Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijke vraag van 16 april 2015 over de loopbaancheques. Uit het antwoord blijkt dat amper 7,36 procent van de gebruikers laaggeschoolden zijn. Het stelsel blijkt tevens de 50-plussers moeilijk te bereiken. Slechts 8,26 procent is tussen 50 en 55 jaar oud en 3,11 procent bestaat uit 55-plussers. Het is ook opmerkelijk dat 63,76 procent van de gebruikers vrouwen zijn. Ik wil even op die drie vaststellingen ingaan. Het instrument van de loopbaancheques bereikt een aantal kansengroepen immers te weinig.
Wat de laaggeschoolden betreft, valt dit blijkbaar te verklaren. De mensen kennen het instrument niet of de drempel ligt voor hen te hoog. Deze groep moet zich immers vaak meer om de eigen financiële toestand dan om de kwaliteit van de job bekommeren. Deze groep kan nochtans baat hebben bij een gerichte loopbaanbegeleiding. Dit kan immers tot een betere en beter betaalde job leiden.
Wat de 50-plussers betreft, is de jobkwaliteit en het werkbaar houden van de baan, een heel actueel thema, een belangrijk aspect om langer aan de slag te kunnen blijven. Het valt dan ook te betreuren dat slechts 11,37 procent van de loopbaancheques door 50-plussers wordt gebruikt. Het is tevens jammer dat deze doelgroep zich vaker om het behoud dan om de kwaliteit van de job moet bekommeren.
De vraag is dan ook of het instrument van de loopbaancheque, met het oog op werkbaar werk, niet doelgerichter kan worden ingezet. Gezien de hogere leeftijd van de doelgroep en het feit dat de beroepsloopbaan binnen de doelgroep korter is, kunnen we ons afvragen of de frequentie van zes jaar vanaf een bepaalde leeftijd niet beter zou worden ingekort.
De grote vertegenwoordiging van de vrouwen in de groep die de loopbaancheques gebruikt, blijkt te maken te hebben met het feit dat vrouwen gemakkelijker dan mannen de stap naar externe hulp zouden zetten. Volgens de zaakvoerster van de loopbaanbegeleider AanZet-Coaching zou het tij echter stilaan keren.
Minister, uit deze cijfers komt duidelijk naar voren dat de aangekondigde evaluatie van het systeem niet te vroeg komt. Toch is er enige onduidelijkheid over de precieze timing. In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag hebt u het over midden 2015. Dat is ongeveer nu. Als ik het goed heb begrepen, zal de VDAB voor de evaluatie instaan. De resultaten zullen in september 2015 aan de minister en aan de sociale partners worden voorgelegd. Volgens een op 8 juni 2015 in De Gazet van Antwerpen verschenen artikel zou de evaluatie echter na de zomer plaatsvinden.
De grondige evaluatie is voor het midden van 2015 gepland. Wanneer zal die evaluatie precies starten? Welke procedure zal worden gevolgd? Wanneer wilt u het stelsel bijsturen?
Slechts 7 procent van de gebruikers is laaggeschoold. Nu al staat vast dat de betrokkenen het stelsel blijkbaar niet kennen. Op welke wijze wilt u de loopbaancheques beter bekend maken bij de laaggeschoolden? Zult u bedrijven of sectoren die veel laaggeschoolden tewerkstellen, aanmanen of aansporen om de loopbaancheques beter bekend te maken bij hun personeel?
Zult u ook aandacht besteden aan het gebruik van die loopbaancheques voor 50-plussers, in functie van dat werkbaar werk waarover we het allemaal hebben? Klopt het dat de jongste tijd wel steeds meer mannen een beroep doen op die loopbaancheques? Op welke manier wilt u ook mannen aanmoedigen om hiervan gebruik te maken? Wordt overwogen om de prijs en/of de frequentie van die loopbaancheques van vier uur gedurende een periode van zes jaar aan te passen voor een of meer specifieke groepen?
