Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Collega’s, ik heb de Bureaubeslissing over het al dan niet ontvankelijk verklaren van dit interpellatieverzoek met een week laten uitstellen, tot na de hoorzitting. Daarna kwam het opnieuw op de agenda en heb ik zelf voorgesteld om het op deze manier aan te pakken, namelijk om de interpellatie te koppelen aan de visienota, maar ze apart te agenderen. Dat leek mij de meest hoffelijke werkwijze.
Mevrouw Lieten heeft het woord.
Minister, ik wil van deze gelegenheid gebruikmaken om even met u van gedachten te wisselen over uw Strategische Visienota Kunsten. Ik heb die met veel aandacht gelezen, en er staan een aantal zaken in die ik volledig ondersteun.
Ik moet mij op voorhand bij de collega’s verontschuldigen omdat dit een vraag zal zijn van regionale aard. Sommige mensen zullen zeggen: daar zijn ze weer, de Limburgers. Maar toch zal het zo zijn. Ik wil ook vooraf duidelijk maken dat ik niemand de zwartepiet wil toespelen, want we vertrekken van de bestaande situatie.
Wat ik in uw visienota lees, is dat u zelf ook heel veel belang hecht aan een goede spreiding van het aanbod en van de subsidiëring. Dat is uiteraard zeer belangrijk. Maar het is ook een uitdaging. Mensen die veel meer met cultuur bezig zijn dan ik, zijn daar de voorbije jaren in deze commissie ook mee bezig geweest. Je moet kwaliteit stimuleren, maar er is ook een belangrijke vraag naar toegankelijkheid. Die discussie en die spanningsvelden gaan al jaren mee.
Professor Vereeck van de Universiteit Hasselt heeft recent de regionale spreiding van verschillende beleidsdomeinen bekeken, en vooral de middelen die lokaal naar de provincies gaan. Daaruit blijkt dat een billijk aandeel voor Limburg van de subsidies voor cultuur en culturele initiatieven zo’n 7.313.000 euro zou bedragen, rekening houdend met het aantal inwoners, de spreiding en een aantal andere indicatoren. In de praktijk bedraagt dat echter maar iets meer dan 4 miljoen euro, wat toch een groot verschil is.
We zijn zeker niet op alle vlakken slecht bedeeld. De Limburgse musea en de culturele centra worden correct gefinancierd, maar bijvoorbeeld bij de muziekgezelschappen en toneelgezelschappen is het magertjes gesteld.
Het is natuurlijk een vicieuze cirkel. Als er weinig initiatieven groeien en bloeien, komt er ook weinig kwaliteit bovendrijven. Als er weinig financiering is, kan er meestal ook weinig geïnvesteerd worden in kwaliteit. Eigenlijk zitten we al sinds jaar en dag in die vicieuze cirkel.
Het provinciebestuur heeft de voorbije vijftig jaar geprobeerd om dat gat een beetje te vullen, om allerlei initiatieven op te starten met provinciale middelen. Er zijn onder andere musea uitgebouwd, denk maar aan het Provinciaal Gallo-Romeins Museum en Z33, en de activiteiten in Neerpelt en het Dommelhof. Maar ook daar is er een nieuw feit, omdat deze regering beslist heeft dat die culturele aangelegenheden niet meer op provinciaal niveau gehandhaafd moeten worden. Ze moeten ofwel naar de gemeente gaan, ofwel naar het Vlaamse niveau. Dat zijn echter meestal initiatieven die de gemeentegrens overschrijden. U bent nu in onderhandeling om te bekijken wat daar de beste oplossing is, maar het betekent in ieder geval dat de provincie in de toekomst geen initiatiefnemer meer zal zijn van culturele initiatieven.
U zegt in uw visienota ook dat de hele creatieve sector niet onderschat mag worden als tewerksteller. Op Europese schaal is het immers de derde grootste tewerksteller. Ook dat is in Limburg natuurlijk belangrijk. Dat gaat meer dan alleen over de feitelijke cijfers. Wij zitten in Limburg met een grote sociaal-economische uitdaging na de sluiting van Ford. Wij moeten mensen aan het werk helpen. We hebben ook een groot aantal jongeren dat afstudeert zonder diploma.
Alles hangt een beetje samen, en cultuur is een enorme drijvende kracht om een samenleving omhoog te tillen en daar het beste uit te halen, waardoor we ook heel veel positieve effecten kunnen zien in andere domeinen dan louter de pure cultuurbeleving.
