Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Vraag om uitleg over de afslanking van de provincies
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Voorzitter, minister, midden december was er over de overheveling van de provinciale bevoegdheden nogal wat witte rook gekomen van de Raad van State. Er zat een tintje grijs op: de uittreding voor steden met meer dan 200.000 inwoners zou blijkbaar niet conform de Grondwet zijn. Ik neem aan dat daardoor het licht wat groener is geworden om de hele zaak verder te doen uitvoeren.
Ondertussen is er progressie en indiscretie gebeurd. Wellicht hebben verschillende sectoren zwaar overlegd. Het gaat natuurlijk niet over niets, het gaat over sportcentra, zwembaden, musea. De toekomst daarvan is wat onzeker. Dat zal het bestuurlijk landschap zeker serieus wijzigen. Ik vrees dat nog veel zaken tussen twee stoelen hangen en nog niet zijn uitgeklaard.
Minister, wat is de stand van zaken? Hoe loopt het overleg met Vlaanderen en de lokale besturen? Waar knelt de schoen? Hoever zijn we af van de consensus?
De heer De Loor heeft het woord.
De Vlaamse Regering keurde in juli 2015 een eerste voorstel van toewijzing goed van over te dragen provinciale instellingen. Ik verneem dat op het terrein heel wat gesprekken al hebben plaatsgevonden, het ene al wat vlotter en gemakkelijker dan het andere. Het blijkt niet in alle dossiers even gemakkelijk om de keuze te maken voor ofwel het lokale ofwel het Vlaamse beleidsniveau. Waardoor er nog veel onduidelijkheid is bij de betrokken instellingen.
Ik verwijs hierbij naar de plannen die minister Muyters heeft met de duiktank en het avonturensportparcours op de Transfo-site in Zwevegem. Hierover vertelde minister Muyters in de commissie Sport dat die sportinfrastructuur zou worden ondergebracht bij de dienst Toerisme van de provincie West-Vlaanderen. De achterliggende reden zou zijn dat Bloso, het agentschap Sport Vlaanderen, geen vragende partij is om deze sportinfrastructuur over te nemen, en dat de gemeente ook geen interesse toont. Een en ander wordt dan maar gemotiveerd door te stellen dat de Transfo-site in haar geheel een toeristisch potentieel heeft. Dat is een heel creatieve aanpak. Verrassend om vast te stellen is bovendien dat bij een simpele navraag blijkt dat de provincie niet werd geconsulteerd. Blijkbaar vindt Vlaanderen dat de provincie in dezen geen mening moet hebben, ofwel was ze niet belangrijk.
Minister, het benieuwt me wat u denkt van zoveel creativiteit. En als u inderdaad vindt dat toeristische uitstraling een belangrijk argument kan zijn om provinciale instellingen over te hevelen van de provinciale diensten sport of cultuur naar de provinciale dienst toerisme, dan zou je je kunnen afvragen of die redenering dan ook kan worden toegepast op andere instellingen.
Minister, wat is de stand van zaken van de gesprekken die in uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015 moeten plaatsvinden? Bent u van mening dat individuele vakministers op eigen houtje provinciale instellingen van deze lijst mogen halen? Zo ja, op basis van welke criteria kunnen ze dit doen? Of dienen eventuele aanpassingen te worden beslist in de schoot van de voltallige Vlaamse Regering?
Is in voorkomend geval het initiatiefrecht om provinciale instellingen over te dragen van persoonsgebonden naar grondgebonden beleidsdomeinen een exclusief recht van de Vlaamse overheid, of mogen ook andere betrokkenen ter zake voorstellen doen? Zo ja, op basis van welke criteria? Wanneer zal deze lijst definitief worden vastgelegd door de Vlaamse Regering? De streefdatum is 1 januari 2017 en die komt toch gevaarlijk dichtbij.
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, excuus als ik in herhaling val met mijn antwoord, maar het is ook niet de eerste keer dat deze vraag om uitleg wordt gesteld.
Mijnheer Doomst, de Vlaamse Regering heeft het voorontwerp van decreet over de provincies voor de tweede keer principieel goedgekeurd in november 2015. Net voor of tijdens het kerstreces hebben we het advies van de Raad van State gekregen. In de weken nadien waren we bezig met het voorbereiden en formuleren van een repliek op de opmerkingen van de Raad van State. Die opmerkingen waren van niet zo fundamentele aard. We waren heel blij dat vooral de hele operatie met de OV kon plaatsvinden. Dat was iets waar veel mensen – niet alleen hier maar ook elders – zich zorgen over maakten, of dat wel zou kunnen plaatsvinden. Daarover waren we dus zeer verheugd. Dat wil niet zeggen dat alle opmerkingen onterecht waren. Niet van fundamentele aard wil zeggen dat we niet het hele ontwerp van decreet van a tot z moesten herschrijven.
