Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, op 1 april 2015 stelde ik u al een vraag om uitleg over het woon- en zorgbeleid in de Vlaamse Rand. U antwoordde toen: “Vlabzorginvest staat nog in zijn kinderschoenen en dat denkspoor moet nog worden uitgewerkt. We zullen hiervoor de nodige middelen moeten zoeken. Aangezien nu met het oog op andere bezorgdheden aan het budget wordt gewerkt, valt dit nog verder uit te werken. Het is in elk geval als doelstelling in het Vlaams regeerakkoord en in de beleidsnota opgenomen.”
Ondertussen zijn we elf maanden verder. Welke vooruitgang hebt u sindsdien geboekt in het dossier van Vlabzorginvest? Welk verder overleg hebt u sindsdien gehad met uw collega-ministers over Vlabzorginvest? In welke financiële middelen voorziet de Vlaamse Regering voor Vlabzorginvest in 2016 en de daaropvolgende jaren? Welke andere structurele maatregelen plant de Vlaamse Regering om Vlabzorginvest verder te ontwikkelen opdat dit instrument een duurzame toekomst kan krijgen?
Minister Weyts heeft het woord.
Dames en heren, dit is een voorbeeld van transversaal beleid dat we vanuit de Vlaamse Rand moeten voeren, namelijk de coördinatie van de initiatieven die collega’s in de Vlaamse Regering nemen ten voordele van de Vlaamse Rand. In deze gaat het over de achterstand die we kennen op welzijnsvlak in zijn totaliteit.
In het regeerakkoord hebben we ingeschreven om met Vlabzorginvest de achterstand in het welzijns- en gezondheidsaanbod in de Vlaamse Rand terug te dringen. Minister Vandeurzen moet ter zake het initiatief nemen. Ikzelf – en ik hoop u allen met mij – tracht minister Vandeurzen en de andere ministers ten aanzien van de Vlaamse Rand te stimuleren om initiatieven te nemen. Aanvankelijk was er wat terughoudendheid, maar er is vooruitgang. Minister Vandeurzen heeft in de commissie Welzijn geantwoord dat hij zich concreet engageert om dit initiatief gestalte te geven in de tweede helft van de legislatuur.
Ik verwijs naar wat hij vorige week dinsdag nog heeft gezegd in die commissie naar aanleiding van de vragen om uitleg over hetzelfde onderwerp. Ik citeer: “Ik denk persoonlijk" – en dat lijkt me ook de intentie te zijn geweest – "dat naar aanleiding van de nieuwe taakafbakening van de provincies zal worden bekeken hoe we dat vehikel van Vlabinvest” – hij bedoelt Vlabzorginvest, want Vlabinvest is iets anders – “op Vlaams niveau kunnen installeren, met deze regio en specifiek de Vlaamse Rand als doel. Ik ben het er eigenlijk ook wel mee eens dat we het warm water niet moeten uitvinden: bestaande vehikels leveren voldoende inspiratie op om daarmee om te gaan. Een van de te beantwoorden vragen is natuurlijk hoe we de overdracht van de middelen vanuit de provinciale insteek naar de Vlaamse overheid georganiseerd krijgen op zo’n manier dat we die middelen dan ook kunnen deviëren naar zo’n vehikel. Volgens het schema waarbinnen wij nu bezig zijn met betrekking tot die provinciale taakstelling en de transitie, nemen we dat mee naar het overleg, waarvan collega Homans trouwens de coördinator is. Op mijn lijst staat dat we op dat moment bekijken wat er moet gebeuren met die provinciale middelen, en of die eventueel kunnen worden georiënteerd.”
Verderop zegt hij: “Vanuit het standpunt van Welzijn is het moment aangebroken om de timing en de randvoorwaarden te creëren om dat concept in te vullen. De rol, de techniek en het instrument voor de provinciale taakstelling waren wel degelijk vroeger gepland. Aangezien we dat nu afbouwen, moet er een alternatief voor komen.”
