Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Vraag om uitleg over overheidsinvesteringen
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) heeft anderhalve maand geleden een inschatting gemaakt van wat de overheidsinvesteringen zijn voor België, in vergelijking met de rest van Europa. We bungelen daar achteraan. De enige medezondaar is Duitsland, dat het zelfs nog slechter doet dan wij, ook al doet Duitsland het op economisch vlak wel een stuk beter dan wij. Het IMF maakt de bedenking dat we vooral investeren in algemene publieke diensten en te weinig in duurzame projecten.
Ik leg daar het verslag van de Nationale Bank naast, dat meldt dat in 2015 volgens hen de publieke investeringen fors gestegen zijn. Het zou daarbij, wat Vlaanderen betreft, in essentie over de scholenbouw gaan. Lokaal is het met opbouw van overschotten, federaal is er een achteruitgang. Bijkomend investeren is ook gelieerd aan de stand van de rente en het wegwerken van het tekort, maar mijn vraag is toch hoe het met Vlaanderen zit. Hoeveel procent van de Vlaamse overheidsuitgaven gaan naar investeringen? En hoe moeten we het hele verhaal van al dan niet ESR-neutraal daarin situeren? Investeringen die vroeger buiten de begroting waren, zijn die opgenomen in die internationale vergelijkingen? Zo niet, zijn er in de feiten heel wat investeringen gebeurd in het verleden, maar kwamen die in de cijfers niet tot uiting en komen die er nu plots wel in? Worden de ESR-neutrale investeringen meegeteld in die vergelijkingen, ja of neen?
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, collega’s, overheidsinvesteringen zijn belangrijk voor onze economie. Dat is een open deur intrappen, en nagenoeg iedereen is het daarmee eens. Niettemin, zo tonen de cijfers aan, volgen de daden niet altijd de perceptie die men probeert te creëren en worden overheidsinvesteringen wel eens vergeten in nachtelijke conclaven. Het IMF-rapport dat midden maart verscheen, onderstreept nog eens het tekort aan overheidsinvesteringen in België en zijn deelstaten.
Specifiek merkt het IMF op dat er een gebrek aan investeringen is in de spoor- en wegeninfrastructuur en dat de kwaliteit daar gedaald is, en dat verkeersopstoppingen een ernstig probleem zijn. Ook de energiemarkt en het ontbreken van een duidelijke visie inzake hernieuwbare energie werden door het IMF gehekeld. Aan die problemen of uitdagingen tegemoetkomen zou volgens het IMF dan ook substantieel bijdragen aan de economische groei in de komende jaren, terwijl het ook de weerbaarheid van onze regio bij nieuwe schokken in de wereldeconomie zou verbeteren. Dat is eerder al een aantal keren verkondigd.
Minister, in dezen was het ook interessant om te weten hoe ver het staat met uw voorstel om een nieuwe methodologie te ontwikkelen om de overheidsinvesteringen in Vlaanderen te monitoren. Dat brengt mij bij mijn vragen, naar aanleiding van aankondigingen die u bij vorige begrotingsdiscussies gedaan hebt. Staat uw methodologie voor de berekening van de overheidsinvesteringen al op punt? Kunnen we ons bij de nakende discussie over de begrotingscontrole verwachten aan geactualiseerde cijfers betreffende de Vlaamse overheidsinvesteringen? Zullen die ook ingepast zijn in een meerjarenperspectief, dat zowel voor- als achteruit blikt? Kunt u bij die meetmethode voor overheidsinvesteringen een onderscheid maken op basis van de investeringen in mobiliteit, openbaar vervoer en energie, de drie sectoren die het IMF als prioriteit naar voren geschoven heeft, in het kader van economische groei bevorderende investeringen, naast andere investeringen die onzes inziens nodig zijn inzake Welzijn, waar we ook nog wel eens op terugkomen?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Wat het aandeel van de Vlaamse overheidsinvesteringen betreft, is 2014 het meest recente jaar waarvoor we over officiële cijfers beschikken. Uit cijfers van de Nationale Bank van België, waarop het IMF zich in zijn rapport heeft gebaseerd, blijkt dat de Vlaamse overheid 5,4 procent van haar uitgaven besteedt aan investeringen. Het gaat daarbij louter om directe, rechtstreekse investeringen. Er wordt daarin bijvoorbeeld geen rekening gehouden met kapitaalsoverdrachten aan de private sector om hen toe te laten om investeringen te verrichten. Ook de kapitaalparticipatie en kredietverlening zijn daarbij niet opgenomen.
Internationale vergelijkingen kunnen zeer interessante informatie opleveren, maar men moet sowieso rekening houden met de interpretatie van de weergegeven cijfers. En dat is ook hier het geval. De term ‘general public services’, of algemeen bestuur, omvat in dezen ook investeringen in fundamenteel onderzoek.
