Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, begin februari kwam de RVA met enkele cijfers naar buiten met betrekking tot het dienstenchequesysteem. In heel België steeg het aantal verkochte cheques met liefst 8,5 procent ten opzichte van 2014. In absolute cijfers gaat het om zo’n 125,5 miljoen verkochte cheques in 2015. Opvallend, omdat het jaar voordien nog 5,6 procent minder cheques werden verkocht dan in 2013.
Wanneer we de regionale verschillen nagaan, blijkt vooral Vlaanderen op te vallen. De verkoop van dienstencheques steeg met iets meer dan 10 procent. In Wallonië was die stijging maar goed voor 4,2 procent.
Uiteraard zijn er een aantal logische verklaringen voor die cijfers. In 2014 was er een daling, en die werd allicht veroorzaakt doordat men het jaar daarvoor net heel veel cheques had ingekocht door de aangekondigde prijsstijging die dan in 2014 werd doorgevoerd. Vandaar de verlaagde aankoop door gezinnen in 2014 en ook de stijging ter compensatie daarvan in 2015.
Allicht is er meer aan de hand, is er een grotere vraag bij de Vlaamse gezinnen naar dienstencheques en de hulp die daaraan verbonden is. Wel is het belangrijk dat het aanbod kan blijven volgen. Voor gezinnen is het een heel belangrijke maatregel om arbeid en gezin te kunnen combineren. Dan moeten we er ook voor zorgen dat er een aanbod is.
Het aantal actieve dienstenchequebedrijven is al een tijdje in dalende lijn. Dat is niet verwonderlijk omdat het rendement ook al een tijdje in dalende lijn is. Voor sommigen is dat minimaal, zodat de bedrijfsvoering niet langer houdbaar is. Dat leidt tot schaalvergrotingen en fusies, stopzettingen en faillissementen, en de hervorming van de plaatselijke werkgelegenheidsagenschappen (PWA’s), toch ook een belangrijk onderdeel van het dienstenchequesysteem. De PWA-vzw’s die zelf ook een dienstenchequeactiviteit hebben, zijn toch goed voor een belangrijk aandeel in de markt. Dat die straks moeten afsplitsen, zal waarschijnlijk tot verdere schaalvergroting leiden.
De RVA geeft bijkomstig nog als reden dat de regeringen maatregelen namen om de sector te professionaliseren en daarenboven versterkt te controleren. We hebben hier al eerder gesprekken gevoerd over de rendabiliteit, onder andere op basis van het VIONA-onderzoek (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering). Minister, u hebt toen gezegd dat u op basis daarvan overleg zou plegen met de sociale partners om onder andere die rendabiliteit te onderzoeken en hoe we die in de toekomst kunnen garanderen.
Er worden allerlei pistes in dat onderzoek naar voren geschoven, zoals de indexatie van de inruilwaarde, de digitalisering van de dienstencheques, de hervorming van het opleidingsfonds, de enveloppenfinanciering voor omkadering en de invoering van een derde-betalerssysteem. Sommige, zoals de e-dienstencheque, zijn al gerealiseerd, weliswaar met een aantal knelpunten, maar die worden momenteel verholpen.
Met betrekking tot de fiscale aftrekbaarheid en de kostprijs van de dienstencheques was deze meerderheid al van bij aanvang heel duidelijk. In het regeerakkoord is opgenomen dat er op dat vlak niets wordt gewijzigd. De vraag is wat er dan wel kan gebeuren om de rendabiliteit voor die dienstenchequebedrijven op niveau te houden.
Minister, wat is de impact van de stijging van het aantal aangekochte cheques op het geplande budget van de dienstencheques? Wordt een aanpassing in het vooruitzicht gesteld om de financiering van het systeem in stand te houden? Zo ja, welke?
Als er meer vraag is, moet ook het aanbod volgen. Het gaat om de bedrijven, maar ook om de tewerkstelling die dat met zich meebrengt. Extra jobs zijn altijd goed, maar op welke manier gaat de VDAB om met de stijgende vraag naar schoonmakers en schoonmaaksters? We hadden het over de knelpuntberoepen: dit is een klassieker in het genre. Welke acties onderneemt de VDAB om de instroom van voldoende gekwalificeerd personeel te garanderen? Hoe zult u inspelen op de suggesties die vanuit het VIONA-onderzoek werden gedaan om de rendabiliteit aan te pakken?
Ik heb niet meteen de juiste cijfers bij van de stijging van het budget. We hadden een vrij precieze inschatting van onze administratie gekregen. Ik heb de naam van altijd voorzichtig te begroten. Dus hebben we voldoende budget gepland voor de dienstencheques. Dat is het goede nieuws.
