Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, we hebben nog even tijd, maar niet heel lang. Binnen zes maanden stopt het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) met de cofinanciering van de steunpunten voor beleidsrelevant onderzoek. Die cofinanciering vertegenwoordigt twee derde van het budget.
Het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen trekt nogmaals aan de alarmbel. Eerder al heeft dit steunpunt drie prioriteiten naar voren geschoven. Ik som ze even op. Ten eerste moet er spoedig duidelijkheid komen over de nieuwe structuur die in opbouw is en die op 1 januari 2017 van start zou moeten gaan. Hoe langer de onduidelijkheid duurt, hoe groter de schade aan de data-infrastructuur en aan de capaciteit van de betrokken onderzoekscentra zal zijn. Ten tweede moet er een prioritaire herfinanciering door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) of door andere onderzoeksfondsen komen van de lopende doctoraten die binnen de steunpunten worden uitgevoerd en die voldoende ver zijn gevorderd. Ten derde moet de afwerking van de lopende meerjarenprogramma’s met soepelheid worden benaderd, meer bepaald door de uitvoeringstermijn met nog eens zes maanden te verlengen.
Het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen heeft gesteld dat op de eerste twee vragen weinig reactie is gekomen. Over de derde prioriteit hebben mevrouw Gennez, mevrouw Soens en mevrouw Brusseel op 23 april 2015 in de commissie Onderwijs vragen om uitleg gesteld. Veel aanwezige Vlaamse volksvertegenwoordigers hebben zich bij deze vragen om uitleg aangesloten en hebben begrip getoond. De minister heeft echter afwijzend op de voorstellen gereageerd.
Ik heb nog wat verder gezocht. Sindsdien hebben we geen initiatieven van de Vlaamse Regering meer gezien. Ik begrijp dat het betrokken steunpunt zich hoogst ongerust maakt. Dit wordt natuurlijk een self-fulfilling prophecy. De aangekondigde stopzetting van de cofinanciering leidt bij de betrokken onderzoeksteams nu al tot een ernstige verstoring van de programma’s. Mensen vertrekken. Aangezien het steunpunt zich in een periode van afbouw bevindt, kunnen vacatures niet worden gepubliceerd. Op die manier komen de betrokkenen in een vicieuze cirkel terecht.
Minister, wat is uw reactie op de alarmkreet van het Steunpunt voor Studie- en Schoolloopbanen? Kunt u toelichten hoe de overgang naar een nieuwe structuur tegen 1 januari 2017 moet verlopen? Kunt u toelichten hoe de gevraagde herfinanciering van de lopende doctoraten door het FWO of door andere onderzoeksfondsen moet verlopen? Kunt u toelichten hoe de afwerking van de lopende meerjarenprogramma’s moet verlopen? Welke initiatieven en maatregelen zult u nemen? Ik ben me ervan bewust dat er nog andere in het geding zijn. Welke initiatieven zult u ten aanzien van de bevoegde leden van de Vlaamse Regering nemen?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, volgens mij weet u waarom ik hier zit. In januari 2015 heb ik u hierover al een vraag om uitleg gesteld. Op 14 april 2015 heb ik een schriftelijke vraag gesteld die specifiek ingaat op de steunpunten voor beleidsrelevant onderzoek. De vorige spreker heeft er eentje uitgelicht, maar er zijn er meer. Op basis van uw antwoord op mijn schriftelijke vraag zou ik u dan ook graag twee bijkomende vragen stellen. Die vragen sluiten deels aan bij de vraag om uitleg van de heer Van Malderen.
Wie coördineert nu eigenlijk heel de omvorming van die steunpunten voor beleidsrelevant onderzoek binnen de regering? In uw antwoord geeft u zeer duidelijk aan dat de andere steunpunten allemaal naar de departementen zullen gaan. Dan lees ik dat dit de verantwoordelijkheid is van de betrokken ministers. Maar tegelijkertijd zegt u in uw antwoord: “Het is wel de bedoeling horizontaal te blijven werken en hiertoe zet het departement EWI een kennisnetwerk voor beleidsonderzoek op waarbinnen zowel op organisatorisch als op inhoudelijk vlak over de Vlaamse overheid heen afgestemd kan worden.” Is dat dan een soort van coördinerende taak? Bent u dan de coördinerende minister? Of lees ik dat verkeerd?
