aangezien het gaat om een gemengd verdrag, dienen alle parlementaire assemblees van het land daarmee in te stemmen. Alle assemblees hebben intussen met het protocol nr. 12 ingestemd, behalve het Vlaams Parlement. Op 6 oktober 2008 diende de toenmalige Vlaamse Regering al een ontwerp van instemmingsdecreet in, dat onder meer ook door de huidige minister-president mee was ondertekend. Wellicht werd daar in het vooruitzicht van de daaropvolgende Vlaamse verkiezingen geen gevolg meer aan gegeven.
Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap had al ingestemd op 18 februari 2002, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op 5 december 2002, de Franse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op 15 mei 2003, het parlement van het Waalse Gewest op 18 november 2003 en het parlement van de Franse Gemeenschap op 21 april 2004. Het federale parlement nam op 12 januari 2012 een instemmingswet aan. Het is pas na instemming door Vlaanderen dat België kan overgaan tot ratificatie.
In het protocol nr. 12 krijgt het bestaande artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens een algemene draagwijdte. Voortaan zal elke discriminatie door gelijk welke openbare overheid voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg gebracht worden. Tot nu toe kon dat enkel voor discriminaties in verband met rechten die in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens gewaarborgd zijn. Het houdt dus een grote vooruitgang in inzake het algemeen verbod op discriminatie.
Ons land heeft tal van internationale verdragen goedgekeurd op het gebied van de rechten van de mens. Het zou dan ook aangewezen zijn dat het Vlaams Parlement voor het einde van deze legislatuur zou instemmen met dit protocol. Dit vergt niet veel voorbereidend werk, het ontwerp van instemmingsdecreet bestaat immers al en kan opnieuw worden ingediend.
In het kader van het tweede Universeel Periodiek Onderzoek tijdens de VN- Mensenrechtenraad in Genève op 20 januari 2016 heeft zowel de Liga voor Mensenrechten als Amnesty International erop aangedrongen dat het protocol nr. 12 zou worden geratificeerd.
Om welke reden wordt de instemming met dit protocol door de Vlaamse Regering geblokkeerd? Binnen welke termijn wordt er gepland om over te gaan tot de instemming met dit protocol opdat België dit instrument zou kunnen ratificeren?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Bestrijding van discriminatie is een prioriteit voor de Vlaamse overheid. Er zijn al internationale verdragen die het verbod op discriminatie inhouden die ook hier verankerd zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO) van de Verenigde Naties. Dat verdrag is geratificeerd en het verbod op discriminatie staat gebeiteld in onze Grondwet.
Als we terughoudend zijn met betrekking tot het protocol nr.12, heeft dat niets te maken met terughoudendheid ten aanzien van antidiscriminatiebepalingen, maar wel met de mogelijke gevolgen op de institutionele verhoudingen in dit land en de bezorgdheid dat een eventuele ratificatie van dat Protocol bestaande evenwichten zou kunnen schaden.
Dat protocol is tot nu toe trouwens nog maar door een minderheid van leden van de Raad van Europa geratificeerd, namelijk door 19 van de 47 lidstaten. Zoals u terecht zegt, bevat het een zeer algemeen geformuleerde antidiscriminatiebepaling. Wat wij met de Vlaamse Regering absoluut niet willen, is dat er opnieuw onrust zou ontstaan in de Vlaamse Rand en dat de broze evenwichten die er zijn, onderuit zouden worden gehaald, en dat de taalwetgeving en het territorialiteitsbeginsel onderuit zouden worden gehaald. De fundamenten van de staatsinrichting hier zijn daarvoor te belangrijk.
Elke keer dat u storm hebt gelopen tegen de taalwetgeving, hebt u verloren. U hebt bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat ook in dezen bevoegd zal zijn, rechtspraak gekregen in 1968 en in 1978, waarin gezegd wordt dat de Belgische taalwetgeving gebaseerd is op een objectief criterium van algemeen belang, zodat een verschillende behandeling op grond daarvan niet beschouwd kan worden als een ongeoorloofde discriminatie.
In verband met het territorialiteitsbeginsel, dat heel het principe van deze staatsstructuur omvat, heeft het hof geoordeeld dat het kiesstelsel, dat voor de taalminderheden de noodzaak meebrengt hun stemmen toe te kennen aan personen die bekwaam en bereid zijn om de taal van hun gebied te gebruiken, een van de zaken waar u zich vaak over uitlaat, geen noodzakelijke bedreiging is voor de belangen van die minderheden, vooral niet wanneer de politieke en juridische ordening allerlei waarborgen biedt, wat in dezen natuurlijk het geval is: burgemeesters die niet benoemd worden, kunnen naar de Raad van State gaan, kunnen daar gelijk of ongelijk krijgen en dergelijke meer. U weet dat ook het Arbitragehof en het Grondwettelijk Hof hetzelfde territorialiteitsbeginsel toepassen.
