Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Gatz.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, ik had deze vraag gesteld aan minister Homans. Want op de dag dat de bijzondere commissie haar aanbevelingen voorstelde aan de pers, gaf minister Homans in een persbericht een stand van zaken over de uitvoering van het actieplan van de regering in het kader van de deradicalisering.
In het persbericht konden we lezen dat er dit jaar nog een oproep wordt gelanceerd voor projecten die inzetten op de preventie van radicalisering. Het zou zelfs gaan om een bedrag van 650.000 euro in samenwerking met de jeugdsector. De oproep zou nog dit jaar gebeuren, zodat projecten vanaf 2016 van start kunnen gaan.
Dat hoeft niet te verbazen, want het was een van de acties in het actieplan. Toch hadden we daarover nog niet zo veel duidelijkheid. Tijdens de hoorzittingen in de bijzondere commissie heeft de jeugdsector heel duidelijk aangegeven dat zij geen instrument willen zijn in de strijd tegen radicalisering. Zij werken uiteraard met kinderen en jongeren, in een vertrouwensrelatie en vertrekken van de noden, behoeften en vragen van die jongeren. Uiteraard kunnen daar vragen over een problematiek van radicalisering aan bod komen, maar tijdens de hoorzitting bleek toch de ongerustheid bij de jeugdsector.
Het is ook zo dat er goede voorbeelden zijn, en ik ken er enkele, van specifieke jeugdwerkingen, acties en projecten in het kader van radicalisering/deradicalisering. Die zetten in op detecteren en hoe er dan op een goede manier mee om te gaan. Die staan eerder los van het traditionele jeugdwerk.
Daarom wilde ik enkele vragen stellen aan minister Homans, maar ik ben blij dat u erop zult antwoorden, minister Gatz. In welke mate is op dit moment of wordt in de toekomst de jeugdsector betrokken bij de uitvoering van dit actieplan? Hebt u al een zicht op de concrete projecten die zouden kunnen worden gesubsidieerd? Aan welke voorwaarden zullen die projecten moeten voldoen? Langs welke kanalen zal de oproep worden gelanceerd? Het bedrag van 650.000 euro zou moeten komen uit de reguliere middelen. Uit welk beleidsdomein zouden die komen? Middelen zijn schaars. Waar worden ze vrijgemaakt?
Mevrouw Soens heeft het woord.
Vooral uw laatste vraag is erg interessant, mevrouw Soens. In het actieplan van minister Homans stond inderdaad dat er 650.000 euro komt, waarvan 400.000 euro van Binnenlands Bestuur en 250.000 euro via Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Het zou gaan om reguliere middelen. Zal er een verschuiving plaatsvinden binnen het domein? Of is er intussen iets gewijzigd? Want er is een resolutie goedgekeurd door het parlement, zo goed als unaniem, waarin extra budgettaire ruimte en een versterking van het jeugdwerk worden gevraagd. Hoe vallen die zaken te rijmen? Ik ben benieuwd naar uw antwoord.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
We hebben inderdaad kennis kunnen nemen van het initiatief van minister Homans. We staan er positief tegenover. Het staat in het actieplan van de regering en wordt dus gedragen door de meerderheid. Ook als we het koppelen aan de resolutie van het parlement, denkt onze fractie dat het initiatief in de resolutie past. Daarin wordt het middenveld duidelijk naar voren geschoven als partner. We zoomen in op de rol die de jeugdbewegingen kunnen spelen, en het bevorderen van de sociale cohesie.
De bekommernis van mevrouw Bastiaens is terecht. We hebben in de hoorzittingen gehoord dat de jeugdsector geen instrument wil zijn in de strijd tegen radicalisering. Het is inderdaad misschien niet zo dat de jeugdsector dit probleem kan oplossen en dat zij de sleutel in handen hebben, maar we geloven wel in de gemeenschapsvormende kracht van het jeugdwerk. Ze kunnen de sociale cohesie versterken en bevorderen.
En dit zonder daarom altijd dirigistisch op te treden vanuit de overheid of te veel te zeggen wat het jeugdwerk moet doen, op welke manier en met welke doelstellingen. De intrinsieke waarde van jeugdwerk op zich ligt mijns inziens sowieso al redelijk hoog.
