Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
‘Vriendschapsfraude’ is een manier van oplichting waarbij vreemden via sociale media personen contacteren voor een vriendschapsrelatie om, zodra er een vertrouwensband is gegroeid, geld te beginnen aftroggelen. Deze praktijken vormen reeds een aantal jaren een van de valkuilen van het internet, en dan specifiek van sociale media. Volgens de federale politie doet deze manier van fraude zich steeds vaker voor. De politie maant mensen die met anderen in contact komen via het internet, dan ook aan om voldoende wantrouwen aan de dag te leggen wanneer ze online benaderd worden en vraagt slachtoffers van ‘vriendschapsfraude’ met aandrang om klacht in te dienen.
Het fenomeen ‘vriendschapsfraude’ staat dankzij de ‘Koppen’-reportage van vorige week volop in de belangstelling in Vlaanderen. Dat is een goede zaak. Ze illustreert duidelijk dat mediawijsheid ook bij volwassenen een sterk aandachtspunt blijft, en dit niet enkel bij kwetsbare doelgroepen maar bij brede lagen van de samenleving. Men gaat er te gemakkelijk van uit dat enkel jongeren of kansarmen aan dergelijke scams ten prooi zouden vallen. Bevindingen van Forensicron, een bedrijf dat gespecialiseerd is in forensisch digitaal onderzoek wijzen erop dat slachtoffers zich in alle lagen van de bevolking bevinden, maar dat het meestal gaat over mensen tussen 40 en 70 jaar. Iedereen die zich in een kwetsbare levensfase bevindt, bijvoorbeeld door het verlies van een partner, is een potentieel doelwit. Naast de zware financiële dobber worden slachtoffers meestal ook met zware psychologische schade geconfronteerd en zorgen schaamtegevoelens ervoor dat het misdrijf niet gerapporteerd wordt aan de politie. Wellicht wordt het aantal slachtoffers van vriendschaps- of datingfraude dan ook massaal onderschat en is er dringend nood aan een gecoördineerde aanpak van het fenomeen. Minister, daar is volgens mij voor u een rol weggelegd.
In de nieuwe beheersovereenkomst met het Kenniscentrum Mediawijsheid stelt u als tweede strategische doelstelling voorop dat alle burgers geholpen moeten worden om zich “bewust, kritisch en actief te bewegen in een gemediatiseerde samenleving”. Dat brengt mij bij de volgende vragen, minister.
Welke bijkomende mogelijkheden ziet u, naast de beleidsopties die uitgestippeld worden in uw beleidsbrief Media 2015-2016, om via het Kenniscentrum Mediawijsheid bewustwordingscampagnes op te zetten die expliciet gericht zijn op een breed publiek en focussen op het thema van vriendschapsfraude en/of andere thema’s inzake veiligheid online? Zo ja, in welke mate zouden dergelijke campagnes kort op de actualiteit kunnen aansluiten?
In welke mate is het Kenniscentrum Mediawijsheid reeds met de problematiek van vriendschapsfraude bezig of worden initiatieven daaromtrent gepland? Welke samenwerkingsverbanden ziet u tussen het kenniscentrum en andere actoren, zoals de federale politie en/of het Departement Fraudebestrijding van uw federale collega Johan Van Overtveldt?
Minister Gatz heeft het woord.
Vriendschapsfraude – het gegeven dat vreemden op het internet en via sociale media contact zoeken voor een vriendschapsrelatie, maar alleen uit zijn op geld – staat momenteel als specifiek thema niet op de agenda van het kenniscentrum. Het kan uiteraard wel opgepikt worden binnen de geëigende werking van het kenniscentrum. Ik denk dat er al heel wat knowhow aanwezig is om dat te doen.
Het kenniscentrum heeft op dit moment al verschillende eigen tools en ook tools van derden over sociale media. Zo maakte het kenniscentrum een lessenpakket voor de komische schoolvoorstelling van Bert Gabriëls, ‘Shut your Facebook’, en verspreidt het relevant educatief materiaal van de onderzoeksprojecten ‘Security and Privacy in Online Social Networks’ (SPION) – het SPION-project mikt op de responsabilisering van individuen die gebruikmaken van of beïnvloed worden door sociale media – en ‘User Empowerment in a Social Media Culture’ (EMSOC) – het EMSOC-project wil kritisch analyseren of gebruikers wel empowered zijn door hun omgang met sociale media –, en dat in samenwerking met het federale Cyber Emergency Team (CERT) en Child Focus, waar ik twee weken geleden trouwens op werkbezoek was om te kijken hoe wij vanuit hun werking met ons jeugdbeleid beter en nauwer kunnen samenwerken. Er zijn een aantal werkafspraken gemaakt.
