Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Maes heeft het woord.
Voorzitter, de media berichtte op vrijdag 11 maart 2016 over de oprichting van een Belgisch ruimtevaartagentschap. Dat is meteen de concrete vertaling van een van de beleidsintenties van federaal staatssecretaris Elke Sleurs. In haar beleidsbrief 2015-2016 kunnen we immers het volgende lezen als het gaat over de oprichting van het zogeheten Interfederaal Ruimtevaartagentschap: “Het ruimtevaartlandschap is recent grondig veranderd zoals ik in mijn beleidsverklaring en in mijn beleidsnota 2015 heb toegelicht. Uit een vergelijking van de verschillende alternatieven door de betrokken diensten, in het bijzonder door de Hoge Vertegenwoordiger voor de ruimtevaart, is gebleken dat het beste alternatief om op deze veranderingen in te spelen, de oprichting is van een Belgisch ruimtevaartagentschap, waar de deelstaten bij worden betrokken.”
Dit engagement wordt nu concreet vertaald in de oprichting van dergelijk agentschap met een budget van 200 miljoen euro en zo’n 60 medewerkers. Op die manier is het de bedoeling om de economische belangen en de kwaliteit van de sector te vrijwaren. Die bestaat uit een zestigtal bedrijven die 2000 mensen tewerkstellen en een omzet van 350 miljoen euro draaien. Een samenwerking met China op verschillende domeinen is alvast een van de eerste doelstellingen van het agentschap.
De nieuwe structuur zal enkele diensten en bijhorende middelen van andere FOD’s opslorpen en dit om ervoor te zorgen dat ook de personeelsomkadering, die nu wat achterloopt op andere landen die actief zijn in de ruimtevaart, sterker wordt.
Wat echter vooral interessant is aan dit initiatief, is dat ook de gewesten een rol zullen spelen in dit agentschap. Dat mocht blijken uit de eerder vermelde passage uit de beleidsnota. Dat engagement heeft ook zijn vertaling gevonden in de berichtgeving die we in de pers konden vinden.
Een advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie stelde een tijdje geleden al dat het belangrijk was dat Vlaanderen daarop inspeelde. Tot op vandaag heeft Vlaanderen weinig tot geen inspraak in het Belgische ruimtevaartbeleid, terwijl het toch een belangrijke economische sector is in onze regio. De federale staatssecretaris maakt een opening en die kans moeten we grijpen.
Is het al duidelijk op welke manier het Vlaamse Gewest een rol zal spelen in dit op te richten agentschap? Welke rol ziet u voor de Vlaamse overheid weggelegd? Weet u of en hoe de Vlaamse Ruimtevaartindustrie (VRI) een rol speelt in dit agentschap? Is hier een rol weggelegd voor de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO)?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Maes, ik begrijp dat u die vraag stelt, ook gezien wat er in de media naar voren is gekomen, maar ik moet wel zeggen dat het voor mij vandaag nog te vroeg is om heel veel concrete antwoorden te formuleren. Het federale regeerakkoord voorziet inderdaad in de oprichting van zo’n interfederaal ruimtevaartagentschap. Ook in het Vlaamse regeerakkoord zeggen we dat we in dat kader willen samenwerken met de federale overheid. Via informele contacten weten we dat op dit moment wordt verwacht dat dat nieuwe agentschap tegen begin volgend jaar operationeel zou zijn. We mogen evenwel niet vergeten dat de voorbereiding en oprichting van dat nieuwe agentschap in eerste instantie een initiatief is van de federale overheid. Het is de federale overheid die de werkwijze, de agenda en de timing zal bepalen. Voor zover mij bekend zijn er hieromtrent nog geen formele contacten geweest. Zolang de rol en de betrokkenheid van de gemeenschappen en gewesten nog niet duidelijk is, kan ik moeilijk een adequate koers uitzetten.
Ik vind het wel heel belangrijk en uiteraard evident dat de gewesten daarin een belangrijke rol zullen spelen. Zowel gezien onze bevoegdheden qua wetenschap als gezien onze bevoegdheden qua economie lijkt dat me vanzelfsprekend. Ik zie die rol zelf op twee niveaus. In de raad van bestuur van het nieuwe agentschap zouden de gewesten rechtstreeks leden moeten kunnen aanwijzen, zodat je ook echt van een interfederaal bestuur kunt spreken. Daarnaast is het ook belangrijk om als gewest een sterke aanwezigheid te hebben in het interfederaal adviesorgaan waar de deelstaten en de federale overheid hun ruimtevaartbeleid onderling moeten afstemmen. Als die rol en die bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten duidelijk worden, zullen we uiteraard nagaan hoe Vlaanderen zich daarin het best kan positioneren, met als doelstelling een zo groot mogelijke wetenschappelijke, economische en maatschappelijke valorisatie te realiseren. Vanuit ons eigen perspectief is een billijke return van de federale investeringen alvast een goed uitgangspunt om die doelstellingen te gaan realiseren.
De bevoegde staatssecretaris is recent bij de leden van de VRI toelichting komen geven bij de plannen over het ruimtevaartagentschap, en die zijn daar goed onthaald. Bij de conceptie werd de VRI ook geconsulteerd, en heeft ze haar input kunnen geven.
Wat de rol van VITO betreft, sluit mijn antwoord aan bij wat ik tevoren al heb gezegd. VITO is zeker betrokken bij het ruimtevaartbeleid door haar expertise, vooral dan in het domein van de aardobservatie. Om de werking op dat vlak nog te versterken, heeft de federale overheid in juni vorig jaar nog een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met China. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat VITO in de toekomst haar positie in het domein van de aardobservatie nog zal kunnen versterken. Maar opnieuw, het is nog een beetje te vroeg. Ik heb nog niet echt veel zicht op alles.
Mevrouw Maes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben ongeduldig als het gaat over dit domein, want het is een van de gebieden waarin we toch wel heel wat interessante bedrijven hebben, zowel met betrekking tot CubeSats als met betrekking tot software voor minisatellieten. We kunnen echt wel een meerwaarde geven op dat vlak. Daarom had ik gehoopt dat u al iets verder stond. Ik zal het dan in het oog blijven houden en daar te gepasten tijde op terugkomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.