Dat was het antwoord van collega Vandeurzen ten aanzien van die materie. Er is dus wel wat vooruitgang in het engagement om Vlabzorginvest concreet gestalte te geven, zij het dat er wel wordt aangeduid dat dat in de tweede helft van de legislatuur moet zijn, maar ik heb zelf ter zake ook nooit iets anders gezegd.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Bedankt, minister, ook om het antwoord van collega Vandeurzen voor te lezen. Ik heb dat gehoord, want het was het antwoord op mijn vraag om uitleg. Ik heb de vraag net aan hem gesteld, omdat u de vraag naar hem had doorgeschoven. En hij heeft vorige week heel duidelijk geantwoord: “Daarvoor moet uiteraard overleg gepleegd worden met mijn collega Weyts. Ik denk dat het duidelijk is dat ook hij daarin een rol moet spelen.” Daarom ben ik met mijn vraag weer naar u teruggekomen.
Ik ben blij dat er nu, na het doorschuiven van zwartepieten of het afschuiven van de verantwoordelijkheid tussen u beiden, misschien hopelijk een doorbraak kan komen, want in die afgelopen elf maanden is er weinig gebeurd. We kennen de onwaarschijnlijke noden die er in onze regio zijn in dat dossier. Die historische achterstand moet weggewerkt worden. Ik kan alleen maar blijven vragen dat u die verantwoordelijkheid opneemt, om het samen met collega Vandeurzen verder op te nemen en er werk van te maken.
Ik vind het wel een beetje jammer dat ik drie keer dezelfde vraag moet stellen aan twee verschillende ministers.
De heer Persyn heeft het woord.
Collega, we hebben vorige week samen de discussie gevoerd, en toen is onderstreept dat minister Weyts daarin een coördinerende rol heeft en dat de bevoegde minister in dezen minister Vandeurzen is. Minister Vandeurzen heeft duidelijk aangegeven dat hij het nu wel ter hand zal nemen.
Er is in de discussie ook verwezen naar het rapport ‘Wel op weg?’ van een partijgenote van minister Vandeurzen, die suggereerde om Vlabzorginvest in te richten naar analogie van Vlabinvest. We moeten inderdaad het warm water niet opnieuw uitvinden. Ze had ook een heel concreet voorstel om de 2 miljoen euro jaarlijkse subsidies voor het impulsbeleid – dat is een van de taken van de provincie – meteen in te kantelen in het vehikel, maar om het dan ook heel selectief in te zetten en niet te verspreiden over alle voorzieningen, want dan krijg je natuurlijk een verstrooiend effect.
Er zijn een aantal deelsectoren in Welzijn en Gezondheid in de Vlaamse Rand en in Brussel die nog meer te lijden hebben onder die achterstand. Die achterstand bestaat nota bene langer dan de elf maanden dat minister Weyts nu minister van de Vlaamse Rand is. Het euvel bestaat eigenlijk al twintig jaar. Het is in 2000 al aangekaart en sindsdien herhaalde keren op de agenda gezet. 2000, dat is nog voor de N-VA bestond.
Los van het initiatief dat minister Vandeurzen zal nemen, wordt er ook lokaal niet stilgezeten. Minister Vandeurzen heeft bij herhaling gezegd dat er tot nog toe weinig respons is van lokale initiatiefnemers. Ik kan u zeggen dat onze lokale besturen vanmiddag samenzitten op de klankbordgroep ‘Toekomstforum Halle-Vilvoorde’, waar één themagroep specifiek gewijd zal zijn aan die achterstand. Als de agenda het toelaat, hoop ik daar vanmiddag naartoe te kunnen gaan.
De lokale besturen zitten natuurlijk niet stil. Ze hebben zelf initiatieven, ze kennen heel goed het lokale veld en de lokale noden en kunnen veel beter in interactie treden met eventuele aanbieders. Dat kan grensoverschrijdend gebeuren, intergemeentelijk en misschien zelfs tussen de provincies.
Ik heb uit de voorgaande vraag begrepen dat er gemeentes zijn die ondanks de financiële en economische crisis nog veel geld over hebben om contraproductieve initiatieven te nemen in de Vlaamse Rand. Ik zou voorstellen dat, als er toch geld over is, ze dat meteen in Brussel inzetten, waar we ook met een heel grote achterstand zitten inzake Welzijn en Onderwijs. Maar als er dan toch te veel geld is, kunnen ze het misschien net zo goed spenderen aan nuttige initiatieven in de Vlaamse Rand. Ik denk dan aan het inzetten op Welzijn, of misschien op ziekenhuizen in Brussel, om de tweetaligheid van de dienstverlening daar te bevorderen.