Belangrijk is wel dat we geconfronteerd worden met die bekommernissen en dat initiatieven ook vanuit de basis komen en bottom-up groeien. Daarom heb ik nog een aantal bijkomende vragen voor u, minister. Misschien kunt u iets meer vertellen over de initiatieven die bottom-up moeten groeien. Hoe past de projectoproep in het verhaal dat projecten breed gedragen moeten worden en vanuit de basis ondersteund moeten worden? Graag kreeg ik wat meer inzicht in de projectoproep.
De heer Bajart heeft het woord.
Ik dank de vraagstellers. Ik denk dat de vraag van de jeugdsector uiteraard terecht is. Er is inderdaad een rol voor de jeugdsector en het jeugdbeleid in het kader van de positieve identiteitsontwikkeling. We moeten erover waken dat dit beleid niet geïnstrumentaliseerd wordt in het kader van het antiradicaliseringsbeleid. Op die manier zouden we dan wel riskeren om beide te verzwakken. Dat wilde ik even meegeven. Ik kijk uit naar het antwoord.
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw Bastiaens, ikzelf zal antwoorden, maar het antwoord is wel degelijk overlegd met minister Homans, zoals dat altijd gebeurt in deze regering.
Door de afdeling Jeugd van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM) werd een overleg opgestart waaraan verschillende jeugdverenigingen participeerden. Aan dit eerste overleg namen De Ambrassade, Uit de Marge, Formaat, Arktos en JES deel, en hierop werd de conceptnota vanuit het Vlaams Platform Radicalisering besproken. Dit ambtelijk platform werd opgestart met daarin een afgevaardigde van de administraties Welzijn, Werk, Jeugd, VDAB, Integratie, Stedenbeleid en Onderwijs, aangevuld met een ambtenaar van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), een afgevaardigde van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en een federale ambtenaar van de FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Veiligheid en Preventie. Dit Vlaams Platform Radicalisering komt op structurele basis samen om de verdere uitvoering van de conceptnota te concretiseren. Het is deze conceptnota die uiteindelijk leidde tot het actieplan ter preventie van radicalisering, dat door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd op 3 april 2015.
In het actieplan wordt de opdracht van het Vlaams Platform Radicalisering geformaliseerd als zijnde het verder opvolgen van de conceptnota en het actieplan, informatie uit te wisselen en in te spelen op acute vragen van de lokale besturen of anderen. Het Agentschap Binnenlands Bestuur coördineert het Vlaams Platform Radicalisering.
Tijdens het jeugdsectoroverleg dat inzoomde op radicalisering, kwamen de volgende noden aan bod: meer inspraak in de ontwikkeling van beleidsmaatregelen, aandacht voor methodieken en gebruik van bestaande expertise binnen het jeugdwerk, meer concrete informatieverspreiding rond radicalisering, een breed niet-polariserend debat rond de problematiek en meer financiële ruimte om in te zetten op het verhogen van de weerbaarheid van jongeren. Deze aandachtspunten werden meegenomen naar het Vlaams Platform Radicalisering en vormden dus de input voor het actieplan.
De bezorgdheden die door de sector werden geuit, werden ook meegenomen bij de uitwerking van de projectoproep, die op korte termijn als mededeling op de Vlaamse Regering wordt geagendeerd. Zo wordt binnen de projectoproep de nadruk gelegd op identiteitsvorming bij jongeren als instrument voor preventie van radicalisering. Met andere woorden, het ontwikkelen van een positief zelfbeeld door jongeren staat centraal. De coördinatie van de uitwerking van de projectoproep werd opgenomen door het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Gelijke Kansen, Integratie en Inburgering, maar gebeurde in directe samenwerking en nauw overleg met medewerkers van de afdeling Jeugd van het departement CJSM.
Het is duidelijk dat tal van middenveldorganisaties, jeugd- en sportwerkingen, zelforganisaties of moskeeverenigingen een positieve bijdrage kunnen leveren aan de zoektocht van jongeren naar een eigen identiteit. Zij hebben immers vaak het meeste voeling met de leefwereld van de jongeren. Daarom richt deze projectoproep zich in eerste instantie tot dit soort organisaties die dicht bij de jongeren staan. De focus van de oproep ligt op waardevolle initiatieven in de vrije tijd. We hebben geen specifieke projecten op het oog maar we zoeken naar projecten die inzetten op positieve identiteitsontwikkeling bij jongeren, die ertoe kunnen bijdragen dat deze jongeren zich gewaardeerd voelen, betekenisvol kunnen zijn, op een positieve manier ‘radicaal’ kunnen vechten tegen onrecht, projecten die de positie van jongeren en jongvolwassenen in de samenleving versterken, die inzetten op het vergroten van hun maatschappelijke betrokkenheid en burgerschapsvorming, projecten die gevoelens van uitsluiting of onrecht kunnen ombuigen in positieve engagementen, projecten die jongeren zin geven in de toekomst, enzovoort. Het is een niet-exhaustieve opsomming, maar u kunt er zich vanuit de omschrijving wel iets bij voorstellen.
