Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, op 15 juni 2015 verscheen in het Nieuwsblad een artikel met als titel: ‘We komen rond met 20 procent van de klassieke zorgmiddelen.’ Het beschrijft de werking van de vzw Think out-of-the-box en de problematieken die ze ervaren. Die vzw was de eerste vereniging die een beroep kon doen op de coöperatieve vennootschap Inclusie Invest en zij zorgen met vier persoonlijkeassistentiebudgetten (PAB’s) voor de opvang van twaalf personen met een beperking. Ze krijgen geen werkingsmiddelen zoals door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) gesubsidieerde voorzieningen en werken op dit moment met ongeveer 20 procent van de middelen die worden uitgetrokken voor volledige dagopvang.
Op een vraag om uitleg die ik eerder stelde, gaf u als antwoord reeds op de hoogte te zijn van dit soort initiatieven, waarbij met minder middelen meer mensen worden geholpen. U zei het volgende: “We ondersteunen GiPSo, de organisatie die mensen begeleidt die een dergelijk initiatief willen nemen. Er ontstaat een enorme dynamiek omdat mensen, vaak ouders van jongvolwassenen die over een rugzak beschikken – een PAB of een persoonsgebonden convenant – allerlei initiatieven nemen. Het ligt in de bedoeling dat we dit soort dynamiek alle kansen en zuurstof geven.”
Een coöperatieve zoals Inclusie Invest geeft mensen de gelegenheid om hun solidariteit te tonen en te investeren in een beter ‘samenleven’. Hiermee is deze vorm van financieren een mogelijk alternatief voor de VIPA-middelen (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden).
Minister, zeker in deze budgettair krappe tijden blijken initiatieven zoals Inclusie Invest zeer waardevol in het creëren van plaatsen voor personen met een beperking zonder hierbij meerkosten te creëren voor de overheid. Hoe wilt u dat mee promoten en bevorderen?
U stelt dat het in uw bedoeling ligt om projecten waarbij mensen initiatief nemen, kansen en zuurstof te geven. In welke timing en werkwijze voorziet u hiervoor? Welke maatregelen denkt u te nemen om hen te ondersteunen?
Net door een enorm engagement en creativiteit zorgen deze mensen ervoor dat op een goedkopere manier zorg wordt gegeven voor mensen met een beperking. Kunt u garanderen dat het aangaan van een dergelijk engagement er niet voor zorgt dat deze mensen benadeeld worden bij de prioritering voor het verkrijgen van een toekomstig budget?
Mevrouw Taelman heeft het woord.
We evolueren inderdaad naar een systeem van persoonsvolgende financiering van vergunde aanbieders. Dat alles zou gepaard gaan met regelluwte, waarmee in de kinderopvang al een aanvang is genomen. Toch zullen in het nieuwe systeem vergunde aanbieders ook moeten voldoen aan een aantal voorwaarden, dat is logisch. Klassiek denken we aan een bepaald aantal personeelsleden en aan kwalificaties voor de personeelsleden. Maar dat zijn net vergunningsvoorwaarden waaraan nieuwe initiatieven niet zo goed of niet voldoen. Hoe zullen initiatieven zoals Think out-of-the-box in dit systeem mogelijk zijn? Kunnen de nieuwe vergunningsregels met dergelijke initiatieven rekening houden?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, we zijn het allemaal eens dat wonen een heel belangrijk aspect vormt van een inclusieve samenleving. Vandaag is het ook een struikelblok. Als persoon met een handicap kunnen kiezen met wie je samenleeft en waar, is een belangrijke voorwaarde om te kunnen spreken van een inclusieve samenleving. Alle initiatieven die dat dichterbij brengen, zoals deze vorm van coöperatieve samenwerking, verdienen onze waardering.
Ik wijs op de resolutie die het parlement vorige legislatuur heeft goedgekeurd en waarin we de afspraak hebben gemaakt dat er geen negatieve aspecten gepaard gaan met het kiezen voor alternatieve woonvormen, zoals mevrouw van der Vloet vraagt, op het moment dat er toewijzingen gebeuren voor de zorgcomponent. We hebben te maken met woonvormen, het gaat over gebouwen. De zorgcomponent is het andere deel. Als we er vooralsnog niet in slagen en ook de komende jaren niet om een zorggarantie toe te kennen, hoe gaan we er dan voor zorgen dat er een afstemming kan gebeuren tussen het op de markt brengen van plaatsen of woningen en persoonsvolgende financiering in cash of in vouchers? Die afstemming lijkt me een bijzonder interessant gegeven. Mevrouw van der Vloet legt de link met VIPA. Daar hebben we de VIPA-buffer. We hebben daarover vorige keer al onze bezorgdheid geuit.
