Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Vraag om uitleg over het voornemen van de Vlaamse Regering om zich terug te trekken uit Unia
Verslag
Welkom in de Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering. Ik voorspel u dat we vele uren samen zullen doorbrengen.
We zijn met heel wat nieuwkomers. De werkzaamheden in de commissie zijn strikt gereglementeerd, ook wat spreektijden betreft. Normaal grijp ik niet snel terug naar het reglement, maar dat zal ook van u afhangen. Als u er losbandig mee omgaat, zal ik het reglement wel moeten hanteren.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
In het regeerakkoord lezen we dat de samenwerking met Unia wordt stopgezet en wordt vervangen door een Vlaams gelijkekansencentrum. Uw federale collega van Gelijke Kansen kondigde in de plenaire vergadering van 3 oktober 2019 aan dat de samenwerking met Unia pas zal kunnen eindigen in 2023. Wij begrijpen niet zo goed waarom die samenwerking wordt stopgezet. Ik heb deze week nog een opiniestuk van de twee voorzitters van Unia gelezen. Zij zeiden dat Unia tijdens de vorige legislatuur tot drie keer toe in een commissie is komen spreken. Zij hebben toen tekst en uitleg gegeven, tot grote tevredenheid van alle parlementsleden.
Wij vragen ons toch af of die beslissing niets te maken heeft met het feit dat Unia tijdens de voorbije legislatuur een aantal keren onzacht in aanvaring is gekomen met de regeringspartijen, de N-VA voorop. Wij hebben de indruk dat heel dat verhaal een revanchistisch kantje heeft en we zien er niet echt een goede kant aan. Unia is vandaag een interfederaal centrum waar iedereen terechtkan, los van de wetgeving of de wetgever. We vrezen dat een eigen centrum de drempel alleen maar zal verhogen voor mensen die op zoek zijn naar hulp en dat dit voor verwarring zal zorgen, omdat mensen eerst moeten uitzoeken waar ze precies terechtkunnen. Of zoals de voorzitters van Unia zeiden: 'Zul je morgen bij een ander centrum terechtkomen als je klachten hebt over discriminatoir geweld of als je klachten hebt over discriminatie op basis van seksuele oriëntatie?' Ik begrijp bovendien niet goed hoe een overheid die haar overheidsapparaat wil rationaliseren dan toch plots kiest voor het oprichten van een nieuw, apart centrum. Voor mij is dat niet echt een voorbeeld van goed bestuur.
Welke objectieve analyses of evaluaties werden geraadpleegd om te concluderen dat Vlaanderen nood heeft aan een apart gelijkekansencentrum?
Wat is de reden om de samenwerking met Unia na 2023 stop te zetten?
Kunt u meer toelichting geven over het takenpakket van het nieuwe Vlaamse gelijkekansencentrum? Zal dit verschillen van het takenpakker van Unia? Zo ja, in welk opzicht?
Wanneer zal het nieuwe Vlaamse gelijkekansencentrum effectief van start gaan?
Kunt u mij een gedetailleerd overzicht geven van de kostenraming van het geplande Vlaamse gelijkekansencentrum? Dat mag u uiteraard in bijlage toevoegen.
Hoe vaak is men in dialoog gegaan met Unia over de stopzetting van de samenwerking? Wanneer vonden deze gesprekken plaats en wat waren de conclusies? Indien er verslagen beschikbaar zijn, dan lees ik die graag.
Hoe zult u ons verzekeren dat het nieuwe Vlaamse gelijkekansencentrum in volle onafhankelijkheid volgens de Principes van Parijs zal kunnen werken?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
In het regeerakkoord staat dat Vlaanderen zich wil terugtrekken uit Unia. Ook ik vind deze beslissing onbegrijpelijk.
Unia is een instelling die heel goed werkt en jaar na jaar meer klachten te verwerken krijgt. Unia heeft ook een eenloketfunctie en is daardoor heel gebruiksvriendelijk. Vorige week nog werd Unia als gelijkekanseninstituut in de media genoemd als een internationaal gerenommeerd centrum. Ik vind de beslissing om uit Unia te stappen dan ook onbegrijpelijk en zie het als slecht bestuur.
