Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat dreigende uithuiszettingen een belangrijk probleem vormen dat de nodige beleidsmatige aandacht verdient. We kennen de cijfers van de uithuiszettingen en de opgestarte procedures op de private huurmarkt. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 12 januari 2016 blijkt echter dat we niet weten wat de cijfers zijn wanneer het gaat over de sociale huurmarkt. En dan heb ik het over de cijfers van de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s). Noch het aantal effectieve uithuiszettingen noch het aantal vorderingen tot uithuiszetting moet blijkbaar worden gerapporteerd. De reden daarvoor is dat uithuiszettingen behoren tot de autonomie van de SHM’s zelf. In het kaderbesluit Sociale Huur is geen procedure tot uithuiszetting vastgelegd, ook dat behoort tot de autonomie van de verhuurder.
We weten dat uithuiszettingen leiden tot menselijke drama’s, zeker wanneer daar kinderen bij betrokken zijn. Uithuiszettingen hebben echter ook een grote maatschappelijke kost. Ook in het licht van de preventie van dak- en thuisloosheid is het belangrijk om het aantal uithuiszettingen of het aantal vorderingen tot uithuiszetting goed te monitoren.
Ook in het advies van de Woonraad dat recent is verschenen wordt verwezen naar het feit dat we eigenlijk niet beschikken over accurate cijfers. Het lijkt me opportuun om die cijfers te hebben. Ook tijdens de vorige legislatuur hebben we al geopperd om werk te maken van de opvraging van cijfers bij de SHM’s. De laatste cijfers waarover we beschikken, zijn cijfers van de periode 2005-2010 omdat de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) in 2011 een bevraging heeft gedaan. Die cijfers zijn echter niet accuraat omdat ze niet volledig zijn en ze zijn intussen ook al vijf jaar oud.
Minister, bent u van plan om werk te maken van een monitoring van het aantal uithuiszettingen en het aantal opgestarte vorderingen tot uithuiszettingen bij SHM’s? Zo ja, op basis van welke gegevens zal de monitoring gebeuren en wat is de timing?
Wat zijn de mogelijke obstakels bij enerzijds de SHM’s en anderzijds de VMSW om een rapportering op regelmatige basis te kunnen doen?
Minister Hostekint heeft het woord.
Mevrouw Hostekint, ik ben het met u eens dat we ook wat de sociale huisvestingsmarkt betreft die cijfers zouden moeten hebben. Momenteel wordt de tweede visitatieronde voorbereid in de werkgroepen. In die werkgroepen zitten ook de SHM’s. Binnen die werkgroepen is afgesproken dat de SHM’s gegevens zullen bijhouden over de vorderingen tot uithuiszetting en over de eventuele uithuiszettingen.
Wij hebben een sjabloon ontwikkeld, en dat was nodig omdat verschillende SHM’s gegevens bijhielden, maar niet op een uniforme wijze. Het was eigenlijk appelen met peren vergelijken.
De eerste aanzet voor dat sjabloon is ons gegeven door de visitatieraad, vervolgens heeft ook de sector een inbreng gehad en is het sjabloon nog verder verfijnd.
De SHM’s zullen deze gegevens bijhouden. Dat maakt deel uit van het gewijzigde draaiboek prestatiebeoordeling dat afdwingbaar wordt vanaf 1 januari 2017. Met andere woorden, vanaf 1 januari 2017 zullen alle SHM’s deze cijfers moeten bijhouden op basis van het door ons ontwikkelde en ter beschikking gestelde sjabloon.
Ik denk dat het niet goed zou zijn om een centrale rapportering te doen omdat het geen zin heeft een jaar van cijfers te hebben. Wanneer we echter de nood voelen om die cijfers op te vragen, dan kunnen we dat nog altijd doen bij de SHM’s. Een centrale bevraging komt er dus niet tenzij blijkt dat bepaalde maatschappijen de cijfers niet bijhouden. Ik heb echter vertrouwen in de SHM’s dat zij hun verplichting vanaf 1 januari 2017 zullen nakomen.
Op dit ogenblik is niet duidelijk of de SHM’s die gegevens überhaupt bijhouden. Bij de SHM’s die ze bijhouden, bestaat de kans dat ze niet helemaal dezelfde gegevens hebben. Dat bedoelde ik ook daarnet toen ik zei dat we geen peren met appelen kunnen vergelijken. Er is een groot palet aan mogelijke acties. Zo zijn er de effectieve uithuiszetting, de vordering tot uithuiszetting en het vrijwillig vertrek na een aangetekend schrijven. Het is heel belangrijk om al die informatie te stroomlijnen zodat we weten waarover we spreken. Het is niet omdat er een vordering tot uithuiszetting is dat het tot een effectieve uithuiszetting komt. Het stroomlijnen van die informatie is mogelijk op basis van het sjabloon dat we ter beschikking zullen stellen.