Ik kijk uit naar uw antwoord, minister. Dit jaar, volgend jaar en nog wel een tijd wordt er geen zorggarantie geboden. Hoe rijmt u een en ander, ook in het licht van die resolutie?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ter ondersteuning van de projecten waarnaar u verwijst, mevrouw van der Vloet, had ik in 2013 overleg met de toenmalige federale minister van Financiën Geens en de Vlaamse minister bevoegd voor de onroerende voorheffing Muyters. Dat heeft geresulteerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 31 januari 2014 tot concretisering van de voorwaarden om vennootschappen met sociaal oogmerk en verenigingen zonder winstoogmerk die wooninfrastructuur ter beschikking stellen aan personen met een handicap, te erkennen. Op basis van deze erkenning, die wordt toegekend door het VAPH, kunnen de organisaties genieten van een verlaagd btw-tarief en een verlaging van de onroerende voorheffing. Ondertussen werden vijf organisaties erkend, waaronder Inclusie Invest, met een participatie vanuit de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV).
In de loop van 2013 kreeg de vzw Gids voor Inclusieve Projecten en Sociaal Ondernemen (GIPSo) de opdracht toebedeeld om woon- en dagbestedingsvormen voor personen met een handicap te ondersteunen die op initiatief van de ouders, van de personen met een handicap zelf, en/of vanuit hun netwerk tot stand kwamen.
De opdrachten werden in het voorjaar 2013 omschreven in een thematische oproep aan kandidaat-organisaties om in te tekenen op dit appel, en behelzen het procesmatig adviseren en coachen van alle fasen die zulke initiatieven moeten doorlopen. GIPSo kwam als beste uit de bus.
De looptijd van dit project, dat met bijzondere subsidies wordt gefinancierd uit de begroting van het VAPH, is principieel beperkt tot drie opeenvolgende projectjaren, en startte op 1 september 2013. Actueel loopt dus het tweede werkingsjaar van dit project op zijn einde, doch omdat ik ernaar streef om dergelijke woon- en dagbestedingsinitiatieven ook in de verdere toekomst te laten genieten van de nodige ondersteuning, is onlangs beslist om de opdrachthouder voor het derde werkingsjaar bijkomende opdrachten toe te bedelen inzake borging, verdere disseminatie en verankering. Op die wijze wil ik voorzien in een blijvende ondersteuning van dergelijke waardevolle initiatieven.
In het nieuwe persoonsvolgende financieringssysteem gebeurt de prioritering, net als vandaag, op basis van een intersubjectieve afweging en gebruikmakend van duidelijke, vooropgestelde criteria en richtlijnen. Vanuit de in het Perspectiefplan 2020 geformuleerde doelstelling van zorggarantie voor personen met de grootste ondersteuningsnood geven we bij de budgettoekenning absolute voorrang aan personen in een noodsituatie, aan personen met snel degeneratieve aandoeningen en aan jongvolwassenen voor wie de ondersteuning die ze als minderjarige van het VAPH kregen gecontinueerd moet worden.
Alle overige dossiers worden ingedeeld in een aantal prioriteitengroepen. Om te beoordelen of personen ingedeeld worden in een prioriteitengroep 1, 2 of 3, zullen de regionale prioriteitencommissies inschatten hoe groot de kloof is tussen de actuele ondersteuning enerzijds en de ondersteuningsnood zoals die is vastgesteld na een proces van ondersteuningsplanning en objectivering anderzijds, en in welke mate het ter beschikking stellen van een persoonsvolgend budget deze kloof zal helpen overbruggen.
Deze inschatting gebeurt voor alle personen met een handicap op dezelfde manier, dus ook voor de personen die zelf de stap kunnen zetten of zetten tot het oprichten van woon- en dagbestedingsinitiatieven. Het aangaan van een dergelijk engagement mag voor mij geen invloed hebben bij de prioritering en de toekenning van een toekomstig budget. Voor de groep personen met een handicap die het initiatief nemen voor woon- en dagbestedingsinitiatieven kan de ondersteuning op een flexibele manier worden gerealiseerd via het basisondersteuningsbudget of een persoonsvolgend budget in de vorm van een cashbudget. Zorg en ondersteuning op maat van de persoon met een handicap staat daarbij centraal.
Mevrouw Taelman, u moet een onderscheid maken tussen de formules die ik zie op het terrein. Er zijn initiatieven die werken met het samenbrengen van de rugzakken van een groep mensen die samen in een wooninitiatief willen trekken. Dat vullen ze vaak aan met reguliere vormen van zorg en ondersteuning. Dat is perfect mogelijk. Er zijn er ook die een beroep doen op een erkende of vergunde organisatie om dan een geheel van diensten aan te bieden.