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik ben er ook vast van overtuigd dat loopbaanbegeleiding zeer gunstige effecten heeft voor werknemers: ze krijgen de mogelijkheid om te ontdekken welke toekomstmogelijkheden ze kunnen hebben. Ik vind het ook te betreuren dat sommige doelgroepen minder worden bereikt. Dat is zeker een werkpunt, zeker wat laaggeschoolden betreft. Wat de oudere werknemers betreft, denk ik echter dat dit in de toekomst alleen maar kan verbeteren. Dat hoop ik toch ook. De Vlaamse Regering zet toch zwaar in op die groep, ook qua begeleiding. Ik denk dus wel dat we hier in de toekomst betere resultaten kunnen verwachten.
Ik verwijs ook graag nog eens naar het debat over werkbaar werk, waarbij loopbaancheques aan bod zijn gekomen. In de afgelopen twee jaar hebben 23.000 mensen met professionele hulp nagedacht over wat ze in de toekomst gaan doen.
Minister, zal bij de hervorming van die loopbaancheques extra aandacht worden besteed aan die groepen waarbij die maatregel eigenlijk niet zo bekend is?
Mevrouw Claes heeft het woord.
We lopen eigenlijk een beetje vooruit op de evaluatie. Dit is een heel belangrijk instrument. Ik vind de evaluatie ook erg belangrijk. Ik kijk ook uit naar die evaluatie. Ik ga er ook van uit dat er bijsturingen gebeuren. Zoals de collega’s aangeven, is dat inderdaad ook wel belangrijk met betrekking tot oudere werklozen, 50-plussers, 55-plussers. Op die leeftijd zijn die op dit ogenblik niet echt bezig met de vraag wat de toekomst van hun job zal zijn. Dat valt ook enigszins te begrijpen. Dat zal echter zeker veranderen. Ik denk dus, maar dat is ook vooruitlopen op de evaluatie, dat het gericht inzetten van die loopbaancheques voor bepaalde doelgroepen, voor oudere werklozen, voor laaggeschoolden, voor mensen met een arbeidshandicap, toch wel belangrijk is. We zien dat de gewone werknemer die loopbaancheques wel heeft gevonden. Voor ons is het echter toch wel belangrijk dat ook de mensen uit die specifieke doelgroepen aan het werk zijn. Daarvoor moeten er specifieke acties komen.
Ik zie dat tot voor de invoering van de loopbaancheques bij de personen met een handicap bijna 8 procent een beroep deed op loopbaanbegeleiding, terwijl dat nu slechts iets meer dan 2 procent is. Dat verontrust me toch wel wat. Hetzelfde zien we bij de laaggeschoolden: vóór de loopbaancheques was dat hoger dan vandaag. Dat lijkt me toch wel een probleem te zijn, tenzij die informatie fout is. Dat lijken me allemaal dingen die mee in overweging moeten worden genomen in de evaluatie, en na die evaluatie, in de maatregelen die worden genomen om het systeem bij te sturen, zodat die specifieke doelgroepen zeker ook de weg vinden naar de nieuwe loopbaancheques.
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, als u het goedvindt, begin ik bij mevrouw Claes. Mevrouw Claes, u hebt natuurlijk gelijk qua percentages. Ik zou het echt in detail moeten bekijken, maar mijn spontane reactie is dat nu natuurlijk veel meer mensen loopbaanbegeleiding krijgen, terwijl die begeleiding vroeger vooral door één doelgroep werd gebezigd. Met name personen met een arbeidshandicap deden daar procentueel veel meer een beroep op dan anderen. Nu is die groep veel groter geworden. In absolute aantallen is het aantal personen met een arbeidshandicap wellicht niet afgenomen, maar niet mee toegenomen. Ik wil alleen zeggen dat het niet slechter is geworden. Dan moeten we 2 procent van die 23.000 nemen en van het vroegere getal, dat veel lager ligt, dan 8 procent nemen. Wellicht blijkt dan dat er qua absolute cijfers geen achteruitgang is. Dat is een eerste reflectie.
Ik ben het er ook mee eens dat we het best op de evaluatie wachten. Vanaf het begin was voorzien dat de VDAB dit na twee jaar zou evalueren. Dit is gestart op 1 juli 2013. We zullen dus tot 30 juni 2015 cijfers binnenkrijgen. Dan is die twee jaar voorbij. Dat is een eerste bron van informatie voor mij voor de evaluatie. Daarnaast is er ook feedback verzameld via een tevredenheidsenquête bij de klanten. Dat is een tweede bron van informatie. Die informatie zal in de zomermaanden worden verwerkt en geanalyseerd. Ik verwacht in de loop van september een rapport van de VDAB. Daarna zullen we die evaluatie inderdaad verder bespreken, in eerste instantie met de sociale partners, om te bekijken of en waar er bijsturingen nodig zijn. Dat zal wel zo zijn: daar ben ik het mee eens.
