Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Mijn vraag betreft de gehele wereld en het internationaal rechtssysteem. Ze sluit misschien wel aan bij de eminente spreker die we net in de Koepelzaal ontvangen hebben.
Ik verwijs naar het Verdrag van Den Haag voor de bescherming van Cultureel Erfgoed in conflictsituaties van 1954 dat wij in 1960 hebben geratificeerd. Het verdrag en zijn protocollen beschermen cultuurgoederen bij gewapend conflict, het biedt bescherming tegen beschadiging, plundering en wederrechtelijke inbeslagname van cultuurgoederen die een prominente plaats innemen in het cultureel erfgoed van een volk. Het gaat daarbij zowel om roerend als onroerend erfgoed. Ook locaties die het collectieve geheugen en bewustzijn van de cultuur proberen te bevorderen of te behouden, vallen onder dit verdrag.
Het verdrag en het eerste protocol voorzien in de opstelling van nationale registers van beschermd erfgoed in tijden van oorlog, wat in België op dit moment nog niet bestaat als ik goed ingelicht ben. Dit wordt met een blauw-wit schildje aangeduid. Strijdende partijen moeten dit erfgoed ontzien, dat is tenminste wat in de wet staat. Het tweede protocol van 1999 werd door België in 2010 geratificeerd. Het verstrakt de definiëring van een aantal begrippen en breidt de actieradius van het verdrag uit naar interne conflicten. Een bijkomende vernieuwing in dit tweede protocol is de invoering van het register van cultuurgoederen met een versterkte bescherming in tijden van gewapend conflict, waarop drie erfgoedsites staan.
Het verdrag stoelt op drie pijlers die cultureel erfgoed internationaalrechtelijk moeten beschermen, met als eerste poot de fysieke bescherming en de preventieve maatregelen, en als tweede poot de strafrechtelijke maatregelen en criminele verantwoordelijkheid. Maar bij gebrek aan de derde poot, een manier om de bestaande regelgeving af te dwingen, door bijvoorbeeld een internationaal tribunaal, is ook de tweede poot een lege doos.
Voor België wordt de toepassing en uitvoering van het Verdrag van Den Haag en zijn protocollen gecoördineerd door de Werkgroep Cultuurgoederen, die onder auspiciën van het Belgisch Interministeriële Comité voor het Humanitair Recht valt, waarin ook de gemeenschappen en gewesten vertegenwoordigd worden. Minister, dat is misschien een bevoegdheid die de minister-president waarneemt: kunt u ons uitleggen wie daarvoor instaat?
We hebben gezien in het conflict in Syrië dat naast een vreselijke menselijke prijs ook culturele goederen en erfgoed worden geraakt. Kunnen we daar met een wettekst een dam tegen bouwen? Het kan wel de internationaalrechtelijke verantwoordelijkheid stellen. Het is aan de rechtbank om de verantwoordelijkheid te bepalen. Achteraf is een en ander mogelijk. Er is een internationale beweging om een stevige rechtsbasis te geven aan de bescherming van cultuurgoederen.
We achten ons gelukkig dat we – mede dankzij de Europese eenmaking en grotere welvaart in onze contreien – ontsnappen aan dat soort conflicten. Dat geldt gelukkig voor onze generatie. Niemand kan in de toekomst kijken. Hoe sluiten wij aan bij het internationaal beleid ter zake?
Minister, hoe kunnen we bijdragen aan het afdwingbaar maken van dit verdrag? Wat is het officiële standpunt van Vlaanderen? Is er een standpunt van de Vlaamse Regering of van de minister van Cultuur? Ziet u heil in de uitbreiding van de bevoegdheden van een bestaand internationaal arbitragehof of gerechtelijke instantie, dan wel in een nieuw te creëren orgaan? Hoe verhouden wij ons ten opzichte van andere landen inzake de bescherming van erfgoed in oorlogssituaties of in een postconflictsituatie?
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw de Bethune, in antwoord op uw eerste vraag kan ik u meedelen dat door de wet van 8 augustus 2003 betreffende ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht in het Wetboek van Strafrecht de nodige strafbaarheidsstellingen en straffen werden ingevoerd, in uitvoering van de bepalingen van de conventie van Den Haag en haar beide protocollen. Deze wet voegde een artikel 136quater toe aan het Wetboek van Strafrecht. Artikel 136quater voert als oorlogsmisdaden volgende handelingen in het Belgische Wetboek van Strafrecht in.
Ten eerste, paragraaf 1, 13°, vernieling en de toe-eigening van goederen, niet gerechtvaardigd door militaire noodzaak zoals aanvaard in het volkenrecht en uitgevoerd op grote schaal en op onrechtmatige en moedwillige wijze.
Ten tweede, paragraaf 1, 34°, aanvallen van duidelijk als zodanig herkenbare historische monumenten, kunstwerken of plaatsen van eredienst die het culturele of geestelijke erfdeel van de volkeren vormen en waaraan bijzondere bescherming is verleend door een speciale regeling wanneer er geen bewijs bestaat van schending door de tegenpartij van het verbod die goederen te gebruiken om het militaire optreden te ondersteunen, en wanneer die goederen niet in de onmiddellijke nabijheid van militaire doelen zijn gelegen.
Deze oorlogsmisdaden worden bestraft met een gevangenisstraf van 15 tot 20 jaar.
Paragraaf 3 van artikel 136quater voert de nodige strafbaarheidsstellingen in tot uitvoering van artikel 15 van het Tweede Protocol en maakt van volgende handelingen internationaalrechtelijke misdaden, strafbaar met een gevangenisstraf van 10 tot 15 jaar: een cultureel goed onder versterkte bescherming of de onmiddellijke nabijheid ervan aanwenden ter ondersteuning van een militaire actie.
Dezelfde paragraaf maakt van volgende handelingen internationaalrechtelijke misdaden, strafbaar met een gevangenisstraf van 10 tot 15 jaar: een aanval richten op een cultureel goed onder versterkte bescherming; de door het Verdrag en het Tweede Protocol beschermde culturele goederen op grote schaal vernietigen of zich toe-eigenen.
Op uw tweede vraag kan ik het volgende antwoorden. België werd op 28 juni 2000 partij bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafgerechtshof. Dit Statuut maakt het Strafgerechtshof ook bevoegd voor oorlogsmisdaden met betrekking tot cultuurgoederen. Dat impliceert dat de door u gesignaleerde nood tot uitbreiding reeds kort na de inwerkingtreding van het Tweede Protocol door de internationale gemeenschap werd onderkend en opgevangen en dat er op dat vlak dus geen probleem meer is.
Tot zover mijn antwoord op uw niet zo eenvoudige, technische, maar in de praktijk wel belangrijke vragen.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Ik dank de minister hartelijk voor zijn antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.