Ik zou graag weten op welke objectieve criteria en evaluaties de uitstap uit Unia is gebaseerd, los van de stemmingmakerij die er de afgelopen jaren is geweest. Het enige criterium dat ik heb gehoord, onder andere van u, is dat Unia niet bevoegd is voor gender, maar dat gegeven is een gevolg van een beslissing die de politiek zelf heeft genomen in 2014. Op dat moment heeft uw partij daar mee over beslist. Dat argument is helemaal geen reden om uit Unia te stappen. Het zou hoogstens een reden zijn om de huidige verschillende werkingen die op dit moment harmonieus naast elkaar bestaan, meer te integreren met Unia. Ondanks uitgebreide opzoekingen heb ik ook geen inhoudelijke evaluaties gevonden die een negatief advies gaven over Unia. Als die er zijn, kunt u ons die dan geven?
Tot 2023 zal Unia samenwerken met Vlaanderen en omgekeerd. Kunt u dat bevestigen? Op welke manier denkt u samen te werken met Unia tot op dat moment?
Op welke manier zal de overdracht van expertise en dossiers naar het geplande Vlaamse gelijkekansencentrum gebeuren? Hoe plant u de zeer uitgebreide expertise aan boord te houden?
Ik vraag me ook af welke gronden voor discriminatie dit nieuwe instituut zal behandelen. Zullen dat er minder zijn dan Unia vandaag? Ik kijk dan naar het uitgebreide aanbod van Unia zelf. De site van Unia geeft info over wetgeving, een database met rechtspraak en onderhandelde oplossingen, informatie voor het onderwijs, voor werkgevers. De informatie is beschikbaar in meerdere talen en in gebarentaal. Unia biedt ook een gratis telefoonnummer. Welke van die functies zal het nieuwe Vlaamse Unia aanbieden?
Zal het sensibiliseren, of ook in rechte treden? Zal het meewerken aan het implementeren van praktijktesten?
Hoeveel zal de oprichting van een nieuw instituut en de overdracht kosten? In het regeerakkoord is sprake van minder instellingen, maar in dit geval wordt er eentje bij gecreëerd. Zal de Vlaming nu niet dubbel betalen voor de oprichting van een nieuw orgaan, terwijl er een goedwerkend instituut is, en voor de bijdrage aan het naar verluidt geplande interfederale mensenrechtenmechanisme?
Wat voor zin heeft het om zich terug te trekken uit een goedwerkend instituut om zich te integreren in een andere interfederale instelling die een mandaat en een opdracht heeft die raken aan het bestaande instituut?
Minister Somers heeft het woord
Voor ik op de vraag antwoord, wil ik zeggen dat ik zeer vereerd ben dat ik hier namens de regering aanwezig mag zijn. Ik ben zelf heel veel jaren parlementslid geweest en ik zal proberen mijn taak als minister te volbrengen met groot respect voor het parlement. Ik zal proberen op een ordentelijke en goede manier te antwoorden op de vragen die me worden gesteld.
Ik wil ook begrip vragen voor het feit dat ik exact een week minister ben. Als u de vragen beluistert die u zelf stelt, zult u begrijpen dat het begin van mijn antwoord zal zijn dat het evident is dat ik na een week als minister geen antwoord kan hebben op al uw vragen, maar ik zal toch proberen zo goed mogelijk de context te schetsen waarin we ons bevinden.
Het Vlaamse regeerakkoord bevat inderdaad een heel uitdrukkelijke passage die zegt dat de nieuwe Vlaamse Regering op het einde van de lopende samenwerkingsovereenkomst met Unia, een eigen Vlaams gelijkekansencentrum zal oprichten. Dat gelijkekansencentrum zal de opdrachten van Unia en van de genderkamer, die nu bij de Vlaamse ombudsman zit, bundelen en zich inschakelen in een interfederaal mensenrechtenmechanisme, allemaal conform de Principes van Parijs om een A-status te verkrijgen. Dat zijn de verschillende, duidelijke politieke beslissingen die aan de grondslag liggen van de actie die ik als minister moet voeren. Ik voer die actie binnen het bestaande regeerakkoord. Het gaat om een politieke keuze die de meerderheidspartijen binnen deze regering hebben gemaakt om op het einde van de huidige samenwerkingsovereenkomst met Unia te kiezen voor een Vlaams gelijkekansencentrum. Dat geeft ons ook de tijd om dat op een goede en gestructureerde manier te doen.
Door dat te doen, kiest Vlaanderen ervoor om zich in te schakelen in een evolutie die zich internationaal aftekent, waarbij men er steeds meer voor kiest om alle verschillende mensenrechteninstituten te bundelen in één mensenrechteninstituut. Je ziet die tendens in Scandinavië, maar ook in Nederland. Door het naast elkaar bestaan van verschillende gelijkekanseninstituten, die zich elk op een andere problematiek richten – gender, afkomst en dergelijke meer –, krijg je vaak niet de meest optimale afweging van de verschillende vrijheden. Iedereen weet dat die vrijheden nooit absoluut zijn. Soms botsen ze met elkaar en moeten ze met elkaar in dialoog kunnen treden. Een goede mensenrechtenapproach bestaat erin dat je de integraliteit van de verschillende rechten die in onze samenleving moeten worden bewaakt, samenbrengt en bundelt.