Vanuit een persoonsvolgend financieringssysteem is het aan de betrokkene om zelf een keuze te maken. Er is geen bijkomende instap. Maar als je een beroep wilt doen op de verlaagde btw en de vrijstelling van onroerende voorheffing moet je je als initiatiefnemer wel melden bij het VAPH en het engagement aangaan dat je enkel openstaat voor mensen met een erkende handicap. Dat is de fiscale voorwaarde. Je moet aantonen dat op een of andere manier de ondersteuning van de mensen die daar gaan wonen wel verzekerd is.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U wijst op het besluit van de Vlaamse Regering over het verlaagde btw-tarief. Dat is enkel voor projecten die verhuren, maar niet voor degene die verkopen, denk ik. Nu zie je ook meer projecten waarbij mensen hun eigen appartement kunnen kopen. Bestaat daarvoor ook al die btw-verlaging?
Ik wil het toch ook nog hebben over de criteria bij de regionale prioriteitencommissies. Het is niet omdat de mensen in solidariteit hun budgetten al bij elkaar willen leggen en zo al voort te kunnen, dat zij bij die commissies worden achteruitgeschoven? Er moet bij de criteria worden nagegaan dat er een zekerheid is voor die mensen, zodat die huizen kunnen blijven bestaan.
De 21 uitdagingen van DURF2020 zijn ingedeeld in zelfregie en betrokken samenleving, samen naar verandering. Daarin komt naar voren dat het betekent dat mensen durven te springen in het onbekende. Er moet voldoende ondersteuning en een vangnet zijn. Dat zijn belangrijke uitdagingen. Minister, u moet die in het oog houden.
– Bart Van Malderen treedt als voorzitter op.
Heb ik goed begrepen dat GIPSo ook na 2015 de ondersteuning behoudt? Ja.
Minister, u hebt heel nadrukkelijk gezegd als antwoord op mijn vraag dat er geen prioritering kan worden gehanteerd die mensen die in dit soort projecten stappen voorrang geeft ten aanzien van anderen. Maar de vraag was andersom. Stel dat men vanuit het netwerk rond de mensen mantelzorg verricht in een fysiek aangepaste omgeving, waarvoor deze vormen van aangepast wonen worden gerealiseerd. Zien de prioriteitencommissies en u dat dan als iets dat een – lijkt mij – legitieme hulpvraag om op het moment dat de nood er is ook handicapspecifiek tussenbeide te komen, in de weg staat? Dan is het meer een blok aan het been voor een gepast antwoord op de hulpvraag dan dat het mensen helpt. Ik denk dat mevrouw van der Vloet ook dat probeerde te weten te komen. Daarop heb ik van u geen antwoord gekregen.
Ik begrijp de vraag niet zo goed, eerlijk gezegd. We passen geen speciale regels toe. In de nieuwe regeling mag iedereen zich organiseren met zijn cash of voucher.
In zulke projecten worden verschillende budgetten bij elkaar gelegd. Er stappen ook mensen in zonder budget. Ze zijn bijvoorbeeld met twaalf en er liggen al budgetten van vier mensen. Het mag niet zijn dat die acht mensen geen budget krijgen omdat ze toch al opvang hebben. Die acht mogen niet worden achteruitgeschoven, omdat ze door de solidariteit van anderen al opvang hebben.
Ook dan worden de normale regels toegepast. Ik zie niet in wat er specifiek nodig is. We kunnen toch geen andere benadering vanuit het beoordelingskader maken, dat is toch onlogisch.
Ik wil daar gewoon duidelijkheid over, dat zij zeker niet achteruit worden geschoven omdat men ziet dat er al een soort hulp is. Want zij hebben wel opvang, maar zonder budget.
In een andere situatie zijn die mantelzorgers toch ook aanwezig? Ik zie niet goed wat het verschil is.
Zij zitten met twaalf mensen samen in een huis, maar slechts vier hebben een budget. Met die vier budgetten komen ze natuurlijk niet toe. Ze moeten allerlei feestjes en dergelijke organiseren om zelfs hun personeel te kunnen blijven betalen. Hoe meer mensen met een budget, hoe beter zij de zorg kunnen organiseren.
Die acht mensen krijgen nog geen budget. De vraag is dus: zij worden bij de RPC’s toch niet achteruitgeschoven omdat zij al iets hebben?