Minister, ik ondersteun uw doelstellingen, maar ik weet ook dat het niet zo gemakkelijk is om die in de praktijk te brengen. Wat zijn uw ideeën om die billijke spreiding beter te kunnen bereiken?
De heer Engelbosch heeft het woord.
Voordat het inhoudelijke debat gevoerd wordt, wil ik even stilstaan bij het feit dat hier een interpellatie wordt gehouden over een thematiek die straks aan bod zal komen bij de bespreking van de Strategische Visienota Kunsten. Mijns inziens konden de bekommernissen van mevrouw Lieten perfect meegenomen worden in die gedachtewisseling.
Mevrouw Lieten, ik verdenk u toch een beetje van profileringsdrang. U springt niet alleen van commissie naar commissie om bepaalde zaken te gaan verkondigen; u springt in deze interpellatie ook van de hak op de tak. U vertrekt vanuit de Strategische Visienota Kunsten, u springt dan over naar provinciale initiatieven van de provincie Limburg, dan verwijst u ook nog eens naar de interne staatshervorming Cultuur, om dan nog eens te verwijzen naar de studie van Lode Vereeck, om uiteindelijk aan de minister te vragen hoe hij zal zorgen voor een evenwichtige subsidiëring en spreiding van cultuur.
Puur inhoudelijk gaat de visienota Kunsten over het professionele kunstenbeleid, niet over het hele culturele speelveld dat breder is dan dat van de kunsten. Het cultuurbeleid bevat ook erfgoed, sociaal-cultureel werk, lokaal cultuurbeleid enzovoort. De spreiding en de evenwichtige verdeling waar de minister een paar weken geleden naar verwees, gaat over de spreiding van de professionele kunstenproducties.
U verwijst naar de studie van Lode Vereeck. Hij concludeert dat Limburg jaarlijks te weinig krijgt voor het brede cultuurveld. Maar een lezing van enkel het aspect ‘cultuur’ uit de studie, leert dat hij niet met alles rekening heeft gehouden. Wat betreft de professionele kunsten brengt hij enkel de toneel- en muziekgezelschappen aan. Laat me zeggen, mevrouw Lieten, het professionele kunstenveld is wel wat breder dan enkel toneel en muziek. Als u dan toch zo graag citeert uit de studie van Vereeck, dan wil ik u niet onthouden dat op basis van het cijferwerk de provincie Limburg te veel krijgt voor de centra. U leest en analyseert selectief.
Als Limburger mag het voor mij ook meer zijn. We zijn bijna Luminusmannetjes die steeds meer vragen. Mij niet gelaten, maar laat ons een bepaalde eerlijkheid in het debat houden. Onze partij doet niet mee aan uw spelletje van beste Limburger. In tegenstelling tot uw partij zetten we op elk thema een specialist in de materie. Voor u en blijkbaar ook voor bepaalde media primeert de plaats waar een parlementslid woont, los van zijn of haar expertise. Het inhoudelijke debat laat ik graag over aan mijn collega, de heer Meremans.
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik heb er begrip voor dat u deze thematiek niet louter geografisch bekijkt. Ik wil het ook breder trekken, maar het onevenwicht in dezen is schrijnend. Het is niet aan de minister om cultureel aanbod te organiseren. Ik ben me daar ten zeerste van bewust. Cultuur is een sector die ingebed hoort te zijn in de maatschappij. Dat is in de meeste gevallen ook wel zo. Het is een grote werkverschaffer, zoals al is aangehaald. Daarom vinden we het jammer dat er in het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK) heel weinig aandacht is voor cultuur en media. Er wordt een klein beetje aandacht besteed aan digitale media, maar voor de rest wordt cultuur erin doodgezwegen terwijl het een heel belangrijke werkverschaffer is, of toch zeker potentieel kan zijn en zeker in een regio als de onze.
Het is aan het parlement en aan u om goed na te denken hoe dat moet worden opgelost. Wat denkt u van een strategisch plan voor de kunsten, gedragen door de sector en specifiek voor Limburg waarbij wordt gekeken hoe het aanbod meer gediversifieerd kan worden of sterker kan worden gemaakt, zonder dat u als actor maar misschien als facilitator optreedt? Hoe zult u, de uitgangspunten van de nota en het decreet in acht genomen, erin slagen om de middelen en het aanbod geografisch beter te spreiden?
De heer Meremans heeft het woord.