Het is juist dat wij er in 2014 in Vlaanderen voor gekozen hebben om die genderkamer op te richten bij de Vlaamse Ombudsdienst, maar die beslissing hing heel nauw samen met het feit dat het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (IGVM) op federaal niveau ook niet ingekanteld werd binnen Unia. Er was toen ook geen bereidheid voor om dat te doen. Ik denk dat op dat punt de geesten aan het rijpen zijn. Wij willen in Vlaanderen absoluut dat er één mensenrechteninstituut komt op Vlaams vlak, dat beide problematieken bij elkaar brengt.
De bedoeling is om een volwaardig en onafhankelijk Vlaams mensenrechteninstituut uit te bouwen, omdat wij internationaalrechtelijk, Europees, maar ook decretaal verplichtingen hebben die we ook hard willen maken op het terrein. Vlaanderen heeft belang bij een goed werkend gelijkekanseninstituut in Vlaanderen.
U vraagt wat de toekomstige relatie zal zijn met Unia, dat waarschijnlijk zal blijven bestaan als interfederaal gegeven. Ik ga dat de volgende weken en maanden op een rustige manier uitklaren. Ik heb de mensen van Unia al één keer ontmoet, in die ene week als minister. Zolang de samenwerking met Unia blijft bestaan, gaan we die heel correct doen, op een optimale manier, vanuit het belang van de cliënten.
De structuur waar we naartoe moeten gaan, moet een klantvriendelijke structuur zijn. Ik heb mij daar een eerste keer over bevraagd, om te zien wat de verhouding is van de Vlaamse dossiers binnen het geheel van de huidige Unia-constructie. Vlaanderen financiert ongeveer 10 tot 12 procent van de ganse Unia-structuur. Dat is op basis van een samenwerkingsovereenkomst. Ongeveer 20 procent – maar dat is een ruwe inschatting die we verder gaan verfijnen in de loop van de komende maanden en jaren – van de dossiers die bij Unia binnengebracht worden in de Nederlandse taal, heeft betrekking op Vlaamse bevoegdheden. Er zijn ook nogal wat dossiers die potentieel Vlaamse en federale bevoegdheden vermengen. Die schat men – opnieuw, heel ruw geschat – op 10 tot 20 procent van de dossiers.
Het is mijn ambitie als minister om te werken aan een kwalitatief mensenrechteninstituut dat de internationale standaarden haalt. Dat betekent dat dat mensenrechteninstituut, ook dat Vlaamse, onafhankelijk zal zijn. Het zal een waakhond zijn. Het zal op bepaalde momenten de luis in de pels blijven, want een mensenrechteninstituut heeft tot taak om te waken over alle fundamentele vrijheden en moet zich dus van nature kritisch opstellen ten aanzien van al diegenen die die vrijheden potentieel met voeten treden. Ook het toekomstige Vlaamse mensenrechteninstituut zal daar dus een rol in blijven spelen.
Op basis van de lopende samenwerkingsovereenkomst, moeten wij ten laatste op 15 september 2022 die samenwerking opzeggen, waarop we ten vroegste kunnen uittreden op 15 maart 2023. Dat geeft ons dus alle tijd om dat op een rustige en gestructureerde manier te doen. Ik zal daarvoor – dat ligt in mijn natuur – in dialoog gaan met Unia, maar evident ook met de mensen die vandaag bij de Vlaamse ombudsman werken. Ik zal mij ook goed bevragen, ook internationaal, om te kijken hoe Vlaanderen kan uitblinken. Want dat is onze ambitie: excellentie nastreven, ook op het gebied van het beschermen van mensenrechten. Onze blik op het noorden gericht, zoals wij terecht in ons regeerakkoord zeggen, geïnspireerd door wat er in Scandinavische landen gebeurt, willen wij absolute excellentie nastreven op het gebied van het beschermen van de vrijheden van alle mensen die hier in Vlaanderen zijn.
Het is evident dat er in de komende weken en maanden nog heel veel zaken uitgeklaard moeten worden. We staan nog maar aan het begin, maar ik heb nu toch al het kader kunnen schetsen waarbinnen wij naar deze problematiek kijken.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw eerste antwoorden. Ik kan natuurlijk begrip opbrengen voor het feit dat u in uw eerste week niet meteen een antwoord hebt op al mijn vragen.