Het is mijn bedoeling om voor het paasreces dit ontwerp van decreet opnieuw aan de Vlaamse Regering voor te leggen. Dat paasreces start over minder dan twee weken. Ik kan nog altijd geen definitieve goedkeuring vragen aan de Vlaamse Regering omdat de Raad van State over bepaalde zaken geen advies heeft kunnen geven omdat we in de artikelen 34 en 36 van het voorontwerp van decreet bij het bedrag dat we moesten gebruiken gewoon XXX hebben ingevuld, omdat we in eerste instantie zekerheid wilden van de Raad van State over de OV.
Dit moet dus eerst naar de Vlaamse Regering, en dan moeten we een voorstel doen dat wordt teruggestuurd naar de Raad van State, waarin de bedragen wel degelijk zijn ingevuld, en de artikelen 34 en 36 zijn aangepast. Ik wil zo snel mogelijk, nog voor de paasvakantie, naar de regering met een aangepaste versie en dan kunnen we opnieuw naar de Raad van State, die zich daarover kan buigen.
Dan was er een vraag over de uittreding van de grootsteden uit de provincie. Ook daarover heeft de Raad van State een opmerking gemaakt. We mogen niet alles van de Raad van State zomaar naast ons neerleggen, maar we kunnen wel creatief zijn. Ik bedoel niet dat we creatief met de wet, met het hoogste rechtscollege van dit land moeten omspringen, maar dat we moeten nagaan of er een manier is waarop we die belangrijke bepalingen uit het regeerakkoord ingang kunnen laten vinden. Samen met de administratie zal ik dat eens bekijken. Om niet het risico te lopen dat de Raad van State daarom een negatief advies geeft, is het misschien wel raadzaam dat artikel gewoon te schrappen uit het voorontwerp van decreet en met de administratie te bekijken hoe we wel gestalte kunnen geven aan die bepalingen uit het regeerakkoord.
Dan waren er ook vragen over de stand van zaken van de overheveling van provinciale instellingen. Bij de eerste principiële goedkeuring van het dossier in juli 2015 hebben we een voorstel gedaan – dat niet te nemen of te laten was – welke overheid, de Vlaamse of de lokale, een bepaalde taak of instelling zou overnemen. Toen werd gezegd dat we met de betrokken lokale besturen aan tafel zouden zitten. Sommige collega-ministers, zoals minister Gatz en minister Vandeurzen, zijn heel hard bezig met dit thema omdat ze daar nauw bij betrokken zijn. Sommige ministers hebben meer linken met provinciale bevoegdheden dan andere. Alle functionele ministers zijn goed bezig met de contacten, soms bilateraal, soms collectief, maar ik heb begrepen dat dat goed loopt.
Ik kan u wel nog zeggen dat hieromtrent nog geen definitieve beslissingen genomen zijn, maar het is wel de bedoeling om hierover duidelijkheid te geven naar aanleiding van de definitieve goedkeuring van het voorontwerp van decreet door de Vlaamse Regering. Het zou goed zijn als we die twee dingen gewoon samen doen.
Mijnheer De Loor, ik heb al gezegd dat we bij de principiële goedkeuring in juli 2015 ook een voorstel hebben gedaan over welke overheid welke taak of instelling zou kunnen overnemen. In een nota daarover staan de criteria en principes waarop men zich gebaseerd heeft om dit voorstel te doen, ook expliciet opgesomd.
Sta me toe om niet alles letterlijk voor te lezen. U hebt al die documenten rustig kunnen inkijken. Ik wil wel nog even terugkomen op wat u zei over de Transfo-site in Zwevegem. Ik heb begrepen dat dat een soort toeristisch park is waar ook een grote duiktank geïnstalleerd is, waar men duiklessen en zo meer kan volgen. Ik vind het een beetje vreemd dat u, die er toch altijd voor pleit om zo veel mogelijk bevoegdheden bij de provincies te houden, nu niet blij bent dat er eindelijk eens iets bij de provincie mag blijven. Sta me toe dat een beetje vreemd te vinden.