Wat het thema internetveiligheid betreft, ondersteunt het kenniscentrum, in nauwe samenwerking met Child Focus en CERT, op dit moment het Europese project B-BICO om samen tot een Belgian Better Internet Consortium te komen. Het project focust op drie fundamenten: technische veiligheid, een veilig gebruik en een beter, positief gebruik van het internet. Het kenniscentrum diende ook een Europese aanvraag in om vanaf juli 2016 mee deel uit te maken van de kernpartners van dit consortium, zodat het kenniscentrum het project in Vlaanderen mee kan uitrollen. Daardoor zou het kenniscentrum meer kunnen inzetten op veiligheidsthema’s, samen met de federale partners. In het kader daarvan zal het kenniscentrum tijdens dat project ook de werking van de Digitale Week en de Mediacoachopleiding screenen op het thema internetveiligheid. Bovendien werkt het kenniscentrum mee aan de Safer Internet Day en de campagne rond internetveiligheid van CERT.
Het kenniscentrum heeft dus al diverse samenwerkingen, ook met federale instanties. Het kreeg, met de overeenkomst die vorig jaar werd afgesloten, de opdracht om actief verder te bouwen aan een netwerk, ook met andere federale actoren.
Qua campagne zet het Kenniscentrum Mediawijsheid in op samenwerking met Cultuurconnect, de VRT en LINC vzw (Centrum voor Lezen en Informatie) in op een stevige verbreding van de Digitale Week, die dit jaar plaatsvindt van 8 tot en met 16 oktober. Gezien de jaarplanning, met bijhorend pakket van acties, is een extra kortetermijncampagne, zonder heel wat planningen om te gooien en projecten uit te stellen, niet meteen aan de orde. Bovendien bestaat het risico een eendagsvlieg te creëren, terwijl het kenniscentrum ervoor kiest om in de diepte en op middellange termijn te werken.
Dat betekent echter niet dat het kenniscentrum niet inspeelt op de actualiteit en het maatschappelijk debat, integendeel. De overeenkomst met het kenniscentrum bepaalt dat het centrum proactief en ad hoc bijdragen en inzichten ontwikkelt tot actuele beleidstopics. Denk bijvoorbeeld maar aan de Koppen-reportage over ‘grooming’, waarbij volwassenen via het internet minderjarigen benaderen met seksuele bedoelingen.
Het Kenniscentrum schonk na de reportage extra aandacht aan hoe om te gaan met jongeren en hoe hen bewust te maken van de risico’s van sociale media. Onder de noemer ‘Moeten we shockeren om te leren?’ vroeg het Kenniscentrum zich dat openlijk af en formuleerde een antwoord hierop in een bijdrage op zijn website.
Ik wil er vandaag toch iets langer bij stilstaan om te wijzen op het belang van de rol van de ouders, te meer omdat het de Week tegen Pesten is. Een passage uit de bijdrage op mediawijs.be luidt als volgt: “Jongeren vertellen belangrijke problemen vaak niet aan hun vrienden, ouders of gezagsfiguren, zoals leraren, juist uit angst om gestraft te worden of uit schaamte. Belangrijk is daarom dat ook bij ouders de nadruk gelegd wordt op het bespreekbaar maken van het onderwerp bij hun kinderen. Dan is openheid van beide kanten heel belangrijk. Een aantal tips die je wel kunt meegeven, zijn: start niet met allerlei zaken online te verbieden, houd rekening met wat de jongeren belangrijk vinden, wijs op de positieve aspecten van online contacten leggen, reik concrete afspraken aan voor de omgang met online onbekenden (geen persoonsgegevens vrijgeven, oog hebben voor bepaalde ‘cues’ die erop kunnen wijzen dat het om een vals profiel gaat …), leg het verschil uit tussen vertrouwen en blind vertrouwen, help wanneer ze aangeven dat er misschien een probleem is, hoe klein dat probleem ook is.”