U hebt wel geantwoord op de essentie en dat is dat het de beslissing om de samenwerking met Unia stop te zetten, een politieke beslissing is. We zullen van mening blijven verschillen, maar in mijn ogen is dat een totale absurditeit. Ik snap natuurlijk dat er internationaal wordt geëvolueerd naar mensenrechteninstituten waar alle verschillende dimensies van mensenrechten worden samengebracht. Dat had voor ons ook perfect interfederaal kunnen en moeten gebeuren. In die zin blijf ik het een verkeerde keuze vinden om Vlaanderen terug te trekken uit een instituut dat, wat ons betreft, vandaag perfect werkt.
Wij denken ook dat het voor verwarring zal zorgen. U zegt dat de klachten vandaag in 20 procent van de gevallen over Vlaamse bevoegdheden gaan en in 10 tot 20 procent over gemengde bevoegdheden. Dan zijn er natuurlijk ook nog de klachten over puur federale bevoegdheden. Hoe wilt u in godsnaam dat mensen die morgen een probleem hebben, weten waar ze terechtkunnen met hun klacht in geval van discriminatie? Ik blijf dit een vergissing vinden.
Ik heb nog enkele vraagjes waar ik geen antwoord op heb gekregen.
Heb ik het goed begrepen dat de politieke beslissing niet is genomen op basis van een objectieve evaluatie?
Is het nog te vroeg voor het kostenplaatje van dat nieuwe instituut?
Tegen wanneer denkt u op deze vragen een antwoord op te kunnen formuleren?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, het is fijn dat u zich zo coöperatief wilt opstellen in de commissie en blijkbaar ook ten opzichte van Unia. Er rest mij dan ook de ondankbare taak om hier hard tegen in te willen gaan.
Ik heb er alle begrip voor dat u pas minister bent, maar waarom wordt er dan meteen zo'n grote beslissing genomen? Ik wil me aansluiten bij het gebrek aan evaluatie. Waarom is er geen evaluatie gepland in plaats van het onmiddellijk afschaffen van het instituut? Met de Scandinavische evolutie naar meer integratie had men evengoed kunnen nagaan hoe de bestaande instituten beter geïntegreerd konden worden in plaats van een nieuw instituut op te richten. Dat is trouwens exact waar ik voor pleitte in mijn eerste vraag. Het is fijn dat u dit bevestigt, maar dat kan dus met het bestaande Unia, dat goed werkt.
Ik hoor u zeggen dat u een instituut wilt met een klantvriendelijke structuur. Op dit moment heeft Unia, zoals ik al zei, een éénloketfunctie. Dat is dus een instituut waar een gebruiker op één plek kan vertellen wat hem is overkomen, waarna er wordt doorverwezen.
U hebt het over de waakhond en de luis in de pels. De luis in de pels is hier afgestraft. Als Brusselaar heb ik dan ook de opmerking dat dit chaos zal creëren. Ik woon in een kosmopolitische stad. We hebben nu een goedwerkend interfederaal orgaan. Ik vraag mij af of Vlamingen straks nog terecht zullen kunnen bij Unia? Wordt het Vlaamse Unia dan bevoegd voor de Vlamingen? Hoe wordt die bevoegdheid afgebakend? Waar kunnen buitenlanders terecht? U zegt dat het op zichzelf moet staan. Ik kijk dan even naar Brussel: wat moet er gebeuren als er straks een Franstalig persoon met een handicap gediscrimineerd wordt op een Vlaamse bus van De Lijn op Brussels grondgebied? Of wanneer een expat op Brussels grondgebied door een Nederlandstalige wordt gediscrimineerd? Of wanneer een Nederlandstalige buitenlander in Brussel door een Franstalige wordt gediscrimineerd? Dat zijn in Brussel heel doordeweekse situaties. Op dit moment kunnen al die mensen naar Unia bellen, zeggen wat hun overkomen is en dan worden ze doorverwezen. Zullen we de mensen daar dan bij gebrek aan een eenloketfunctie zelf mee opzadelen? We zullen hiermee een wildgroei aan instellingen creëren. Moet Vlaanderen op het vlak van gelijke kansen echt aan koterij doen? Of gaan wij het federale Unia bij dezen met alle pluimen laten lopen terwijl het Vlaamse Unia een lege doos wordt?
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, dank u voor uw eerste uitgebreide antwoord. U bent nog maar één week minister, ik ben tevreden met uw antwoord. Uiteraard zullen wij bij de bespreking van uw beleidsnota’s verder en dieper ingaan op de concrete plannen.