De concrete voorwaarden voor de projecten worden bewust vrij algemeen gehouden, zodat diverse organisaties zich aangesproken kunnen voelen. De oproep is wel specifiek gericht op verenigingen die actief zijn in de vrije tijd van jongeren.
Momenteel wordt het advies ingewonnen van de Inspectie van Financiën, waarna de oproep nog door ons zal worden besproken op de ministerraad. Tot zolang kan ik nog geen antwoord geven op uw vraag over de concrete voorwaarden voor subsidiëring. Na de agendering op de Vlaamse Regering zal de oproep zo snel mogelijk via diverse kanalen verspreid worden. Zo beschikken de betrokken administraties elk over eigen communicatiekanalen. Ook aan andere partners zowel van het integratie- als van het jeugdbeleid zal gevraagd worden deze oproep ruim te lanceren.
Het bedrag van 650.000 euro komt volledig ten laste van de reguliere middelen. 400.000 euro wordt vrijgemaakt op de bestaande kredieten van Integratie en Inburgering. 250.000 euro komt van de werkingskredieten Jeugdbeleid.
Het is inderdaad zo dat wij op dit ogenblik geen bijkomende middelen kunnen vrijmaken. Ik neem aan dat dit debat ook in de begrotingsopmaak van 2016 aan bod zal komen. In elk geval, door te zoeken hoe we bestaande middelen kunnen heroriënteren, kunnen we wel een betekenisvolle projectpot bijeenbrengen die ons weer op nieuwe paden kan brengen, waar we op een niet-instrumentele manier – daar sta ik als minister van Jeugd absoluut op – een zinvolle bijdrage in dit brede en niet-ongevaarlijke debat kunnen brengen.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zou willen ingaan op het laatste dat u hebt gezegd. U zegt dat u het heel belangrijk vindt dat we daar vanuit die niet-instrumentele invalshoek naar kijken. Ik heb begrepen dat de projectoproep niet door uw administratie zal gebeuren, maar wel door die van uw collega. Vandaar mijn vraag dat bij de beoordeling voldoende die terechte invalshoek meegenomen wordt en ook de administratie Jeugd dat verder kan opvolgen. Daar staat of valt veel mee.
Ik onthoud vooral uit uw antwoord dat enerzijds bij de voorbereiding de brede sector is betrokken in een breed overleg. Dat is absoluut essentieel. Ik hoor anderzijds ook in uw antwoord dat het gaat over projecten die op zoek gaan naar manieren om te kunnen komen tot identiteitsontwikkeling en die vooral vertrekken vanuit het positieve en het preventieve, en niet vanuit het negatieve op het moment dat er dingen fout zijn gelopen. Het gaat over het geloven in de kracht van zowel het middenveld, om het breed te benoemen, als vanuit de jongeren zelf. Dat is zeer belangrijk. Ik kijk samen met u uit naar die oproep, wanneer die gelanceerd zal zijn. Ongetwijfeld komen we er later nog wel op terug.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik vind het jammer dat bevestigd wordt dat die 250.000 euro via de reguliere middelen komen en dat er herschikt wordt binnen het beleidsdomein Jeugd en er geen bijkomende middelen zijn. Dat staat haaks op aanbeveling 3 van de resolutie van het Vlaams Parlement, nogmaals, waarbij er gesteld wordt dat de regering preventieve maatregelen moet nemen die de voedingsbodem of risicofactoren voor radicalisering wegneemt, bijvoorbeeld om de ongekwalificeerde uitstroom in het onderwijs, spijbelen, schoolmoeheid en jeugdwerkloosheid tegen te gaan via flankerend onderwijs, door te zorgen voor hulpverlening die voor iedereen toegankelijk is, door versterkt jeugdwerk en buurtsport. Hoe kan in godsnaam het jeugdwerk versterkt worden als dat ten koste gaat van het al bestaande jeugdwerk?