Het is in een ruimer kader gezien ook belangrijk om het evenwicht in boodschappen goed in het oog te houden. Mijn mediawijsheidsbeleid is erop gericht om mensen bewust te maken van hoe ze goed met internet en sociale media kunnen omgaan. Het is zeker niet de bedoeling om mensen af te schrikken door enkel de nadelen en gevaren van het internet in de verf te zetten. Bewustwording ja, angst aanscherpen neen. De slinger mag niet doorslaan.
Tot slot nog dit. De vraag is dan wel toegespitst op het Kenniscentrum Mediawijsheid, maar ik wil kort ook de rol van de VRT aanstippen, zeker aangezien de vraag ook verwijst naar een reportage van Koppen op Eén. In de nieuwe beheersovereenkomst met de VRT lees ik: “De VRT bevordert mediawijsheid door aandacht te hebben voor de toegang tot media, de vaardigheden om media te gebruiken en het kritische begrip van media.” De openbare omroep heeft dus inzake mediawijsheid en de bewustwording hierrond een belangrijke, maatschappelijke taak.
Ik verneem dat binnen enkele weken van gedachten zal worden gewisseld met het Kenniscentrum. Ik bied een algemeen kader, maar dan kan worden nagegaan hoe ze middellange doelstellingen met kortetermijnonderwerpen, zoals grooming en vriendschapsfraude, kunnen samenbrengen. Grooming dook enige tijd geleden op en doet dat nog steeds, en in uw vraag gaat het om vriendschapsfraude, maar het valt te vrezen dat binnen enkele maanden een nieuwe vorm zal ontstaan. Ik herhaal dat ik een kader schep, maar dat daar zal moeten worden onderzocht hoe daarmee het best en het meest efficiënt kan worden omgegaan. U hebt dus wel begrepen dat we er alleszins mee bezig zijn.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw uitvoerig antwoord. Er gebeurt in Vlaanderen inderdaad erg veel, en daar mogen we best trots op zijn. Het werken aan mediawijsheid en de stroom aan berichten van allerlei voorvallen op het internet bewijzen dat dit ook echt nodig is.
Ik ben het er absoluut mee eens dat we geen ‘moral panic’-houding mogen innemen en er niet van mogen uitgaan dat alles wat op het internet gebeurt, slecht is, integendeel. We moeten een balans vinden tussen empowerment en bescherming.
Het kenniscentrum ontplooit zoveel initiatieven dat het bijna te veel wordt. Daarom moet worden nagegaan hoe het kan worden versterkt, ook op andere beleidsdomeinen.
Ik zou vriendschapsfraude zeker geen eendagsvlieg noemen. Mijn vraag heeft betrekking op volwassenen. De initiatieven die in Vlaanderen worden genomen, zowel via de VRT als via mediawijs.be, focussen vooral op jongeren.
Mediawijsheid is een zaak van ons allemaal. Mediatechnologieën veranderen en de problemen veranderen. Hoe kunnen we daaraan werken, ook voor volwassenen?
Soms worden onze vragen ingehaald door de actualiteit. Vorige week lanceerde het Centrum voor Cybersecurity het idee om te werken rond een internetrijbewijs. Bij de aankondiging liet directeur Miguel De Bruycker optekenen dat veel mensen de risico’s die ze online lopen, niet kennen. Hij zei dat er hier en daar wel initiatieven lopen om de digitale geletterdheid bij jongeren op te krikken, maar dat die niet structureel zijn. Het centrum wil daarom een soort internetrijbewijs invoeren. In ruil voor succesvol afgelegde opleidingen of cursussen, krijgen bedrijven of particulieren een certificaat. Mij lijkt het geen luxe om bij de heer De Bruycker kennis te nemen van de initiatieven die "hier en daar" – ik vond dit nogal denigrerend – worden ontplooid bij het centrum. Ik denk dat hun expertise zeker waardevolle input zal zijn voor de initiatieven die hij wil opstarten.