Aan Vlaamse kant zijn alle Vlaamse partijen – op de uwe na, maar uw partij is geen Vlaamse – van mening dat men in de Vlaamse Rand niets moet veranderen en dat die taalwetgeving overeind moet blijven. Zolang wij niet de rechtspraak kennen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens met betrekking tot de implicatie van dat protocol nr. 12, gaan wij niet over tot ratificatie, en niet omdat wij tegen antidiscriminatiebepalingen zijn. Wij hebben die trouwens en wij respecteren die. Er is de Belgische Grondwet, er is het BUPO, dat interne rechtswerking heeft. Het gaat erom dat dit voor u een manier is om te proberen de taalwetgeving onderuit te halen, en het Europees Hof voor te houden dat Franstaligen die weigeren zich aan te passen in de Rand of in de rest van Vlaanderen, gediscrimineerd zouden worden, terwijl het Europees Hof in het verleden in zijn wijsheid gezegd heeft dat het territorialiteitsbeginsel een essentieel element van de staatsstructuur in België is en dat er dus geen sprake is van discriminatie, zeker niet omdat individuele mensen met individuele klachten zich kunnen richten tot administratieve en andere rechtbanken.
Hier is nog geen rechtspraak over bekend, en dus is het een toepassing van een zeer wijs voorzichtigheidsprincipe om niet tot ratificatie over te gaan. Dat doet niets af aan rechten van mensen die zich op eender welke grond in dit land gediscrimineerd achten.
De heer Van Eyken heeft het woord.
Minister-president, ik ben een beetje verbaasd over uw terughoudendheid ten opzichte van het protocol nr. 12. (Opmerkingen)
U kunt daarmee lachen, collega’s, maar het is de minister-president die in 2008 ondertekenaar was van een ontwerp van decreet dat het parlement niet heeft gehaald omdat we aan de vooravond van verkiezingen stonden.
Minister-president, waarom hebt u in 2008 die vijftig à zestig pagina’s geschreven en zegt u nu dat u het niet meer gaat doen? Wat is er veranderd tussen 6 oktober 2008 en vandaag, 21 juni 2016? Ik ben een beetje verwonderd dat u daar nu wat achterdochtig tegenover bent, terwijl alles klaarlag in dit parlement.
U zei ook dat nog niet veel landen het geratificeerd hebben. We zeggen hier altijd dat we een voortrekkersrol proberen te spelen in Europa. We zijn altijd fier om te zeggen dat België een van de grondleggers van de EU is. Dan moet je toch niet de laatste leerling van de klas zijn om dit te ratificeren? Dan moet je niet wachten tot de anderen het gedaan hebben vooraleer je het zelf doet.
Het is geen kwestie van Franstaligen tegen Nederlandstaligen, want ook de Federale Regering heeft in 2012 al haar instemming gegeven aan dat protocol nummer 12. En de Federale Regering was niet uitsluitend door Franstaligen bemand. Er waren dus ook Vlamingen die hun instemming hebben gegeven aan die wet.
U verwijst naar 1968, minister-president. In 1968 is er onder andere rechtspraak geweest over de discriminatie in de zes randgemeenten, met name over het inschrijvingsrecht van de kinderen in het Franstalige onderwijs.