Ik begrijp wel dat u zegt dat het onduidelijk is. De duiktank is Sport, de rest is Toerisme. Maar het mag dus bij de provincie blijven. Hetzelfde pragmatisme hebben we aan de dag gelegd voor Bokrijk. Dat was een soortgelijk geval. We hebben gezegd dat de provincies hun bevoegdheden moeten behouden. U, als grote pleitbezorger om zo veel mogelijk taken bij de provincies te houden, zou toch blij moeten zijn met deze pragmatische oplossing? Als we natuurlijk moeilijk gaan doen over het feit dat de taak van de Transfo-site van de sportdienst moet worden overgenomen door de toeristische dienst van de provincie West-Vlaanderen, dan hadden we beter voor een andere oplossing gekozen.
Naar aanleiding van de derde principiële goedkeuring moet duidelijk zijn welke taken en instellingen al dan niet behouden blijven bij de provincies. Naar aanleiding van de definitieve goedkeuring moet zeer duidelijk worden en zijn welke overheid bevoegd is.
Het advies van de Raad van State was positief, collega’s. Het was goed om te kunnen uitvoeren wat we wilden doen met dit regeerakkoord. We gaan zo snel mogelijk terug naar de regering en naar de Raad van State. Het zal geen enkel probleem zijn om de streefdatum te halen.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, bedankt voor het toch min of meer geruststellende antwoord. Cruciaal zal inderdaad de OV zijn en de invulling van de financiën. Heb ik het goed begrepen dat u dat rond Pasen zou invullen met cijfergegevens? En zullen wij die klok hier ook horen luiden, zodat wij toch ook mee over de toonaard kunnen oordelen?
Het is geruststellend dat u zegt dat men daar functioneel vanuit elke minister goed mee bezig is. Geeft u hen allemaal een score van goed tot zeer goed? Er zitten geen middelmatige tot minder goede bij? En zijn er geen accidenten in het vooruitzicht?
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik dank u in de eerste plaats voor uw antwoord. U bent gespecialiseerd in het verdraaien van woorden. U noemt mij een grote pleitbezorger om zo veel mogelijk bevoegdheden bij de provincies te houden. Ik ben een grote pleitbezorger om de lokale besturen te herorganiseren, maar dan wel op een ernstige manier, gebaseerd op bestuurlijke inzichten.
De rode draad door een aantal heel belangrijke dossiers die onder uw bevoegdheid ressorteren, minister, lijkt mij het gebrek aan duidelijkheid. We hebben dat al kunnen vaststellen naar aanleiding van de vorige vragen om uitleg, en in dit dossier is dat opnieuw het geval. Daardoor bent u uw antwoord ook moeten beginnen met: “Ik moet opnieuw in herhaling vallen.” Misschien moet u zich eens de vraag stellen hoe dat komt. Dat komt door een gebrek aan duidelijkheid.
Dat gebrek aan duidelijkheid is ook nefast voor de verschillende besturen, of het nu de lokale besturen, de provinciale besturen of Vlaanderen is. Als we naar de lijst van over te dragen instellingen gaan, is er nog altijd onduidelijkheid. U zegt nu dat daar voor het paasreces duidelijkheid over moet zijn, samen met het ontwerp van decreet dat u nog wilt laten agenderen. Voor het paasreces, dat is dus voor volgende week zaterdag. Ik dacht echter begrepen te hebben dat de lokale besturen, nadat ze een eerste keer geconsulteerd waren om over de provinciale instellingen op hun grondgebied te spreken, nog terugkoppeling en bijkomende informatie zouden krijgen, voor zover die gevraagd was – wat in een aantal gevallen heel duidelijk het geval was –, zodat ze met kennis van zaken en met alle gegevens een goede en rationele beslissing konden nemen. Ik stel vast dat bij heel veel lokale besturen die duidelijkheid en die bijkomende informatie er nog niet is gekomen. U zegt dat men die duidelijkheid voor het paasreces mag verwachten.
In tegenstelling tot wat u denkt en zegt, ben ik wel heel tevreden dat er mogelijkheden zijn en dat er creativiteit aan de dag mag worden gelegd. Als iets veel meer past in een ander provinciaal beleidsdomein, en dat kan overgeheveld worden, ben ik daar tevreden mee. Ik ben altijd heel tevreden met creatieve ideeën en creatieve personen die daarmee komen aanzetten.