Mevrouw Hostekint, ik deel uw bezorgdheid dat ook een monitoring moet gebeuren bij de SHM’s. Ik heb net uitgelegd wat we daarvoor hebben ontwikkeld, ik hoop dan ook dat u tevreden bent met mijn acties.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, ik ben minstens tevreden met het feit dat u zegt dat het noodzakelijk is dat de SHM’s die cijfers bijhouden en dat dit op een uniforme manier moet gebeuren. Het is belangrijk dat we allemaal op dezelfde manier over die cijfers spreken. Ik denk dat vandaag de meeste SHM’s die gegevens wel bijhouden. Uit de bevraging bleek dat er van slechts 17 SHM’s geen gegevens waren ontvangen.
Wat me wat bevreemdt – maar misschien heb ik u verkeerd begrepen – is dat u zegt dat daar geen centrale rapportering aan gekoppeld wordt. Bedoelt u dat u niet aan de SHM’s zult vragen om die cijfers ook mee te delen maar enkel om ze bij te houden? Het lijkt me goed dat ze daarover rapporteren zodat u die cijfers ook kent. Ik denk dan aan de preventie van dakloosheid en thuisloosheid. Het is belangrijk dat het beleid weet waar de problemen zich voordoen en hoe groot die problemen zijn.
Ik ben het eens dat dit op een uniforme manier moeten gebeuren, maar daarnaast moeten we de SHM’s aanzetten tot rapportage zodat ook u die cijfers kent.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Ik steun deze vraag naar meer cijfers over de uithuiszettingen. In het boek Woonnood in Vlaanderen zijn er cijfers opgenomen uit 2010. Die cijfers tonen aan dat 1539 procedures tot uithuiszetting zijn opgestart, waarvan een derde, 463, effectief heeft plaatsgevonden. Cijfers hebben en publiceren is belangrijk zodat iedereen goed beseft welke drama’s daar soms mee gepaard gaan. Minister, het aantal uithuiszettingen moet dalen, het gaat altijd over menselijke drama’s. Zijn er al bijkomende maatregelen genomen om uithuiszettingen te voorkomen? Is daarover al overleg gepleegd met de SHM’s?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Hostekint, we gaan niet voor een jaarlijkse centrale rapportering maar ik heb niet uitgesloten dat het wel mogelijk is over een langere periode.
Waarom niet elk jaar? Dat is omdat de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen zelf er ons attent op heeft gemaakt dat de sociale huisvestingsmaatschappijen hebben gesmeekt om niet ook hierover elk jaar te moeten rapporteren aan de VMSW of een andere instelling, omdat ze nu al elk jaar heel veel informatie moeten doorgeven. Dat sluit niet uit dat we vanuit Vlaanderen, als we daar zin in hebben, bij bepaalde sociale huisvestingsmaatschappijen die het misschien niet zo accuraat opvolgen, de gegevens kunnen opvragen.
We moeten dit wel een kans geven, we moeten vertrouwen hebben in de sociale huisvestingsmaatschappijen. Vanaf 1 januari 2017 moeten we nagaan of ze het effectief doen. Als we merken dat ze hun verantwoordelijkheid niet opnemen, kunnen we nadenken over een jaarlijkse centrale bevraging, maar ik wil ze eerst de kans geven om te bewijzen dat ze dit ook zelf belangrijk vinden.
Sommige sociale huisvestingsmaatschappijen houden dat inderdaad bij, maar het zijn geen uniforme gegevens. Dat is het grote probleem. Het sjabloon kan hier heel wat oplossen.
Mevrouw Coppé, u had een vraag over dak- en thuisloosheid. Eigenlijk is dat een bevoegdheid van minister Vandeurzen waar we vanuit Wonen aan deelnemen. Er is een platform opgericht onder leiding van minister Vandeurzen. Er zal ook een actieplan uit voortvloeien. De meeste zaken zijn gelinkt aan de bevoegdheid Welzijn – ook onder minister Vandeurzen –, maar vanuit Wonen kunnen we heel veel belangrijke insteken geven, bijvoorbeeld met het Huurgarantiefonds of het verhogen van het contingent dat we buiten stelsel kunnen verhuren in het kader van het bestrijden van dak- en thuisloosheid waarvoor het kaderbesluit Sociale Huur al is aangepast.
Zo zijn er nog wel maatregelen, zoals de tijdelijke contracten in de sociale huisvesting, die men kan beschouwen als een van de maatregelen om dak- en thuisloosheid tegen te gaan. Op die manier breng je de sociale woningen bij de mensen die er het meeste nood aan hebben. We zitten mee in het platform dat het kabinet-Vandeurzen leidt, en daaruit zal een actieplan vloeien.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Het is geen kwestie van vertrouwen in de sociale huisvestingsmaatschappijen. Ik heb daar ook vertrouwen in. Het is wel belangrijk, als we een coherent beleid willen voeren ter preventie van uithuiszettingen en dak- en thuisloosheid, dat we cijfers hebben. Meten is weten. Als we de omvang van het probleem niet kennen, is het heel moeilijk om er een coherent beleid op uit te tekenen.
Grote delen van dak- en thuisloosheid zitten inderdaad bij minister Vandeurzen, maar de Vlaamse Woonraad pleit net voor meer woongerichte pistes. Minister, als sociale huisvestingsmaatschappijen worden verplicht om die cijfers bij te houden, kan het toch niet zo’n grote moeite zijn om te rapporteren. Voor u en voor ons als beleidsmakers is het belangrijk om die cijfers te kennen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.