Mijn tweede vraag heeft betrekking op de derde vraag in mijn schriftelijke vraag waarop u toen hebt geantwoord. Een van de vragen die ik zowel in januari als in de schriftelijke vraag heb gesteld, gaat over die overgang. Alles loopt af op het einde van het jaar. In 2016 zitten we in een nieuwe situatie. U hebt toen in uw schriftelijke vraag gezegd: “Voor het zomerreces zullen we via een conceptnota aan de Vlaamse Regering duidelijkheid brengen over de toekomstige werking van het beleidsrelevante onderzoek.” Ik heb er nog eens DORIS 2 op nageslagen. Dat is geen dans of dame, maar een zeer interessante databank waarin alle beslissingen van de Vlaamse Regering worden opgeslagen. Ik heb daarin nog niet gezien dat u die conceptnota hebt ingediend. Wat is de timing, want we zijn bijna aan het zomerreces? De facto is het in onze ogen toch een zeer belangrijk veld, die steunpunten, om de heel eenvoudige reden – en dat moet ik u niet in herinnering brengen – dat zowel de evaluatie als de SERV een relatief positief advies heeft afgeleverd over die steunpunten beleidsrelevant onderzoek.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik moet eerlijk zeggen dat de alarmkreet van het steunpunt Studie- en schoolloopbanen voor mij niet nieuw is en mij toch wel verbaast. Bij de start van de erkenningstermijn werd altijd gezegd dat het een termijn was tot 31 december 2015. Het meerjarenplan en de jaarplannen gaan dan ook maar tot die einddatum. Dat is niet anders dan tijdens de eerdere steunpuntgeneraties. Het feit dat een andere aanpak van het beleidsrelevant onderzoek na deze erkenningstermijn is aangekondigd, zorgt wellicht voor onzekerheid, temeer omdat nog niet elk beleidsdomein dit concreet heeft kunnen maken. Dat gaan ze in de volgende fase doen.
Bovendien hebben we begrepen dat bij de steunpunten die vanuit de bevoegde beleidsdomeinen geen verdere financiering zouden krijgen, het natuurlijk moeilijker is om nu nog onderzoekers te houden, waardoor de uitvoering van een jaarprogramma onder druk komt te staan. In de ontwerpversie van de conceptnota, die ik voor het zomerreces zal voorleggen aan de Vlaamse Regering – maar ik zal al een tipje van de sluier oplichten –, wordt de problematiek van het niet kunnen afronden van het jaarprogramma besproken. Dat is ook op de interkabinettenwerkgroep geweest. Ik stel daar voor om bijvoorbeeld een verlenging toe te kennen waar dat het geval is. Als dat het gevolg is van het feit dat er mensen gaan lopen omdat er geen toekomst is, kan dat programma voor een bepaalde termijn verlengd worden.
Omdat inderdaad blijkt dat sommige onderzoeksgroepen delen van de vooropgestelde onderzoeksagenda niet rond krijgen, moeten we in die verlenging voorzien. Maar dan moeten we juridisch bekijken op welke manier we die verlenging waarmaken.
Ik zal in elk geval, zodra er een conceptnota is goedgekeurd door de regering de communicatie hierover naar de steunpunten doen. Maar laat mij eerst die conceptnota goedgekeurd krijgen door de Vlaamse Regering.
Voor de rest moet ik zeggen dat de afspraken in en bij het regeerakkoord altijd hebben voorzien dat er een deel responsabilisering van de verschillende beleidsdomeinen zou komen. Mijnheer Rzoska, u vraagt of er dan coördinatie is. Neen, elk beleidsdomein wordt geresponsabiliseerd en moet zelf op maat en naar eigen behoefte initiatieven opstarten om wetenschappelijke ondersteuning te krijgen. Zij kiezen zelf ook het bedrag dat ze daaraan willen besteden. Dat is de filosofie die ook in het regeerakkoord naar voren wordt gebracht. Zij kunnen hiervoor wel een beroep blijven doen op het regelgevend kader van het steunprogramma. En als zij dat willen, kunnen zij daar ook zelf regelgeving voor opzetten. Het departement zal, in tegenstelling tot de vorige generatie, geen coördinerende rol meer opnemen, ook niet langer instaan voor basisfinanciering, maar wij willen wel vanuit EWI ondersteuning blijven bieden. Dat is wat ik bedoelde.
De beleidsdomeinen zullen voor de nieuwe initiatieven dus zeker niet vanaf nul moeten starten. EWI wil dus op verzoek nog horizontaal een ondersteunende rol opnemen.
De planning voor de afwerking van de lopende meerjarenprogramma’s blijft wat mij betreft best behouden. Die planning was met de functioneel bevoegde beleidsdomeinen overeengekomen. Het is best dat die afspraken worden uitgevoerd.
Een laatste formeel ijkpunt hierbij zijn de jaarplannen en de begroting 2015, die voor elk steunpunt door de betrokken ministers zijn opgesteld en goedgekeurd. Zoals aangegeven, wordt werk gemaakt van een mogelijkheid tot verlenging.
Zoals ook in de beheersovereenkomst staat vermeld, vragen we tijdens dit laatste erkenningsjaar wel extra aandacht voor het verzekeren van de doorstroming van de kennis en de informatie naar het beleid. Ook dat wordt best per steunpunt of zelfs per onderzoekslijn bestudeerd. Dat wordt opgevolgd door de functioneel bevoegde beleidsdomeinen.