Het stemt mij heel positief dat u zo hard de onafhankelijkheid van het Vlaamse mensenrechteninstituut als waakhond in de toekomst benadrukt. CD&V heeft hierbij nog een aantal opmerkingen. Ik ga het debat niet voeren over de instellingen zelf. Voor ons is het belangrijkste dat er een gelijkekansencentrum is dat kan waken over gelijke kansen en dat discriminatie heel krachtig kan bestrijden. Om dat te doen, is een slagkrachtige organisatie nodig. Voor de CD&V-fractie is het belangrijk dat de diensten die Unia aanbiedt, behouden blijven. Het moet duidelijk zijn voor de mensen waar zij terechtkunnen. In dat opzicht is het heel positief dat de Genderkamer van de Vlaamse Ombudsdienst geïntegreerd zal worden in het toekomstige Vlaamse gelijkekansencentrum.
Misschien zult u het erover hebben bij de concrete antwoorden op de vragen bij de beleidsnota, maar het is heel belangrijk dat de expertise van Unia zal overkomen naar het Vlaamse gelijkekansencentrum. Kunt u daar al iets concreter op ingaan? Het is heel belangrijk dat de opgebouwde expertise behouden blijft.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, de discussie gaat nu vooral over waar men moet zetelen, op het Vlaamse of op het federale niveau. Vooraleer we daarop ingaan, moeten we benadrukken dat – welke instelling het ook wordt – de strijd tegen racisme en discriminatie voor deze meerderheid zeer belangrijk blijft. Ik verwijs naar de woorden van de minister-president in de regeerverklaring. Hij maakte heel duidelijk dat we die strijd onverkort zullen voortzetten. Racisme en discriminatie mogen we op geen enkele manier aanvaarden.
De Vlaamse regelgeving is op dat vlak zeer uitgebreid. Het Gelijkekansendecreet gaat zelfs verder dan de Europese regelgeving. Het bevat een twintigtal gronden van discriminatie en gaat op die manier verder dan de andere regels. Dat toont aan dat discriminatie in Vlaanderen op geen enkele manier kan worden aanvaard.
Het ligt dan ook in het verlengde van de mogelijkheden dat Vlaanderen een eigen instituut gaat oprichten dat die verschillende vormen van discriminatie gaat bewaken. Een Vlaams instituut biedt voordelen. Minister, u wees daar al op. Gender kan mee geïncorporeerd worden. Dat kan de coherentie van het discriminatiebeleid alleen maar verbeteren. Vlaanderen zal ook meer zeggenschap hebben over de handhaving. Niet onbelangrijk is ook dat de beleidsadviezen van dit orgaan meer op maat van Vlaamse bevoegdheden kunnen worden geschreven.
In het voetbal zegt men vaak: ‘Elk voordeel heb zijn nadeel.’ Het nadeel is dat je riskeert dat de burger, het slachtoffer aan wiens kant we moeten staan, misschien moeilijker zijn weg zal vinden. Minister, daarom vragen wij u om daar met dat nieuwe instituut zeker rekening mee te houden. Bij de oprichting van een nieuw Vlaams instituut moet het eenloketprincipe overeind blijven. Het slachtoffer moet niet gaan zoeken waar hij moet aankloppen: op Vlaams of Brussels niveau of waar dan ook.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister Somers, u doet dat al vrij goed voor iemand die nog maar een week minister is, maar ik heb toch een aantal vragen. Ik begrijp niet goed waarom leden van de regering waar u deel van uitmaakt er altijd maar mee schermen dat het een internationale verplichting zou zijn om een nationaal mensenrechteninstituut op te richten. Dat klopt niet. Er is geen dergelijke verplichting.
Er wordt dan verwezen naar de principes van Parijs, die werden goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Maar dat is niet bindend. Het is heel simpel, die resoluties zijn niet bindend.
Mijn eerste vraag is eigenlijk: vindt u dat het een internationale verplichting is een argument om dit mensenrechteninstituut te hebben?
Ten tweede heb ik zelf in het verleden de nodige ervaring gehad met de voorloper van Unia – dat was het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (CGKR) – en samen met mij vele Vlamingen. Die ervaring was niet positief. Dat was een ervaring die heeft geleerd – en wij krijgen heel vaak die berichten via email en via sociale media – dat het eigenlijk het CGKR, en daarna Unia, zijn die discriminerend te werk gaan. Ik denk dat er wel overeenstemming over bestaat dat discriminatie in bepaalde gevallen op zijn minst niet moet kunnen en verwerpelijk is. Daar zijn ook wetten voor, die wetten worden toegepast, men kan daarvoor klacht indienen.