De cijfers over de tewerkstelling in 2015 zijn pas dit najaar beschikbaar. Er loopt een nogal grootschalige bevraging bij de dienstenchequebedrijven. Op dit moment is het moeilijk om daar onderbouwde uitspraken over te doen. We weten dat een cheque een uur prestaties betreft. Dan zijn er wel nog twee mogelijkheden: bijkomende werkkrachten of de bestaande die meer uren doen. Op dit moment kan ik die situatie niet inschatten. Later dit jaar zal ik de beschikbare cijfers hebben. Een privépartner verzamelt die.
Voor de rol van de VDAB verwijs ik naar het afsprakenkader dat ik heb gesloten met de dienstenchequesector over de aanwerving van nieuwe werknemers. Die cijfers worden gemonitord en per kwartaal ter beschikking gesteld van de raad van bestuur van de VDAB. We hebben ook afgesproken dat we dit na een jaar zouden evalueren met de betrokken stakeholders. Dat staat ons binnenkort te doen.
De suggesties in de VIONA-studie hebben we bestudeerd. Er is wel een heel belangrijk nieuw feit, en dat is de taxshift. In deze sector is die heel belangrijk. We hebben het dan ook opportuun geacht om eerst de impact van de taxshift op de sector grondig te bestuderen. Daarvoor moeten de RSZ-gegevens worden bekeken. We hebben de opdracht gegeven om daarvan een inschatting te maken. Naar aanleiding van uw vraag om uitleg heb ik gevraagd naar de timing. We hopen tegen de zomer al iets meer klaarheid te hebben. Het is belangrijk eerst die elementen te hebben en dan te zien hoever we staan met de rendabiliteit. De impact hiervan zal worden onderzocht door de studiedienst van het departement. Na deze analyse zullen we beslissen welke maatregelen genomen kunnen worden.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u voor uw inderdaad vrij korte antwoord. Positief is dat u ervan uitgaat dat er in een voldoende budget is voorzien om het systeem draaiende te houden. Ik herinner mij dat de begroting in een flinke stijging van de cijfers voor dienstencheques voorzag. 10 procent aankopen die erbij komen: dat doet vermoeden dat het toch nog vrij krap kan zijn. Dat zullen we later op het jaar ongetwijfeld kunnen vaststellen.
U gaat veel studeren en bevragen. Dat is altijd positief. U belooft in het najaar cijfers aan de hand van die bevraging. Voor dit voorjaar plant u de monitoring van de VDAB-werkzaamheden en de evaluatie. Tegen de zomer wilt u de impact van de taxshift en de rendabiliteit kunnen inschatten. Ik hoop dat wij die gegevens krijgen. Ik kijk nu al uit naar de vragen die ik dan opnieuw zal stellen.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Ik wil nog eens benadrukken dat de dienstencheque een zeer positief verhaal is. Ik ondersteun ten volle de ideale combinatie tussen gezin en werk, zeker in de huidige samenlevingsmodellen. We zouden het niet meer kunnen wegdenken. De dienstenchequebedrijven moeten dan ook onze volle steun krijgen, zeker met de nieuwe gepubliceerde cijfers in het achterhoofd. Het is positief dat er nu eens rooskleurige cijfers zijn. Ik ben ervan overtuigd, minister, dat u de VIONA-studie ter harte zult nemen en dat u nog oplossingen zult aanreiken voor de problemen die zich nog voordoen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Mijnheer Bothuyne, ik dank u voor uw vraag. Uit de inleiding bleek heel duidelijk dat er een atypische evolutie is geweest als gevolg van een besliste prijsstijging. Nu zitten we op een niveau dat min of meer overeenstemt met de kruissnelheid. Maar daar zit ook een evolutie in. Men heeft hier terecht gewezen op het belang van dienstencheques voor de combinatie tussen arbeid en gezin. Maar er is nog een poot die onderhevig is aan een organische groei door de jaren heen: het gebruik van dienstencheques in een zorgcontext. Ik wil mijn collega’s wijzen op de heel interessante discussies die we hadden in de commissie Welzijn over aanvullende thuiszorg versus het gebruik van dienstencheques. Daar hebben ongeveer alle sprekers onomwonden gezegd dat de vraagkant van dienstencheques, en dus ook het budget ervoor, in de toekomst alleen maar zal toenemen. We kunnen van mening verschillen over welke formules en over hoe iedereen dat doet, maar daar leek mij – en ik richt mij tot mevrouw Taelman – toch wel een consensus over te bestaan. Minister, als u veel gaat studeren, wat altijd een goede zaak is, dan hoop ik dat dat aspect toch ook mee in ogenschouw wordt genomen.
Wij hebben het al een aantal keren gehad over de positie van dienstenchequebedrijven, gelinkt aan de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. De heer Bothuyne verwijst daar ook naar. Hij zegt dat bepaalde initiatieven naar een schaalvergroting gaan. Die zijn er, zo is men in het Gentse initiatieven aan het nemen. Maar ik zie ook plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s), geïnduceerd door lokale besturen, die gewoon bedrijven afstoten. Ze kunnen overlaten, bon, maar ook gewoon stopzetten. Dat heeft natuurlijk zijn effect op de tewerkstelling, maar ook op de klanten die men bediende. Ik lees ook in de VIONA-studie dat daar een complementair luikje aan is. Ook hier vraag ik dat die doelgroep – zowel de werknemers als de cliënten – bewaakt wordt.