Het feit dat België hier hoog op scoort, is dus niet per definitie negatief, integendeel. Uit de statistieken van de Nationale Bank blijkt dat 2,8 miljard euro van de Belgische overheidsinvesteringen zijn gesitueerd onder de noemer algemeen bestuur. Het gaat hierbij om twee derden investeringen in fundamenteel onderzoek. Die investeringen gebeuren bijna integraal door de gewesten en gemeenschappen. Hierover worden nog geen cijfers voor Vlaanderen gepubliceerd door de Nationale Bank.
Vorig jaar heb ik naar aanleiding van de bespreking van de begroting en de beleidsbrief een toelichting gegeven bij de methodologie om de Vlaamse investeringen op te volgen. Hierbij werd gewerkt met drie mogelijke definities. Vooreerst zijn er de kerninvesteringen. Die dienen te worden aangevuld met kapitaalsoverdrachten om tot schil 1 te komen en bijkomend met kapitaalsoverdrachten en kredietverleningen om tot schil 2 te komen. Samen komen we voor 2016 aan een bedrag van 6,4 miljard euro aan investeringen, ofwel 1 miljard euro meer dan in 2015 gepland.
Hoewel deze methode nog verder moet worden verfijnd, geeft het een goed beeld van het Vlaams investeringsbeleid en kunnen we het ook situeren in een ruimer perspectief, doordat de kerninvesteringen overeenkomen met de enge definitie van de Nationale Bank met betrekking tot overheidsinvesteringen.
Het is op dit ogenblik nog niet mogelijk om bij elke begrotingsronde snel te rapporteren over de evolutie van de investeringen. Daarvoor is het immers nodig om te beschikken over het detail van de overheidsuitgaven per economische code. De verdeling per economische code is nog niet uitgesplitst op het moment dat de begroting wordt ingediend in het Vlaams Parlement. Ook het vooruit- en achteruitkijken is momenteel nog niet mogelijk, gelet op het feit dat de gemaakte oefening momenteel nog zeer arbeidsintensief van aard is en de consolidatieperimeter de voorbije jaren fors is gegroeid, wat vergelijkingen bemoeilijkt.
De methode laat in principe wel toe om een onderscheid te maken tussen de verschillende soorten investeringen. Vooraleer hiervoor een rapporteringssysteem uit te werken, is het echter wel van belang hierbij te werken met duidelijke categorieën. Ik heb aan mijn administratie gevraagd om een rapporteringssysteem uit te werken waarbij er per beleidsdomein een opvolging kan gebeuren van de investeringen. Momenteel is deze informatie nog niet beschikbaar.
In het kader van de besprekingen met het Vlaams Parlement over de leesbaarheid van de begrotingen zal dit thema zeker ook aan bod komen. Ik stel dan ook voor om na te gaan hoe we op relatief korte termijn tegemoet kunnen komen aan de vraag naar transparantie. Wij zijn gestart met de investeringsnorm ter waarde van 6,4 miljard euro, wat 1 miljard euro meer is dan in 2015. We zullen dit moeten integreren in onze rapportering voor het Vlaams Parlement.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, het is belangrijk om cijferreeksen te hanteren die vergelijkbaar zijn met het buitenland en in de tijd. Dat is een belangrijk criterium. U zei dat u enkel cijfers voor 2014 hebt, maar daarover wil ik geen discussie starten. Een citaat van de Nationale Bank heeft het over overheidsinvesteringen tijdens het verslagjaar. Ik ga ervan uit dat dat 2015 is.
Inzake de publieke investeringen in onderzoek en ontwikkeling moeten we heel voorzichtig zijn. De commissie Economie zal daar deze week over discussiëren. We zullen moeten zien dat we niet met een daling van de cijfers worden geconfronteerd. Dat zou geen goed teken zijn.
Ik heb de vraag over ESR toegevoegd, maar heb er maar een half antwoord op gehoord. U zei dat de consolidatieperimeter is uitgebreid en dat speelt een rol. Ik zal u de vraag nog eens schriftelijk stellen. In welke mate zaten de cijfers voor Vlaanderen, die vroeger ESR-matig buiten de begroting vielen, ook buiten de internationale vergelijking? Voor Vlaanderen gaat het natuurlijk over grote bedragen. Als het zo was, dan speelt dat een grote rol in de wijze waarop we die cijfers moeten interpreteren.
Minister, u poneert hier een cijfer van 6,4 miljard euro in 2016, dus plus 1 miljard euro ten opzichte van 2015. Ik neem aan dat we daar minstens de details van zullen krijgen om te zien hoe u die cijfers hebt berekend. (Opmerkingen van minister Annemie Turtelboom)
Het is dezelfde discussie over de kredietverleningen en kapitaalstoelagen en de component die daarin zit. Die discussie hebben we ook al gevoerd over de methodologie. Ik neem aan dat u daar details over kunt geven, tenzij er geen wijzigingen zijn ten opzichte van de vorige oefening.