Van een herfinanciering in de zin van het overnemen van de steunpuntfinanciering door het FWO is nooit sprake geweest. In bepaalde gevallen zullen onderzoeksprojecten weliswaar voor financiering bij het FWO in aanmerking komen. Dat is echter zeker geen automatisme. Het kan niet de bedoeling zijn dat de regering beslist wie vanuit het FWO een doctoraatsmandaat of een onderzoeksproject moet krijgen. Uiteraard kan bij het FWO een aanvraag worden ingediend.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik heb een paar opmerkingen. Op zich is er niets mis met het zoeken naar een andere aanpak. Een andere aanpak waarbij niets verandert, is een denkoefening die je je evengoed kunt besparen. Het is evident dat dit onrust met zich brengt. We mogen niet in een vicieuze cirkel terechtkomen.
Op 31 december loopt de huidige overeenkomst af. We zijn nu juli 2015. De minister moet nog voor het zomerreces een conceptnota aan de regering voorleggen en doen goedkeuren. Alles moet dan nog in besluiten worden gegoten. We zullen zeer dicht bij 31 december zijn vooraleer we weten binnen welk kader we zullen moeten werken. Het gevaar is net dat mensen hun biezen nemen en dat we zullen vaststellen dat iets wat door de verschillende stakeholders zeer positief is geëvalueerd, niet meer levensvatbaar blijkt te zijn. U hebt aangegeven dat daar waar mensen zouden vertrekken, een verlenging toch mogelijk is. Het lijkt me echter beter om het niet zo ver te laten komen en om te zorgen voor een vlotte overgang tussen het bestaande en het nieuwe systeem. Dat was ook mijn initiële vraag, waarin ik peilde naar soepelheid. U zegt dat u daarop niet kunt ingaan, want dat de programma’s bij voorkeur worden afgewerkt. Uiteraard willen we dat bij voorkeur allemaal. We zitten nu echter in een fase dat problemen beginnen te rijzen. Ik vraag me dan ook af of u bereid bent die soepelheid aan de dag te leggen.
Wat de herfinanciering betreft, staat het iedereen uiteraard vrij om een dossier bij het FWO in te dienen. Het probleem is dat het FWO beschikt over een vaststaand budget en een variabel aantal aanvragen. Ook de toekenningspercentages zijn variabel omdat men met excellentie werkt. Dat wringt meteen ook met de vraag naar continuïteit in dit soort van steunpunten.
De heer Rzoska heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord. Wat de conceptnota betreft, zult u het mij niet kwalijk nemen dat het parlement u op dat vlak een beetje opjaagt, maar ik heb begrepen dat u die termijn gaat halen. Ik kijk dus uit naar de conceptnota die u nog voor het reces aan de regering gaat voorleggen.
Over iets anders wil ik u misschien niet opjagen, maar vragen dat u uw collega’s wat opjaagt. Misschien is het eens leuk dat u zelf ook eens wat collega’s kunt opjagen. Collega Van Malderen verwijst in zijn vraag naar de vraag die gesteld is in de Commissie voor Onderwijs. U zegt dat de departementen, met andere woorden uw collega’s, op dat vlak hun verantwoordelijkheid zullen moeten nemen. Op parlementaire vragen wordt wat defensief geantwoord. Ik weet dat het beleidsrelevant onderzoek u nauw aan het hart ligt. Misschien moet u dan maar eens informeel in de schoot van de regering, misschien op een of andere teambuilding, uw collega’s erop wijzen dat er heel wat kennisexpertise aanwezig is die ook zeer positief is geëvalueerd. Het zou jammer zijn dat we die verliezen.
Ik vind het wel positief dat u van mening bent – ik heb althans die indruk, maar misschien zult u me van het tegendeel overtuigen – dat het lopend onderzoek moet worden afgerond, en dat, als er een onderbreking is, u wilt zoeken naar een overgang. Dat is toch een klein beetje een overgangsmaatregel, terwijl u in de schriftelijke vraag nog antwoordde, maar misschien is dat antwoord geconfronteerd met de praktijk, dat u geen overgangsmaatregelen zou nemen. Het gaat toch om een kleine overgangsmaatregel die toch van belang is voor de betrokken steunpunten. Voor de rest kijk ik met veel interesse uit naar wat de Vlaamse Regering als werk op tafel gaat leggen.
Dan zullen we vragen dat de minister zich houdt aan het nieuwe Jachtdecreet, want u jaagt hem nogal op.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, ik zal mijn collega’s niet opjagen. Zij zijn wijs genoeg om te weten wat ze moeten doen.