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, ik onthoud vooral het positieve antwoord. Het jeugdwerk kan vanuit een langetermijnperspectief toch die sociale cohesie bevorderen, als ik zie dat heel wat jeugdwerkingen al decennia bestaan, dat ze vaak met kwetsbare jongeren werken, dat ze verschillende generaties over de vloer krijgen. Kinderen worden zelf begeleider of jeugdwerker en leren zo de organisatie kennen. Heel vaak leren ze families kennen.
Ik denk dat het jeugdwelzijnswerk, ook straathoekwerk en jeugdopbouwwerk, door zeer veel jongeren maar ook het gezin als een huis van vertrouwen kan worden beschouwd. Maar daarvoor zijn ook wel gerichte investeringen noodzakelijk.
Minister Gatz heeft het woord.
Nog twee elementen. Inderdaad, met betrekking tot de beoordeling van de concrete projecten is het belangrijk om de context die ik in het antwoord op de vraag geschetst hebt, blijft bestaan. Op dit ogenblik is het in elk geval zo dat de contacten tussen de kabinetten en tussen de administraties op dat vlak ondubbelzinnig zijn en zeer goed verlopen. Dat perspectief zit er in elk geval goed in, maar die garantie wil ik zeker ook geven.
Wat betreft de resolutie, die een aanbeveling is van het parlement aan de regering, is het natuurlijk niet zo dat resoluties binnen de maand zonder meer kunnen worden uitgevoerd door de regering. Wij hebben op dit ogenblik een beslissing genomen die in het verlengde lag van ons eigen actieplan, waar er toch wel belangrijke raakpunten zijn met de resolutie. Wat betreft de resolutie zelf: we zullen daar zeker nog op terugkomen omdat ze breed en belangrijk is. Ik neem aan dat de regering een beetje meer tijd krijgt om daarop in te spelen, al dan niet wat betreft de problematiek van de bijkomende middelen. Dat debat zullen we zeker vervolgen. Men kan van ons niet zeggen dat we niets ondernemen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Sorry, maar die resolutie is door meerderheid en oppositie een aantal maanden voorbereid. (Opmerkingen van minister Sven Gatz)
De voorbereiding is al langer aan de gang, he. U kunt natuurlijk niet stellen dat de regering niet wist wat er in die resolutie ging staan en wat de aanbevelingen zouden zijn van het parlement. (Opmerkingen van minister Sven Gatz)
Ik vind het een beetje jammer dat u de paraplu opentrekt omdat u te weinig tijd hebt gehad.
Minister Gatz heeft het woord.
Voor mij is dat een principieel punt. Ik respecteer het parlement. Ik ben parlementslid geweest. Ik weet hoe een parlement werkt. Ik weet dat er allerlei informele contacten kunnen zijn tussen kabinetten, regering en parlementsleden ter voorbereiding van een dergelijk voorstel van resolutie. Maar tegelijkertijd is het niet aan ons om te interfereren in de dynamiek van het tot stand komen van een voorstel van resolutie. Dat voorstel was niet eenvoudig om tot stand te brengen omdat het een moeilijke problematiek is, en men wilde het terecht over de grenzen van meerderheid en oppositie heen doen. De ervaring leert me dat geen enkele resolutie, van welk parlement ook, binnen de maand is uitgevoerd door de regering. Geef ons nog wat tijd. Wees kritisch, maar geef ons nog een klein beetje tijd.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Ik denk dat deze problematiek, aangezien hij een lange geschiedenis heeft, ons helaas nog een tijdje bezig zal houden. Ik geloof veel meer in acties en beleid dat ook op lange termijn kijkt. Wat we vandaag aan het bespreken zijn, is in lijn met de resolutie die we hier in het parlement hebben goedgekeurd. Mocht het zijn dat de regering dingen aan het doen is die tegen onze resolutie zouden ingaan, dan zou ik u begrijpen, maar dat is dezen helemaal niet het geval. Ik ben ervan overtuigd, als ik de minister goed begrepen heb, dat dit niet de laatste actie zal zijn en dat er verder beleid zal worden gevoerd in dezen. Bovendien denk ik dat dat zal gebeuren op een manier en met een insteek die in ieder geval ook wel de mijne is, vertrekkende vanuit een positieve insteek en een belangrijke bijdrage die het jeugdwerk op zich levert aan deze samenleving.
De vraag om uitleg is afgehandeld.