De heer Doomst heeft het woord.
Die Vlabzorginvest is echt een grote bekommernis. We zitten nu in de tendens van de vermaatschappelijking van de zorg. Op het terrein is die bekommernis heel groot. En er zijn wel initiatiefnemers te vinden. Ik geef een voorbeeld uit onze regio: plus 21-jarige gehandicapten die een onderkomen zoeken na de schoolloopbaan. Dat is echt reëel. Wij moeten daar op het terrein echt wat aan doen.
Ik had een beetje voorspeld dat men het ‘Vandeurzeninvest’ zou noemen, maar er moet ook ‘Weytsinterest’ zijn, om de zaken mee te bespoedigen. Cruciaal is dat we de inkanteling van de provinciale middelen die overkomen van Vlabinvest, integraal doen en Vlabzorg daar sterk aan vasthechten.
Dat zwartepieten is niet het belangrijkste. Het belangrijkste is volgens mij dat we die inkanteling op de juiste manier doen en Vlabzorg daar mee in integreren. Dan denk ik dat we vertrokken kunnen zijn. We zullen ook met minister Vandeurzen contact houden, bij wie ik geen terughoudendheid, maar een wil tot doortastendheid heb ervaren.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Sta mij toe een andere inschatting te hebben van de urgentie en het enthousiasme dat van de Vlaamse Regering uitgaat. Ik heb inderdaad gemerkt dat de vraag van mevrouw Segers een zeker pingpongspelletje heeft moeten ondergaan. De antwoorden worden nu wel wat concreter, maar ze blijven in een zekere vaagheid en in het planmatige zitten.
Het meest concrete gaat over 2 miljoen euro voor de inkanteling van provinciale middelen. Er is nog altijd geen concreet plan voor hoe er een groeitraject komt op verschillende welzijnsdomeinen. In Vlaams-Brabant of Brussel en in andere regio’s zijn er reële en terechte noden. Als we de begroting van Welzijn bekijken, zijn er geen middelen om groeipaden uit te zetten. Er zijn geen concrete plannen om capaciteitstoename waar te maken. Alle plannen worden vooruitgeschoven naar de tweede helft van de legislatuur. Er wordt een spelletje gespeeld: we zullen morgen zien of er middelen zijn om iets waar te maken. Maar vandaag zijn er jongeren met een handicap die meerderjarig worden en geen plaats vinden. Er zijn ouderen die niet de juiste thuishulp krijgen. Die noden zijn er vandaag en niet enkel in de tweede helft van de legislatuur. De urgentie van deze regering om in te zetten op welzijns- en capaciteitsuitbreiding is te laag.
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Segers, u hoeft absoluut geen drie vragen te stellen. U kunt zich die moeite besparen. De antwoorden zijn gelijklopend. Dan is dat toch prima. We zetten stappen vooruit, wat positief is, ook in vergelijking met vorige regeerperiodes.
Ik wil even antwoorden op het laatste defaitistische verhaal. Deze regering stelt heel wat extra middelen voor Welzijn in het vooruitzicht. Dat zou een mens blij, hoopvol en toekomstgericht moeten stemmen, veeleer dan zwartgallig. Deze regering heeft de heel resolute keuze gemaakt om te investeren in economie en mensen, en dus ook in Welzijn. De bedragen die in het vooruitzicht worden gesteld, stemmen me zeer hoopvol. Ik zal initiatieven blijven nemen om te zorgen dat de Vlaamse Rand zijn deel krijgt, ook op het vlak van de extra ondersteuning.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik vrees dat het wel nodig was om die vraag drie keer te stellen, want ik heb een vaag antwoord gekregen van minister Vandeurzen. Hij zegt dat u een grote verantwoordelijkheid hebt. Daarom heb ik die vraag opnieuw aan u gesteld. Ik ben blij dat minister Vandeurzen de handschoen heeft willen opnemen, maar het zijn vooral intenties die worden geuit. U antwoordt alleen intentioneel op mijn vraag naar concrete financiële middelen en andere maatregelen. We gaan aan die kar blijven trekken en u blijven bestoken. We willen een minister van de Vlaamse Rand die de problemen van de Vlaamse Rand echt aanpakt en de lead neemt in de Vlaamse Regering.
De vraag om uitleg is afgehandeld.