Maar dan stel ik samen met u vast dat een individuele vakminister dat op eigen houtje kan doen en dat daar geen specifieke criteria voor zijn. Ik kom dan nog eens terug op mijn vragen. Ik heb uit het praktijkvoorbeeld van de Transfo-site in Zwevegem begrepen dat een individuele vakminister dat kan doen en dat er geen specifieke bijkomende criteria voor zijn. Mag ik daar ook uit afleiden dat andere betrokkenen, naast de minister, ook dergelijke voorstellen kunnen doen, hetzij lokale besturen, hetzij de provincies? Spijtig genoeg is in het voorbeeld van de Transfo-site in Zwevegem de provincie niet gehoord, wat ik op zijn zachtst gezegd heel merkwaardig vind. Maar ik ga er dus van uit dat ook andere betrokkenen voorstellen kunnen doen en dat er niet echt specifieke criteria voor zijn. Alleen een goede motivatie lijkt voldoende. Dat stemt mij wel heel tevreden.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, we zijn natuurlijk blij dat de timing wordt gehandhaafd en dat we binnen dat bestek blijven. Ik volg ook de commissie Cultuur op. Ik weet dat het een hele klus is om te zien wat het beste bij wat hoort. Soms moet je naar pragmatische oplossingen gaan en moet je zien wat het beste is op het terrein. Ik kan alleen maar zeggen dat dat zo hoort te zijn.
Ik heb begrepen dat de definitieve lijst nog niet voor nu is, maar voor later. Wat daarbij belangrijk is voor mij, is dat die timing inderdaad wordt gehanteerd en dat we op tijd die afslanking kunnen doorvoeren, met de nodige duidelijkheid voor de besturen.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst, het is inderdaad de bedoeling om het bedrag dan vast te leggen. Als we opnieuw met ‘XXX’ naar de Raad van State gaan, zullen we er nooit komen. Ik besef dat dat voor u heel interessant zou zijn en dat het u boeit, maar sta mij toe om het eerst met mijn collega’s in de Vlaamse Regering te bespreken. Als er daar een consensus over is, zult u het dan in het kader van de openbaarheid van bestuur wel weten. Ik kan u ook nog meegeven dat ze allemaal goed samenwerken en dat het allemaal goede leerlingen van de klas zijn.
Mijnheer De Loor, de duidelijkheid over die lijst komt er pas na de definitieve goedkeuring. Nu gaan we voor een derde principiële goedkeuring door de Raad van State. Dan pas kunnen we voor een definitieve goedkeuring gaan. Dat werd ook altijd zo afgesproken. Die Transfo-site gebeurt natuurlijk altijd in overleg. Ik dank u trouwens voor het compliment aan het einde van uw tussenkomst. Het is niet de vakminister die zomaar mag bepalen hoe hij iets gaat doen. We hebben van bij het begin heel duidelijke criteria vastgelegd. Een van de belangrijkste drijfveren in het concrete voorbeeld van de Transfo-site is: de bijzaak volgt de hoofdzaak. Dat is een goede manier om te handelen. Concreet, om op uw vraag te antwoorden of een functioneel bevoegde minister zoiets gewoon autonoom kan beslissen: neen, dat gebeurt altijd op basis van overleg, op basis van vooraf bepaalde criteria en eigenlijk door de collectieve Vlaamse Regering en niet door een functioneel bevoegde minister afzonderlijk.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik zou opnieuw willen pleiten voor duidelijkheid, ook om de ongerustheid bij de provinciale maar ook bij de lokale besturen weg te nemen. Ik verwijs ook naar een brief van de vertegenwoordigers uit het welzijnsveld uit Antwerpen. Ze zijn bijzonder ongerust over de toekomst van hun Welzijns- en Gezondheidsraad.
1 januari 2017 komt gevaarlijk dichtbij. Dat is ook de datum die u altijd naar voren hebt geschoven om de provinciale instellingen over te hevelen. Net zoals bij de inkanteling van de OCMW’S in de gemeenten bevinden we ons al in blessuretijd. Die blessuretijd kan er alleen maar voor zorgen dat de ongerustheid groter zal worden. Wat merken we immers op het terrein? Dat mensen die ongerust zijn, eieren voor hun geld kiezen. Ondertussen verdwijnt ook de knowhow uit die provinciale instellingen, ongeacht of die mensen dan naar het lokale bestuur of naar Vlaanderen gaan: de knowhow verdwijnt. Mensen kiezen eieren voor hun geld. Eén ding is zeker: voor de toekomst van de provinciale instellingen, van de musea, van de sportinfrastructuur, van de culturele instellingen, is dat nefast. Waar ze ook belanden, hetzij bij de lokale besturen, hetzij bij Vlaanderen, een pak knowhow vertrekt. Dat bezorgt onherstelbare schade aan die instellingen. Dat is dan ook nefast voor de toekomst van die instellingen. Dat getuigt echt niet van professioneel bestuur. Het getuigt van kunst- en vliegwerk, en zeker niet van goed bestuur.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.