Iedereen hier heeft gezegd dat dit een zeer belangrijk instrument is. Voor mij is dat ook zo. Het is een nieuw instrument, waarvan mag worden gezegd dat het zonder twijfel een groot succes is. Op minder dan twee jaar is het al 23.472 keer gebruikt. Dat op zich vind ik echt wel positief. Dat betekent dat mensen echt met kwalitatieve ondersteuning nadenken over hun toekomstige job. We hebben dat natuurlijk bekendgemaakt bij het grote publiek, en net zo goed en zelfs in het bijzonder bij de kansengroepen. Er zijn sensibilisatiecampagnes opgezet via tv, radio en magazines. We hebben de loopbaancentra daar actief bij betrokken. We hebben ook een workshop georganiseerd over het uitdenken van concrete acties om meer kansengroepen te bereiken.
Uit de workshop kwamen drie sporen. Idealiter blijft men streven naar een inclusieve benadering. Dat betekent dat het individu telt en niet het feit dat je tot een bepaalde kansengroep behoort. Elk individu wordt benaderd als uniek.
Daarnaast moet men laagdrempelige kanalen kiezen. Met 40 euro zijn we laagdrempelig, maar we wachten toch de evaluatie af.
Essentieel zijn ook de doorverwijzers of netwerkorganisaties die vaak met kansengroepen in contact komen. Zij zijn geschikt om door te verwijzen naar die loopbaancheques.
We hebben twee grote campagnes gevoerd. De eerste was een magazinecampagne waar in samenwerking met de loopbaancentra getuigenissen zijn verzameld, waaronder die van laaggeschoolden over hun ervaring met loopbaanbegeleiding. Veertien inforeportages op basis van sterke verhalen van personen uit de kansengroepen zijn in populaire magazines gepubliceerd.
Er was ook de radiospot, ‘Fluitend naar je werk’, op zenders met een groot bereik van kansengroepen. Daarnaast wordt ook gewerkt aan een duurzaam sensibiliseringplan via intermediairen. Dat plan willen we uitvoeren in het najaar van 2015. Het is de bedoeling dat intermediaire organisaties hun doelgroepen informeren over het bestaan van loopbaanbegeleiding en hen aanmoedigen tot actie om loopbaanbegeleiding te volgen. Ik denk daarbij aan huisartsen, vakbonden en ziekenfondsen als mogelijke partners.
De VDAB kiest ervoor om bedrijven niet rechtstreeks te benaderen. De loopbaancheque is niet zozeer bedoeld voor bedrijfsinterne loopbaanbegeleiding, het is eerder een instrument voor het individu, niet voor het bedrijf. De loopbaancheques zijn wel opgenomen op de website http://www.talentontwikkelaar.be/. Op die website kunnen alle bedrijven nagaan wat er bestaat.
Via de sectorconvenants zullen wij ook vragen om daar promotie over te maken.
Loopbaanbegeleiding is zeker voor 50-plussers een bijzonder waardevol instrument. Door een aantal kenmerken van onze arbeidsmarkt en van ons arbeidsrecht zoals ontslagbescherming, loonvorming in functie van anciënniteit en een groepsverzekering bij de werkgever bij wie men vandaag werkt, zijn oudere werknemers spontaan minder geneigd om van job te veranderen.
Ik ben het eens met mevrouw Claes dat we daar meer werk van moeten maken. Ik ga ervan uit dat dit in de toekomst meer aan bod zal komen.
Uit het antwoord dat ik daarnet gegeven heb, blijkt duidelijk dat de VDAB werk maakt van het actief promoten van loopbaanbegeleiding bij iedereen. U had het over werkbaar werk. Ik blijf benadrukken dat dit een manier van werken moet worden, van jongs af aan. Loopbegeleiding is er niet alleen voor 50-plussers maar voor de hele loopbaan. We moeten dan ook zeker doorgaan met loopbaanbegeleiding en met de campagne ‘Fluitend naar je werk’.