Minister, we moeten vergelijkbare cijfers blijven hebben. Van de heer Engels kregen we in de toelichting van het hervormingsprogramma een mooi overzicht van de Europese Commissie over netto-overheidsinvesteringen. Hij noemt dat de ‘net fixed capital formation at current prices for the general government.’ Ik vraag u om daar eens naar te kijken – de overheidsinvesteringen in vaste activa min de afschrijvingen – omdat daar al cijfers in staan voor bijvoorbeeld 2015. Die cijfers komen ergens vandaan. Ik hoop dat we ze krijgen om te zien wat de overheidsinvesteringen zijn voor de kwaliteit van onze infrastructuur.
U verwijst naar de Nationale Bank, maar ik raad u aan eens te kijken naar de website van de Nationale Bank. Daar staan al cijfers over de overheidsinvesteringen 2015. Daar kun je zien dat de overheidsinvesteringen van de lokale besturen in 2015 1 miljard euro lager liggen dan in 2014: 1,1 miljard euro investeringen in plaats van 2,1 miljard euro.
In plaats van 2,1 miljard euro zijn er maar voor 1,1 miljard euro investeringen gedaan. Die cijfers zijn zwart op wit neergeschreven door de Nationale Bank. We stellen vast dat de lokale besturen beknot zijn in hun investeringscapaciteit, en dat is zacht uitgedrukt.
Ik heb nog een bijkomende vraag in verband met de nieuwe methodologie. Het is me niet volledig duidelijk of daar ook investeringen in zitten in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen of in het kader van het Europees Fonds voor Strategische Investeringen, voor de periode 2014-2020. België mag binnen dat kader een beroep doen op investeringen ten belope van 2,7 miljard euro, Vlaanderen dus op een gedeelte daarvan. Is dat daar ook inbegrepen?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Wat de ESR-consolidatie betreft, is het zo dat als een bepaalde investering moet worden geconsolideerd, ze zal inkantelen in de berekeningen die wij maken. Dat geldt ook voor het verleden. Als je dat bijvoorbeeld zou bekijken voor 2013-2014, zijn er pps-constructies die op dat moment zijn ingekanteld. Als je dan een retroactieve maakt van de overheidsinvesteringen zal die daar ook in aan bod komen omdat het binnen de perimeter zit van de Vlaamse overheid.
Collega Bertels, u vraagt om ‘eindelijk’ die lijst te krijgen. Welnu, u hebt ze ongeveer een jaar geleden al gekregen, bij de opmaak van de begroting 2016. We hebben daar een groot debat over gehad. Ik zeg alleen dat we nu een systeem moeten ontwikkelen om daar een methodologie van te maken, zodat dit ook automatisch aan bod komt bij de begrotingen.
Voor de netto-investeringen waarnaar u verwijst, wordt het rapport vanuit Europa alleen gemaakt voor België. Er zijn geen opgesplitste gegevens en dat maakt het moeilijk om dat te kunnen interpreteren. We zullen een navraag doen voor meer gedetailleerde gegevens, maar op dit moment is dit niet beschikbaar. Ik kan me inbeelden dat als er grote infrastructuurwerken gebeuren in Vlaanderen, maar niet in Wallonië, dit een groot verschil zou kunnen opleveren. De cijfers bevatten uiteraard ook een gecofinancierd bedrag. Als je eigen middelen stopt in een bepaalde berekening naast middelen vanuit de overheid, dan is het logisch dat die ook aan bod komen.
De heer Bertels heeft het woord.
De lijst die we gekregen hebben bij de begrotingsopmaak 2016, heb ik wel bekeken, maar ik kan daar niet uit opmaken welke kapitaaloverdrachten en kredietverleningen verschoven zijn in de jaren. Ik vraag u gewoon om die vraag omwille van de transparantie te beantwoorden, zo niet, vergelijken we appelen met citroenen.
Wat de netto-overheidsinvesteringen van de heer Engels betreft, hebt u gelijk. We hebben die opmerking zelf gemaakt in de commissie. Er zijn mogelijkheden om dat te distilleren, we moeten daar werk van proberen te maken.
Ik blijf bij mijn vraag in het kader van de methodologie: wat doen we met de Europese structuur- en investeringsfondsen? Het blijft voor mij een raadsel of die binnen die methodologie vallen of niet. Ik kan mijn vragen dus alleen maar herhalen in de hoop dat daar ooit een antwoord op komt.
Met betrekking tot de 6,4 miljard euro in 2016 zullen we naar aanleiding van de begrotingscontrole kijken wat daarin nieuw of niet nieuw is. U weet dat het voor ons ook belangrijk is dat er geïnvesteerd wordt. De discussie over investeringen, bijvoorbeeld in welzijn en over de noden die daar moeten worden ingevuld, ook ter ondersteuning van de economische groei, zullen we over drie weken voeren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.