Aan de heer Van Malderen wil ik wel zeggen dat, als er ergens de indruk wordt gewekt dat het budget in de toekomst even groot blijft voor alle steunpunten, dat compleet verkeerd is begrepen. Dat is nergens gezegd. Elk domein zal zelf beslissen of hij wel of niet een steunpunt wil in de toekomst en hoeveel geld hij of zij daaraan wil geven. Zoals ik daarnet zei, lopen de huidige contracten af op 31 december. Als ik als minister van Werk vind dat ik morgen een steunpunt wil dat even groot moet zijn als vandaag, is dat een beslissing die ik moet nemen en die ik moet communiceren aan het Steunpunt. Als ik vind dat ik nu meer dan genoeg heb gehad van al het steunpuntwerk, en dat ik dat niet meer nodig heb in de toekomst, dan is dat de beslissing die ik als minister zal nemen, en mijn collega’s doen dat voor henzelf.
Ik wil toch nog even iets duidelijk stellen. Er werd gevraagd hoe ik de continuïteit ga verzekeren bij de overgang van het oude naar het nieuwe systeem, maar ik heb nooit gezegd dat er continuïteit is. Het departement, elke minister, beslist zelf. Als een minister de manier van werken met een steunpunt in de responsabilisering niet zinvol vindt, dan kan dat. Een minister kan dat zeggen.
Wat de overgangsmaatregelen betreft: oké, misschien kunnen we het een overgangsmaatregel noemen. Ik kan me voorstellen dat als een minister beslist niet bij te passen wat wegvalt vanuit EWI, er dan onderzoekers vertrekken omdat het budget kleiner zal zijn. Of als een minister beslist het bedrag voor een huidig steunpunt nog te verminderen, dat men dan in moeilijkheden komt, maar dan is de mogelijkheid om een overgangsmaatregel, namelijk verlenging, opgenomen in de conceptnota. Als die wordt goedgekeurd, zullen we juridisch bekijken hoe we dat mogelijk moeten maken.
U vindt het sterk dat u nu, in juli, nog niets weet. Vorig jaar in juli is heel duidelijk gezegd in het regeerakkoord dat de financiering vanuit EWI wegvalt. Dat is van toen al, dus anderhalf jaar op voorhand, duidelijk.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik ben echt niet van mening dat de antwoorden, zeker de laatste, de ongerustheid die is opgeroepen door de passage in het regeerakkoord waarnaar u verwijst, kunnen wegnemen. Mijn pleidooi bestond erin, en we zullen elke bevoegde minister daar ook over aanspreken, dat als een minister beslist om een steunpunt op peil te houden of zelfs gewoon in stand te houden op een ander peil, of in een theoretisch geval te versterken, men er wel voor moet zorgen dat de expertise, de data, de mensen die daar aanwezig zijn, ter plekke kunnen worden gehouden. Ik stel vast dat heel veel stakeholders zich positief uitlaten over deze manier van werken Anders beslis je over iets wat in essentie een lege doos is geworden door de relatief lange doorlooptermijn tussen aankondigingen in het regeerakkoord en een formele beslissing die zeer dicht bij een deadline ligt. Het is een normale menselijke reactie om te kiezen voor andere zekerheden als die zich aanbieden.
U zegt dat u wel een overgangsmaatregel wilt nemen als blijkt dat mensen weggaan en daardoor zaken niet kunnen worden afgewerkt. Is het dan gewoon niet verstandiger om een soort van generieke overgangsbepaling in te schrijven?
Natuurlijk niet, dat zou dom zijn. Stelt u zich voor dat mijn steunpunt zijn werk op tijd kan opleveren en dat ik dan zeg dat het een aantal maanden tijd krijgt. Het moet individueel worden bekeken. Ik hoor u al in een volgende vraag zeggen: minister, u hebt gezegd dat u vóór december vanuit het steunpunt de studie rond zou hebben en nu is alles uitgesteld. De beslissing ligt bij elke minister individueel. Dat is verstandig. Dat is althans mijn voorstel in de conceptnota. Als er objectieve redenen zijn – want die zijn er misschien niet, niet in elk steunpunt gaat iedereen lopen – kan de minister zeggen dat hij die studie belangrijk vindt, ook al komt ze wat later. Dat zal elke minister zelf moeten beslissen. Dat lijkt me veel verstandiger dan een generieke maatregel. Het is maatwerk.
Maatwerk belet niet dat er een generiek kader is. U spreekt over objectieve redenen. Dat is ruimer. We hoeven niet noodzakelijk erg te verschillen van mening op dat punt. Objectieve redenen is ruimer dan alleen het vertrek van mensen. Er kunnen ook andere redenen zijn om een overgangsbepaling in te stellen. Als dat in die conceptnota staat, zullen we dat bekijken. Het lijkt me dat enige ongerustheid over het geheel nog wel zal aanhouden. We wachten af.
De vraag om uitleg is afgehandeld.