Minister, we zullen u uiteraard bijkomend ondervragen over uw studiewerk. In de VIONA-studie wordt niet alleen een link gelegd naar de indexering, maar ook, en dat lijkt mij echt een knelpunt, naar de vraag naar een enveloppefinanciering voor omkadering. Want het zijn niet de hele grote, en ook niet de hele kleine die ervantussen gaan. Het is de groep die daartussen zit, die met een grote overheadkost maar met een te kleine rendabiliteit om daar bijkomend personeel op te zetten. Als je in je bedrijven niet een soort van zandlopermodel wilt, waarbij je heel veel kleintjes hebt, met af en toe vragen naar kwaliteit, en enkele grote, dan moet je die tussengroep in ogenschouw nemen en wordt omkadering een belangrijk vraagstuk. U gaat daarop studeren. Wel, ik wil een hoofdstuk aan uw studie toevoegen.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, ik was niet van plan om hierover iets te zeggen, maar omdat de heer Van Malderen mij uitdaagt, kan ik niet anders dan nog even in te gaan op die zorg. Wij werden in de commissie Welzijn inderdaad geconfronteerd met een verzoekschrift van het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV). Daarin werd gevraagd dat dienstencheque-ondernemingen niet meer zouden werken bij mensen die zich in een zorgsituatie bevonden, maar dat integendeel de openenveloppefinanciering zou gelden voor de aanvullende gezinszorg, waarbij ook poetsactiviteiten worden aangeboden. We hebben daarover inderdaad heel interessante hoorzittingen gehad. Het probleem daar is hoe je zorg definieert. Wanneer is er sprake van zorg? Bevinden oude mensen, die nog perfect in staat zijn om voor zichzelf te zorgen maar die wat hulp krijgen bij het poetsen, zich in een zorgsituatie? Zullen wij hun dan verbieden om van dienstencheques gebruik te maken? Dan maak je het probleem voor die oudere mensen alleen maar groter. Nu kunnen ze heel vlot geholpen worden met een systeem dat administratief niet zo zwaar is en dat goed werkt. Dat zou dan moeilijker worden.
Een tweede conclusie van die hoorzitting is dat het voor de dienstencheque-onderneming en voor de regelgeving van Vlaanderen heel duidelijk is: er zijn toegelaten activiteiten, die heel duidelijk en heel grondig omschreven zijn. Die mogen gebeuren, gelijk bij wie. Daarmee is voor mij die discussie wel duidelijk. Ouderen kunnen op een bepaald ogenblik – en terecht – nog altijd dienstencheques gebruiken.
Dank u, mevrouw Taelman, zo kan ik mijn antwoord wat inkorten. In het regeerakkoord staat dat we het verschil tussen de thuiszorg en de activiteiten waarop de dienstencheques van toepassing zijn, zullen uitklaren. Samen met minister Vandeurzen zullen we dat bekijken. Ik wil duidelijk zeggen wat ik zal bestuderen: de impact van de taxshift op de sector. De VIONA-studie is bestudeerd, maar ik wil eerst weten wat de invloed is van de taxshift op de rendabiliteit. Dat is belangrijk, want we weten allemaal dat de meeste personeelsleden laaggeschoold zijn. De impact van de taxshift kan dus groot zijn. Het is ook zo dat we niet heel veel middelen ter beschikking hebben. Het is dus niet evident om vrij snel de rendabiliteit te verhogen. Daarom wil ik heel goed uitklaren of en zo nodig waar er moet worden ingegrepen. Als we meer over de impact van de taxshift weten, kunnen we de VIONA-studie opnieuw bekijken.
Ik dank u en ook de andere sprekers voor wat is gezegd. Ik denk dat iedereen het belang van het systeem beseft. De combinatie arbeid-gezin is een grote prioriteit. We gaan ervan uit dat het geld voorhanden is om het systeem draaiende te houden. Wat de rendabiliteit betreft, hebt u gelijk dat we de positieve effecten van de taxshift in rekening moeten brengen. Niet enkel de federale taxshift, maar ook de Vlaamse maatregelen betreffende het doelgroepenbeleid en het toekomstige werkervaringsbeleid kunnen een belangrijke impact hebben, zeker op deze sector. Het gaat om hardnekkige knelpuntvacatures. In 2014 waren er 13.500 vacatures, in 2015 waren er allicht meer, want de vraag is gestegen. We moeten er dus voor zorgen dat de instroom op peil blijft. We rekenen daarvoor op uw studiewerk en op u, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.