Ik weet niet of ik als niet-Limburger iets mag zeggen. (Gelach)
Ik ga er wel vaak op vakantie.
Ik ben verbaasd dat de interpellatie tot hier is geraakt. We hebben hoorzittingen gehad waarin de spreiding aan bod is gekomen. Straks hebben we de bespreking van de visienota waarin ook over spreiding wordt gesproken. Ik vind het bizar dat er nu plots een interpellatie wordt geagendeerd. U zult wellicht zeggen dat het Uitgebreid Bureau positief advies heeft gegeven. Dat advies, voorzitter, komt ook voor een deel van u. Ik vind dat we deze commissie toch wat ernstig moeten nemen.
Ik heb gezegd dat het aan de wijsheid van het Bureau was om te oordelen of deze interpellatie een plaats kreeg op de agenda. Het Uitgebreid Bureau heeft daar in alle wijsheid over geoordeeld. Het is goed dat u uw vertegenwoordigers in het Bureau ook informeert.
Het advies van de commissievoorzitter weegt toch door. Ze gaan wellicht af op uw wijsheid.
Puur cijfermatig klopt dat maar een beperkt aantal kunstorganisaties uit de provincie Limburg werkingssubsidies ontvangen vanuit het Kunstendecreet. De minister gaf in zijn toelichting reeds aan dat uit een recente berekening van de verdeling bleek dat de budgetten voor Vlaams-Brabant en Limburg inderdaad lager zijn. Hij heeft toen gezegd dat hij zich wel kan indenken dat hierin verandering komt en dat de regionale evenwichten in het oog zullen worden gehouden.
We hebben die middelen zelf ook in kaart gebracht. Het klopt dat het procentueel wel beperkt is. Door de meerjarige subsidieronde in 2011 telt de provincie Limburg sinds 2013 vier gesubsidieerden minder. Op basis van het toegekende subsidiebedrag daalde het toegekende bedrag aan organisaties die gevestigd zijn in de provincie Limburg, met een dikke 8 procent. Dan heb ik het enkel over de meerjarige werkingssubsidie 2013-2016, gebaseerd op het jaarverslag Kunsten en Erfgoed 2012.
Een kanttekening die het jaarverslag Kunsten en Erfgoed plaatst, wil ik meegeven: “Hier kan tegelijkertijd ook vastgesteld worden dat Limburg samen met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest de minst sterke stijging in het aantal ingediende aanvragen laat optekenen.”
Ik wil verder benadrukken dat we in het professionele kunstenlandschap niet met een apothekersweegschaaltje afwegen welke provincie wat krijgt. De insteek van het Kunstendecreet is dat we het landschap ondersteunen op basis van ingediende dossiers en op basis van een beoordeling van de kwaliteit. Als leidraad moeten we dat meenemen, maar het mag echter niet zo zijn dat elkeen iets moet krijgen. Kwaliteit staat voorop en de criteria die we hebben vooropgesteld. Indien beide kunnen worden gecombineerd, dan is dat fijn. Ik hoor sommige collega’s uit West-Vlaanderen of elders dat ze dat ook moeten hebben. Voor mij staat kwaliteit voorop. Je kunt dat wel meenemen als leidraad.
Dan de afstemming tussen productie en spreiding. We merken op dat het aanbod aan publieksvoorstellingen van gesubsidieerde kunstorganisaties in de provincie Limburg minder is als je de cijfers bekijkt van het jaarverslag 2013 van het agentschap. Misschien zijn daar ook wel objectief aanwijsbare redenen voor. De spreidingsproblematiek is complex. Verschillende factoren spelen er een rol in.
Minister, in uw Visienota Kunsten haalt u aan dat de nood aan een betere spreiding in het Vlaamse kunstenlandschap groot is en dat u daar aandacht aan wilt besteden. Uiteraard delen we de bekommernis dat de spreiding van publieksvoorstellingen van kunstorganisaties nog kan worden opgekrikt. Kunt u daar dieper op ingaan? Welke paden zult u hier bewandelen?
Minister, daarnaast geeft u aan dat de regionale evenwichten inzake subsidiëring een aandachtspunt zijn. Pleit u om meer te kijken naar de regionale spreiding van de middelen? Hoe kan dat worden vereenzelvigd met de insteek van het Kunstendecreet, dat als criterium kwalitatieve meerwaarde heeft, zowel zakelijk als artistiek-inhoudelijk?