Daar zit bijvoorbeeld iemand wiens mama nu wel voltijds kan werken, doordat die persoon daar zit. Als die persoon daar niet was, zou dat een heel andere thuissituatie zijn, zowel voor de ouders als voor de persoon zelf. Ze krijgen nu best wat hulp die ze anders thuis niet krijgen. Het is maar doordat die vier met een budget zo solidair zijn met hun bedrag, dat zij mee van die zorg kunnen genieten, die ze anders thuis niet hadden gekregen.
Ik wil maar duidelijk maken dat die acht die daar zonder budget zitten, niet afgestraft mogen worden omdat ze al mee hulp krijgen door die budgetten van die vier. Als men bij de prioritering ziet dat een persoon al opvang heeft en al bij Think out-of-the-box woont, ook al is het zonder budget, mag die daardoor niet achteruitgeschoven worden. Die mensen moeten even veel rechten blijven hebben als alle anderen.
Ik probeer het te begrijpen. De redenering is: als we prioriteren, gaan we dat doen volgens de procedures zoals ze in het decreet en het besluit opgenomen zijn. En dat zal voor deze situatie moeten gebeuren zoals voor de andere situaties. Als we de ene context een andere prioritering gaan geven dan een andere context, dan zijn we de ene situatie aan het bevoordelen ten opzichte van een andere.
Daar zal jurisprudentie over moeten ontstaan en dat zal getoetst moeten worden. Dat zal moeten gebeuren in het debat over de prioritering. Maar het lijkt mij moeilijk denkbaar dat we zeggen: als je het op die manier doet, krijg je een ander wegingscriterium voor de prioritering dan als je in een andere situatie zit. Dat is toch niet echt logisch?
Het zou jammer zijn dat die persoon bijvoorbeeld bij moeder thuis moet blijven en moet wachten tot het een noodsituatie wordt, om dan wel een budget te krijgen, terwijl die persoon nu wel al een tussenoplossing heeft en zorg krijgt.
Ik kan dat volgen, maar er zijn nog honderden andere situaties denkbaar waarbij iemand zegt: ik kan u helpen, maar ik hoop niet dat het feit dat ik u help, zal betekenen dat u wordt achtergesteld in de prioritering. Dat heeft niets te maken met de vraag of men in dit concept zit of niet. Er wordt met veel goede wil ondersteuning georganiseerd, maar dat heeft er niet zozeer mee te maken of dat nu specifiek over dit of een ander model gaat. Het gaat om een brede, algemene vraag van prioritering. Dan zullen wij daar handvatten, criteria en jurisprudentie voor moeten ontwikkelen.
Minister, het zou de goede verstandhouding hier helpen, indien u gewoon onomwonden – wat de resolutie trouwens ook vraagt – zou zeggen dat mensen geen nadeel zouden ondervinden van hun keuze ten aanzien van anderen. Ik denk dat dat de bekommernis is die mevrouw van der Vloet, en non-verbaal ook nog enkele anderen, hier geuit hebben. Als u dat onomwonden zou zeggen, zouden we dit bij wijze van spreken kunnen afsluiten.
Ik wil daar graag alle mogelijke geruststellingen over geven, maar er kan een situatie ontstaan waar we toch een aantal algemene regels en kaders voor moeten ontwikkelen, zodat het overal op dezelfde manier beoordeeld wordt. Dat lijkt mij heel duidelijk. Maar er zijn best nog wel situaties denkbaar waarbij iemand zegt: ik wil u ondersteunen, depanneren en uit de nood helpen, maar ik hoop niet dat dat voor gevolg heeft dat men zal besluiten dat de nood toch niet zo hoog is.
Dat heeft niet zozeer te maken met deze specifieke vorm. Dat is een breed, algemeen debat over het opmaken van ondersteuningsplannen en hoe je daarmee omgaat. Dat is een reële problematiek, maar dat heeft volgens mij niet zo veel te maken met enkel deze concrete setting. Er zijn nog dergelijke situaties denkbaar, maar dat zijn zaken die we globaal, in het kader van de algemene criteria, moeten aanpakken.
Ik had ook graag nog een antwoord gekregen op de vraag of de btw-verlaging enkel voor huur of ook voor koop is.
Ik probeer mij voor de geest te halen hoe we dat toentertijd gedaan hebben. Ik denk dat het is voor vzw’s die dat ter beschikking stellen van mensen, met huurcontracten of andere formules, die een erkende handicap hebben. We hebben dat gedaan aan de hand van bestaande definities in het btw-wetboek. Daar is op voortgebouwd, en minister Geens heeft het koninklijk besluit aangepast. Ik denk niet dat het om eigendomsverwerving gaat, maar ik zal u dat besluit bezorgen, dat heel duidelijk is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.