Maar als je zo’n instituut opricht – laat ons Unia nemen, het meest recente – wordt dat bevolkt door mensen zoals een Els Keytsman, die dat centrum geleid heeft, maar ook vele anderen natuurlijk, die zelf hun politieke visie en ideologie voortdurend laten doorschemeren in hun werk. Hoe weet ik dat? Niet alleen uit mijn eigen ervaring, ik zal het even toelichten.
Ik heb klacht ingediend omdat ik niet werd aangeworven als ingenieur omdat ik voor Geert Wilders had gewerkt. Wel, Unia heeft mij daarin niet geholpen. Ze hebben mij daar totaal in de steek gelaten. Dat is één verhaal, van mezelf, maar wij ontvangen zo meerdere verhalen van mensen.
En wij zien ook dat wanneer de leiding van Unia, Els Keytsman, optreedt in de media, wanneer zij zich manifesteert op sociale media, Twitter bijvoorbeeld, zij zich heel activistisch opstelt, dat zij daar niet louter als een waakhond zit – ik hoor u dat woord gebruiken – maar dat zij eigenlijk haar eigen ideologie, die natuurlijk gekleurd is, zoals die van ons allemaal, wil opdringen. Zo zijn er een aantal zaken, vormen van discriminatie, die bij Unia totaal onderbelicht zijn gebleven, bijvoorbeeld antisemitisme vanuit de moslimgemeenschap. Als het over antisemitisme ging, en als Els Keytsman daarover optredens deed, hamerde zij altijd eenzijdig op antisemitisme vanuit extreemrechtse hoek.
Mijn vraag is dus eigenlijk: hoe kunt u voorkomen dat zo’n mensenrechteninstituut geen activistische, ideologisch gekleurde factor wordt? Eigenlijk is dat volgens mij een dynamiek die er sowieso zal zijn en die je niet kunt tegenhouden, wat voor mij een bewijs is dat het een slechte zaak is om zo’n mensenrechteninstituut op te richten.
Ten tweede, iets concreter, houdt de kostprijs mij ook zeer bezig. Wij kunnen dus pas uit Unia stappen op 15 maart 2023. Ik neem aan dat er dan een zekere overlap zal zijn tussen de oprichting van het nieuwe instituut en het uittreden uit Unia. Zal dat een meerkost zijn voor Vlaanderen? En zal dat nieuwe centrum überhaupt meer of minder kosten dan wat wij nu aan Unia bijdragen? Als de bijdrage van Vlaanderen ‘slechts’ 10 tot 12 procent van de financiering van Unia is, lijkt het mij dat dat nieuwe centrum ons meer zal kosten.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik dacht eigenlijk mijn tussenkomst te starten met te stellen dat iedereen wel de noodzaak aanvoelt om een instelling te hebben die gaat voor gelijke kansen, die strijdt tegen discriminatie en racisme, maar na de laatste tussenkomst weet ik niet meer heel zeker of dat de juiste inleiding is. Dus zal ik het veranderen naar: de meesten onder ons voelen die noodzaak wel degelijk aan. Maar dan moet dat natuurlijk wel een instelling zijn die neutraal is, die objectief is, en daar volg ik voor een deel wel mijn collega, die zegt dat die rol gespeeld moet worden op een manier die niet activistisch en militant is.
Als je rechten en kansen verdedigt, als je tegen discriminatie strijdt, dan moet je dat niet doen vanuit een welbepaalde ideologie, maar vanuit een algemene maatschappelijke consensus. Als ik naar Unia kijk, dan zie ik inderdaad dat het vaak voor de positieve rechten strijdt, en dat het de negatieve rechten vaak vergeet. Ik zie dat Unia bijvoorbeeld een jarenlange juridische strijd voert om het hoofddoekenverbod van werkgevers als racistisch te bestempelen, maar waarom horen we zo weinig van Unia als het gaat over homofobie bij moslims? Waarom horen we zo weinig over Unia als het gaat over de vrouwonvriendelijkheid in de salafistische islam? Dat zijn zaken waarvan ik voel dat de samenleving soms in de kou wordt gelaten.
Minister, mijn pleidooi is: ja voor een Vlaamse instelling die gaat voor gelijke kansen, tegen discriminatie en tegen racisme, en als het gaat, zoals u in uw antwoord hebt gezegd, over een neutrale, objectieve instelling.
Minister Somers heeft het woord.
Vooreerst wil ik alle parlementsleden danken voor de bijkomende vragen en de beschouwingen die zijn gemaakt. Ik probeer die maximaal mee te nemen in het ontwikkelen van het beleid.