Het advies van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) dan. De Sectorraad Kunsten en Erfgoed vraagt zich af of er zoals in het verleden nog een geografische herzetting kan gebeuren, afwijkend van de inhoudelijke en zakelijke adviezen. Indien dat zou gebeuren, hoe zult u dat motiveren?
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Ik ben een niet-Limburgse, maar mijn roots liggen daar wel. De problematiek is niet nieuw, maar bestaat al vijftig jaar. Ik geef een klein voorbeeld. Mijn mama vertelde afgelopen weekend dat ze als klein kind met de bus naar de opera gingen. Het was een grote uitstap naar Brussel die ze een keer per jaar deden, om naar de opera te gaan. Dat verhaal leeft nog steeds in Limburg. Maar iedereen beseft heel goed dat je niet in elke stad een opera kunt huisvesten. We moeten het onderscheid maken tussen het debat over het Kunstendecreet en de Visienota en de subsidiëringsronde die eraan komt. Wat er niet is, kun je niet subsidiëren.
Het debat over spreiding en aanbod is wel zeer actueel. De provincie Limburg heeft de voorbije jaren wel heel wat initiatieven genomen. Minister, het is heel belangrijk dat u in het overleg met de provincie nagaat hoe u de verankering van de goede initiatieven in Limburg kunt behouden en versterken, en hoe u het culturele klimaat daar kunt vergroten.
Het maken van cultuur is dikwijls eigen aan steden. Dat heeft een zekere stedelijkheid nodig. We hebben heel aangename steden in Limburg, maar niet van de envergure van mijn nieuwe thuisstad Antwerpen. We moeten zoeken naar een nieuw evenwicht. Minister, kunt u al een toelichting geven over uw overleg met de provincies? Zeker in Limburg is dat een basis om verder op te kunnen werken.
Minister Gatz heeft het woord.
Voor ik een inhoudelijk antwoord geef, toch een kleine bekentenis. Toen mijn voorouders – althans een lijn ervan – in tempore non suspecto vanuit het Rijnland tussen Aken en Düsseldorf in de jaren 1850 van plan waren door te stomen naar Brussel, zijn ze in Verviers terechtgekomen. Daarna was de rechte lijn naar Brussel te moeilijk, ze hebben een omweg genomen naar Limburg, waar ze een hele tijd zijn blijven hangen. Vandaar dat ik nog altijd familie heb in Overpelt, Hasselt, Zonhoven, Sint-Truiden en Wellen. De gevoeligheid met het dossier is me dus niet onbekend. Overigens heb ik ook West-Vlaamse, Oost-Vlaamse en Brabantse roots. Er is maar één provincie waar ik geen link mee heb, en die naam zal ik niet uitspreken.
Het klopt inderdaad dat het weghalen van de culturele taken in de provincie Limburg een grotere impact kan hebben – dat is te bediscussiëren, maar zeker niet uitgesloten – dan in sommige andere provincies voor wat de ondersteuning van cultuur betreft. We zijn hier bezig over de Visienota Kunsten, maar het debat is net iets breder. Het sluit erbij aan, en overstijgt het. Initiatieven zoals bijvoorbeeld Z33, het Gallo-Romeins Museum en Dommelhof – ik kan er nog andere noemen, vorige week was ik best wel onder de indruk van het Glazen Huis in Lommel – spelen een belangrijke rol in het culturele veld in Limburg. Aangezien ze geen zelfstandige organisaties zijn, maar initiatieven van het provinciebestuur, ontstaat er inderdaad onzekerheid over hun voortbestaan.
Dezer dagen en de voorbije weken wordt er met de provincie Limburg en met anderen overlegd. Het zijn vrij intensieve contacten – we leren de provinciale ziel in de diepte kennen – om ervoor te zorgen dat de provinciale culturele initiatieven niet verloren gaan – dat wil ik nog eens benadrukken – en door de meest aangewezen partij verder zullen worden ondersteund.
Wat ik heb aangekondigd, zijn we wel degelijk aan het doen. De initiatieven met de provincies gebeuren nu intensief in de eerste ronde. Wellicht volgt er nog een tweede ronde, want er zijn altijd wel wat losse eindjes of onduidelijkheden. We kijken provincie per provincie hoe we dat het best zouden aanpakken en wat de landingspistes zijn. Daarnaast is er ook nog een gemeenschappelijk afwegingskader, zoals we dat zo mooi noemen, over de provincies heen, zodat we niet in een provincie voor een bepaald soort dienst x beslissen en in een andere provincie y. De oefening is in volle gang en is zeer dynamisch aan het worden.