Er moet ook worden ingezet op een competentie- en loopbaanbeleid met ondersteuning van de kmo-portefeuille. Ook het ervaringsfonds vormt daar een mogelijkheid.
U had de indruk dat ook meer mannen gebruik maken van de loopbaancheques. Er is sprake van een lichte stijging tussen 2013 en 2014 van 36,2 naar 37 procent. Ik vraag me af in welke mate die stijging statistisch significant is. Voor de eerste maanden van 2015 valt geen significante stijging te verwachten. Nochtans hebben de promotiecampagnes beelden van zowel mannen als vrouwen gebruikt. We zullen de intermediaire partners erop wijzen dat zowel mannen als vrouwen daar baat bij kunnen hebben.
Ik ben het eens met mevrouw Claes dat we best het evaluatierapport afwachten om meer in detail te bekijken wat er nog kan gebeuren. Ik wil echter ook niet wachten om die intermediairen al maximaal in te zetten wanneer dat op een eenvoudige manier mogelijk is. Op die manier kunnen meer kansen worden gegeven aan de groepen die vandaag nog niet beseffen welk instrument dit is.
Tot slot is er nog een proefproject over de verlengde duurtijd. In dat project wordt onderzocht of het voor bepaalde mensen noodzakelijk is om hen meer uren loopbaanbegeleiding te geven. Dat proefproject zal ook deel uitmaken van de evaluatie.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ook wij zijn overtuigd van het feit dat die loopbaancheques waardevol zijn en plaatsen dan ook geen vraagtekens bij het instrument zelf. Het aantal inspanningen is wezenlijk. Het is ook goed te vernemen dat er blijvend zal worden ingezet op de reeds bewandelde wegen.
Maar de cijfers blijven natuurlijk de cijfers. We zien dat de laaggeschoolden en de ouderen dan toch weinig beroep doen op het instrument. Er zal in ieder geval een tandje moeten worden bijgestoken. We kijken dan ook uit naar de aangekondigde evaluatie. We willen nog eens expliciet vragen om aan deze groepen toch bijzondere aandacht te besteden bij eventuele aanpassingen en bijsturingen. We zouden toch echt de drempel moeten kunnen verlagen voor deze groepen.
Ik wil tot slot vragen of u bereid bent om de resultaten van de evaluaties door de VDAB ook snel aan ons over te maken of hier een gedachtewisseling over te organiseren in de schoot van deze commissie.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik ben toch wel erg geboeid door de manier van aanpak. Het is geen statische campagne geweest. Er is eigenlijk altijd al bijgestuurd. U hebt zelf de evaluatie ook niet afgewacht om bij te sturen waar mogelijk. Er blijven natuurlijk de knelpunten. Daarvoor lijken mij die evaluatie, de andere instrumenten en het samenleggen van al die dingen, samen met de sociale partners, toch wel interessant. Ik ben evenals mevrouw Talpe geïnteresseerd om hier in de commissie die drie verschillende evaluatie-elementen samen te leggen en te kijken op welke manier we omgaan met dit belangrijk instrument voor alle werknemers om goed met hun loopbaan om te gaan. Ik vind het heel erg boeiend.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben uiteraard bereid om de evaluatie te delen. Laat ons er even over nadenken hoe we dat het best doen. Ik kan dat natuurlijk geven, en dan vragen jullie de week daarop aan mij welke conclusies ik eruit trek. Dan antwoord ik dat ik eerst met de sociale partners van gedachten ga wisselen, en dan vraagt u wanneer ik kan. Ofwel spreken we goed af.
Ik wil het met u delen, zelfs op het moment dat ik ze krijg. We moeten goed afspreken. Ik kom met conclusies, met de resultaten en voorstellen van verandering naar hier. Dat is een tweede optie. Ik verkies de tweede optie, waarbij ik van gedachten heb kunnen wisselen met de sociale partners en ook hun inbreng heb gekregen, waarna ik met iets naar de commissie kom, zelfs voor ik definitieve beslissingen heb genomen. Als jullie dat goedvinden, dan wil ik het op die manier aanpakken. (Instemming)
Consensus.
De vraag om uitleg is afgehandeld.