De keuze die de regering maakt, is een keuze waarvan sommigen zullen zeggen dat er nadelen aan zijn, bijvoorbeeld van praktisch-organisatorische aard. U hebt een aantal hypothetische casussen gegeven die aantonen dat het een uitdaging zal zijn op het terrein om het goed te laten functioneren. Maar er zijn ook voordelen aan, zoals het gemakkelijk integreren van gender binnen een gelijkekanseninstituut. Ik ben absoluut niet zeker dat men op het federale vlak een draagvlak vindt om het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen te integreren in Unia. In Vlaanderen is dat draagvlak er wel. Dat is een positieve zaak. Daar zit dus eten en drinken in.
Ik wil hier even Deng Xiaoping citeren, die zei dat het niet uitmaakt of de kat zwart of wit is, als ze maar muizen vangt. Het is belangrijk dat alle partijen een stelling innemen ten aanzien van de vraag of het nodig is dat Unia blijft bestaan zoals vandaag dan wel of het interessanter is dat we gaan voor een eigen Vlaams mensenrechteninstituut. U kent de mening van de meerderheid.
Voorbij die principiële discussie moeten we ons in de komende maanden en jaren vooral concentreren op de vraag: hoe kunnen we een kwalitatief mensenrechteninstituut bouwen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de klantgerichtheid optimaal is en dat mensen met een klacht of een vraag op een heel eenvoudige en eenduidige manier ergens terechtkunnen en dat er heel goede afspraken worden gemaakt?
Dat is het interfederale samenwerkingsverband waarin de verschillende bestaande organen optimaal samenwerken ten dienste van de cliënt. Dat is de uitdaging waar ik als minister voor sta. Die ga ik proberen zo goed mogelijk te realiseren. Na een week heb ik nog voldoende vertrouwen in mezelf om ervan uit te gaan dat ik dat in enkele jaren tijd voldoende rondgefietst krijg. Voorbij de symbolendiscussie moeten we dan naar het terrein gaan.
Dan kom ik bij de volgende vraag: is er een internationaalrechtelijke verplichting? Moeten we dat doen? Er is alleszins een Europeesrechtelijke verplichting om dat te doen. We moeten van Europa een gelijkheidsorgaan oprichten. Europa legt ons die verplichting op. Maar nog belangrijker dan Europa – hoe sterk ik ook geloof in de Europese Unie –, is dat we hier een decreet hebben goedgekeurd dat verdergaat dan de internationaalrechtelijke verplichtingen. Het Vlaams Parlement uitte met het goedkeuren van dat decreet de bereidheid om Vlaanderen tot een voorloper te maken in het beschermen van mensenrechten.
Nog belangrijker dan dat is dit voor mij ook een bewijs van humaniteit in een samenleving. Dat is het wezenlijk beschermen van onze verlichtingswaarden. Die verlichtingswaarden worden beschermd in de frontlijn van het verdedigen van de vrijheden die internationaal zijn gegarandeerd aan elk van ons. Mensen met een beperking mogen niet worden gediscrimineerd als gevolg van hun beperking, mensen mogen niet worden gediscrimineerd op de arbeidsmarkt omdat zij 55- of 60-plussers zijn. Zo bestaan er een twintigtal categorieën die vandaag decretaal verankerd zijn en waarvan de Vlaamse natie zegt dat ze daarover wil waken en die wil beschermen. En dat is de reden waarom wij een mensenrechteninstelling nodig hebben.
En dan is er de terechte vraag of een dergelijke mensenrechteninstelling ideologisch geïnspireerd moet zijn. Zonder in semantiek te vervallen, denk ik dat u gelijk hebt dat geen enkel mensenrechteninstituut een echt draagvlak kan creëren wanneer het te ideologisch geïnspireerd is.
Moet een mensenrechtencentrum vertrekken vanuit een consensus? Neen, een mensenrechtencentrum moet niet vertrekken vanuit een consensus, maar vanuit de juridische rechten die decretaal en internationaal aan iedereen zijn gegarandeerd en daarover waken, en moet met andere woorden heel vaak ook tegen de consensus ingaan om die rechten te verdedigen en te bewaken. Want als we de consensus hadden gevolgd die twintig, dertig of veertig jaar geleden bestond over bijvoorbeeld holebi’s, dan hadden holebi’s vandaag niet de rechten die ze hebben. Zeker daarvoor is een dergelijke instelling nodig.