Minister, hebt u reeds concrete stappen gezet om samen te werken met het Centrum voor Cybersecurity rond het internetrijbewijs? Hebt u al overleg gehad met uw federale collega De Croo om initiatieven rond mediawijsheid en internetveiligheid op elkaar af te stemmen?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik wil graag even op dit laatste punt ingaan. In uw antwoord hebt u het er niet over gehad. Het is inderdaad ook nog maar deze week bekendgeraakt dat het federale Centrum voor Cybersecurity, dat nog niet zo heel lang bestaat, nu werk wil maken van een internetrijbewijs.
Ik had daarover dezelfde vraag: hebt u daarover al contact gehad met uw federale collega De Croo? Dat moet gemakkelijk zijn, want u bent van dezelfde partij. En zal het Vlaams Kenniscentrum voor Mediawijsheid op een goede manier samenwerken met het federale centrum? Het heeft immers niet veel zin om naast elkaar verschillende initiatieven in te richten.
Dit is zeker een blijvend fenomeen. We hebben cyberpesten, sexting, grooming en vriendschapsfraude, maar er zijn ook de bedrijven die met hacking en dergelijke worden geconfronteerd. Dit alles moet globaal aangepakt worden. Ik hoop dat u ook gebruikmaakt van wat er federaal bestaat. U hebt wel een aantal dingen gezegd over federale zaken, maar net niet over dit heel recente initiatief. Ik had er ook graag uw mening over gekend.
Minister Gatz heeft het woord.
Laat me even een misverstand uit de wereld helpen, mevrouw Segers. Toen ik sprak over een eendagsvlieg, wilde ik niet beweren dat vriendschapsfraude een eendagsvlieg zou zijn, wel dat we moeten vermijden dat we campagnes voeren die eendagsvliegen zouden kunnen zijn.
Dames en heren, de vragen van beide dames zijn heel pertinent. Ik heb natuurlijk ook opgemerkt dat het idee rond het internetrijbewijs gelanceerd werd. Het is een waardevol denkspoor, ik ben het aan het bespreken met collega De Croo en met anderen. We zitten nu met een concrete casus waarbij we mogelijke valkuilen van competitiefederalisme moeten omzetten in samenwerkingsfederalisme.
Het is inderdaad sprekend, mevrouw Segers, dat men het heeft over een aantal initiatieven "hier en daar". Als we bekijken wat Child Focus doet op het vlak van antwoorden op deze problematiek, wat het Kenniscentrum voor Mediawijsheid doet en wat onze Franstalige collega’s doen, dan is nu het moment gekomen om dit iets meer in een consortium op elkaar te gaan afstemmen. Dus ja, we zijn wel degelijk in gesprek en in overleg om te bekijken hoe we de zaken op elkaar kunnen afstemmen en hoe we kunnen vermijden om dubbelop campagnes te voeren, want dat lijkt me heel onverstandig.
Het is zinvol om ook deze vraag vanuit een feitelijk vertrekpunt aan de vrienden van het Kenniscentrum voor Mediawijsheid te stellen. Ze zullen al de nodige contacten voor netwerkvorming gelegd hebben.
Ook op politiek niveau zullen we de nodige overeenkomsten sluiten.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, over deze problematiek staat er inderdaad bijna elke dag iets in de krant. Vandaag staat in Het Nieuwsblad het verhaal van een meisje dat gepest werd via sexting en dat daar ook een boek over heeft geschreven met de sprekende titel: ‘Francien, laat je tieten nog eens zien’. Ze heeft het ook over het belang van mensen in vertrouwen nemen en over het ontwikkelen van een aantal vaardigheden. Deze problematiek zal niet meer verdwijnen. Hoe meer de digitalisering en de sociale media ons leven beheersen, hoe beter we ermee moeten leren omgaan.
Momenteel leggen we veel in het mandje van mediawijs.be, naast Child Focus en de VRT, die ook al heel wat doet. Dat is goed en belangrijk, maar de nood wordt groter, en dus moeten ook de middelen mee groeien. Ik wil u alvast meegeven dat u vanuit onze fractie altijd de steun zult hebben om daar middelen voor bijeen te krijgen. Ik wil u alvast de suggestie doen om met uw collega van Welzijn, minister Vandeurzen, rond de tafel te zitten, want de problematiek van pesten en zo meer zit ook in die bevoegdheid. Dat geldt natuurlijk ook voor Onderwijs en de bevoegde minister Crevits, maar dat doet u al. U hebt daar in elk geval onze steun voor.
De vraag om uitleg is afgehandeld.