Als ik me niet vergis, heeft de Europese rechtbank toen gevraagd wanneer België zich in orde ging stellen. Men heeft daarmee gewacht, maar intussen is er niets gebeurd. Vandaag blijft de situatie bestaan dat in het Franstalig lager onderwijs alleen kinderen van een faciliteitengemeente mogen worden ingeschreven. Op dat gebied is er dus geen achteruitgang of vooruitgang geweest. Het was meer een vraag naar de Belgische wetgeving, die tot nog toe niet in orde is gemaakt.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Collega Van Eyken, u bent uw vraag begonnen met het citaat: “Het is een vraag die al langer bestaat.” U kent het antwoord van Vlaanderen echter ook al heel lang, al even lang als de vraag volgens u bestaat. Ik ga niet alles herhalen wat de minister-president in zijn omstandig antwoord heeft gezegd, maar het heeft onder meer te maken met de gevoeligheden van de taalwetgeving, namelijk het territorialiteitsbeginsel, dat de Franstaligen maar niet willen aanvaarden. U blijft maar op dezelfde nagel kloppen. U blijft in het buitenland verkondigen dat we een onverdraagzaam Vlaanderen zijn, terwijl lang niet alleen Vlaanderen het protocol niet heeft geratificeerd. U kunt uw eventuele discriminatie trouwens ook aan andere verdragen, andere grondwettelijke beginselen ophangen, maar steeds opnieuw blijft u datzelfde beeld ophangen. Dat getuigt echt van slechte wil. Het heeft uiteraard te maken met de hele opbouw van ons bestel, waarvan u dan wel de lusten wil, maar niet de zogenaamde lasten, die er volgens mij trouwens niet zijn. Ik ben tevreden dat de minister-president nogmaals heeft herhaald wat in ons regeerakkoord staat. Misschien kunt u er volgend jaar of over twee jaar nog eens een vraag over stellen, maar het antwoord zal altijd opnieuw net hetzelfde zijn en blijven.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega Van Eyken, uw voorgewende verrassing verrast mij natuurlijk. U weet heel goed waarover het gaat en u weet dat het niet klopt. Door de ontbinding van het parlement werd met het decreet niet voortgewerkt. U weet ook dat in het voorontwerp van decreet, dat ik inderdaad mee had ondertekend, een groot voorbehoud werd gemaakt, namelijk dat het protocol niet mag raken aan de regelgeving over het gebruik van de talen overeenkomstig artikel 129 van de Grondwet. In het definitieve ontwerp, toen ik geen minister meer was, werd dat punt eruit gehaald omdat de Raad van State zei dat het voorbehoud te ver ging en we dat niet zo konden formuleren. Op dat moment had de Vlaamse Regering dus alle reden om achterdochtig te zijn. Op het moment dat we het voorbehoud formuleerden dat het protocol de taalwetgeving niet onderuit mocht halen, zei de Raad van State dat we zover niet konden gaan. Dus heeft de regering, waar ik toen geen deel meer van uitmaakte, geen verder werk meer gemaakt van dat ontwerp van decreet.
Ook in de vorige periode is mijn voorganger, minister-president Peeters, hierover ondervraagd. Op 7 februari 2012 heeft hij uitdrukkelijk gezegd: “We wensen de grootste zorgvuldigheid aan de dag te leggen. De problematiek van het protocol nummer 12 moet worden bekeken in het licht van de vraag of de bestaande Belgische taalwetgeving die op het territorialiteitsbeginsel is gestoeld, niet in conflict met de bepalingen in het protocol nummer 12 kan komen. Deze vraag is belangrijk, omdat een mogelijk conflict meteen ook de fundamenten van ons staatsbestel zou aantasten.” Even daarvoor had hij al gezegd: “Op internationaal vlak maakt het protocol het immers mogelijk dat na uitputting van alle interne rechtsmiddelen zaken voorgelegd kunnen worden aan het Europees Hof, ook zonder dat er een link is met een ander recht uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.” Dus een algemeen discriminatieverbod. In de voorbije periodes is dus altijd dezelfde lijn aangehouden als vandaag. Als we niet overtuigd zijn door de rechtspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens dat protocol nummer 12 geen aanslag kan betekenen op het territorialiteitsbeginsel, gaan we niet tot ratificatie over.
Ik zie dat er sinds de allereerste discussie daarover amper één lidstaat meer het protocol heeft ondertekend. Als u de schijn wilt wekken, mijnheer Van Eyken, dat er iets schort aan onze interne rechtsorde, dan bent u verkeerd. Onze interne rechtsorde voorziet in alle mogelijke rechtsmiddelen om tegen discriminatie op te treden. Lees het standpunt van alle Vlaamse partijen er maar op na. Ze willen niet laten raken aan het territorialiteitsbeginsel of de taalwetgeving. Dat is ook de houding van mijn regering en die zal, helaas voor u, niet veranderen.
De heer Van Eyken heeft het woord.
Minister-president, u hebt de vraag gesteld of protocol nr. 12 niet in tegenspraak is met ons taalstelsel en het evenwicht dat in België federaal is gevonden. U hebt daarop geen antwoord gekregen. Hebt u het antwoord gekregen dat dat protocol effectief het territorialiteitsbeginsel op de helling zal zetten en alles in het honderd zal laten lopen?
De Raad van State heeft die bewuste opmerking gemaakt, maar u hebt wel een ontwerp van decreet ingediend waarin dat niet meer opgenomen was. Mijn vraag blijft – en ik zal er vandaag geen antwoord op krijgen – waarom u dat ontwerp dan op 2 oktober 2008 hebt ingediend.
De vraag om uitleg is afgehandeld.