De vraag van de heer Van Rooy ging over de financiering. Mijnheer Van Rooy, u zult me niet kwalijk nemen dat ik daar nu niet kan op antwoorden, ik kan wel twee elementen geven. Ik denk dat we eerst een Vlaamse mensenrechteninstelling moeten opbouwen en de overgangsfase zo kort mogelijk moeten houden, idealiter van de ene dag op de andere, – ik weet niet of dat praktisch mogelijk zal zijn, dat zullen we de volgende maanden moeten onderzoeken –, maar dus het liefst zo kort mogelijk. Er mag ook geen overlap zijn, want dat zal evenmin functioneren. Want hoe kan Vlaanderen in een instelling zitten en daar een delegatie of bevoegdheden aan geven en daarnaast een andere instelling laten werken die eigenlijk de facto voor Vlaanderen hetzelfde doet? U hebt gelijk wanneer u suggereert dat die overgangsperiode zo kort mogelijk moet worden gehouden. Dat is ook het belang van wat in het regeerakkoord staat, namelijk een interfederaal samenwerkingsmechanisme. Ik denk dat we dat heel goed moeten uitwerken.
Mevrouw Groothedde, ik wil u vragen om ons de casussen die zich potentieel kunnen voordoen, te bezorgen. Hoe meer u er ons bezorgt, hoe meer we daarover kunnen nadenken. Ik heb ook aan Unia gevraagd om te reflecteren over de moeilijkheden die zich voordoen. Ik zal dat ook aan derden en aan de Vlaamse ombudsman vragen zodat we de volgende maanden goed in beeld krijgen wat de problemen zijn. En voor alle problemen bestaat er een oplossing, die we dan ook zullen zoeken.
Ik weet dat ik niet exhaustief ben in de antwoorden maar ik probeer naar de essentie te gaan van wat ik vandaag al kan meedelen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik neem akte van het feit dat het Vlaams Belang het blijkbaar niet belangrijk vindt om een mensenrechteninstituut te hebben voor burgers die op verschillende manieren met discriminatie worden geconfronteerd. Daarnaast valt het me op dat de meerderheidspartijen zich uitputten in allerhande excuses om te proberen uitleggen wat de meerwaarde zou kunnen zijn van een apart Vlaams instituut. Om een vergelijking te maken met een kat: wat mij betreft, is dit Vlaams instituut een zeer dure kat in een onnodig complex nest waarbij men de katjes uit elkaar haalt om ze dan te leren samenwerken. Sorry, maar dat vind ik belachelijk, terwijl dit toch ook vooral – en dat weten we allemaal – een politieke afrekening is met een instituut dat zich inderdaad de voorbije legislatuur kritisch heeft getoond, bijvoorbeeld over de uitspraken van minister Homans over het feit dat racisme relatief zou zijn. Ze hebben daarop gereageerd, en dat lijkt me niet meer dan logisch voor een instituut dat eigenlijk moet vechten tegen alle vormen van discriminatie.
Minister, we zullen ongetwijfeld nog meer kansen krijgen om daarover te discussiëren, maar voor mij blijft deze beslissing toch vooral een trofee van een rechtse regering, die de strijd tegen discriminatie op geen enkele manier ten goede zal komen.
Minister Somers heeft het woord.
Minister, ik apprecieer het dat u hier geen symbooldiscussie van wilt maken. Ik hoor dat sommigen hier in de zaal dat er wel van proberen te maken. Die gaan op hypothetische ideologieën ... Dit gaat over goed bestuur. Sowieso neem je dit soort beslissingen niet zonder een algemene evaluatie. Die is niet gebeurd. Ik zou graag feiten horen. En het enige wat er komt, zijn aantijgingen. Ik hoor van u dat er geen negatieve evaluatie is. En die is nodig, vooraleer je zo'n instituut opheft.
Dit is een vraag van expertise en klantgerichtheid, van welke discriminatiegronden er worden aangekaart, en van kost. Dit gaat heel kostelijk zijn. Het gaat waarschijnlijk expertise kosten. Op dit moment is de instelling al klantgericht en wordt er een waaier van discriminatiegronden aangekaart. Ik hoor u hier pleiten voor een instituut dat werkt zoals Unia, alleen meer geïntegreerd. Er was al gepland dat Unia meer en beter zou gaan samenwerken met de Genderkamer, en dat ze zelfs in hetzelfde gebouw zouden gaan zitten. We waren dus al in die richting aan het gaan.
Ik wil er bij u voor pleiten dat u gewoon gaat samenzitten met Unia en dat u bekijkt hoe er op een goede manier verder kan worden gewerkt, in plaats van deze ontzettend dure beslissing van slecht bestuur door te voeren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.