Ik vind de spreiding van het cultureel aanbod in het algemeen en van de subsidiëring zeer belangrijk. Bij de uitwerking van het verder beleid op het terrein zal ik meer aandacht hebben voor de goede spreiding van het aanbod en de subsidiëring naar de perifere gebieden. Ik gebruik die term zonder negatieve connotatie. Limburg ligt verder van Brussel dan andere gebieden.
Ik zal de culturele spreiding ook laten monitoren. We moeten dit weten. De cijfers met betrekking tot Vlaams-Brabant en Limburg die een aantal maanden geleden in de belangstelling zijn gekomen, hebben me, net als andere mensen, doen schrikken. We wisten dat het zwaartepunt van ons cultureel beleid niet meteen in Limburg lag, maar wisten niet dat dit de verhoudingen waren.
De aanwezigheid van organisaties en initiatieven wordt natuurlijk in eerste instantie bepaald door de vraag van de initiatieven uit het culturele veld in deze regio. In die zin kan ik de heer Meremans bijtreden. Niemand zal dit trouwens op zich tegenspreken.
Er zijn me recent een aantal initiatieven voorgesteld die op de versterking van de culturele sector in Limburg inzetten. Ik heb er vertrouwen in dat deze initiatiefnemers hun ideeën in kwaliteitsvolle beleidsplannen of projectaanvragen zullen omzetten.
Ik wil nog benadrukken dat een goede spreiding van de gesubsidieerde initiatieven niet enkel voor de provincie Limburg belangrijk is. Zoals in mijn visienota staat, wil ik dat nauwer op de spreidingsplannen wordt toegezien. We zullen daar straks nog verder op kunnen ingaan. Indien organisaties op producties inzetten, moeten we dat mee in ogenschouw nemen.
Ik vat mijn antwoord nog even samen. De ingediende dossiers blijven het eerste punt. Dat is overal zo. Hoe meer dossiers, hoe beter. Dat maakt een keuze voor ons moeilijker, maar dat is altijd het geval. Een dossier meer of minder maakt het verschil niet.
Wat de gevoeligheid van de spreiding betreft, wil ik nog even de voorlaatste alinea van het verslag van mijn presentatie van de visienota citeren: “De regionale evenwichten zullen in het oog gehouden worden. Uit een recente berekening van de verdeling bleek dat de budgetten voor Vlaams-Brabant en Limburg wel erg laag uitvallen. De minister kan zich inbeelden dat hierin verandering komt.” Ik neem aan dat het dan niet om een neerwaartse verandering gaat. We zullen dit in relatie tot de ingediende dossiers bekijken. We zullen van de nood een deugd maken.
Het provinciaal dossier is geen eenvoudig overdrachtsdossier. We mogen daar ook niet over klagen, want we hebben dit zelf in het Vlaams regeerakkoord geplaatst. We kunnen hier kansen uit putten om beide zaken gedeeltelijk gelijk te laten sporen. Het provinciaal dossier gaat natuurlijk over meer dan enkel de kunsten. We zijn hier alert voor. Volgens mij is het immers nodig hier alert voor te zijn.
Mevrouw Lieten heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer gewaardeerd antwoord. Ik wil benadrukken wat ik zeer belangrijk vind. Ik heb deze interpellatie gehouden omdat u de regionale spreiding in uw visienota zelf als een issue hebt aangehaald. Ik ben hier ook van overtuigd.
Ik ben er zeker geen voorstander van het potje in vijf te verdelen. Zo werkt het niet. We moeten naar kwaliteit streven. Dit is afhankelijk van initiatieven die bottom-up uit het werkveld komen. Het is dan ook niet gemakkelijk hiervoor een oplossing te vinden.
We zullen zeker en vast een gedeelte van de oplossing moeten zoeken in de wijze waarop in Limburg met cultuur wordt gewerkt en omgegaan. Geografisch beschouwd, hebben we natuurlijk een lagere graad van stedelijkheid. Dat heeft een impact op de wijze waarop de mensen met elkaar omgaan.
Desalniettemin hebben we de voorbije jaren een fantastisch cultureel ondernemerschap gekend. De Basilica Concerten was vroeger de naam van een stoffige concertreeks in kerken. Nu is dat helemaal opengewerkt tot een beleving die op een heel andere, toegankelijkere en modernere wijze wordt benaderd. De Queeste is een toneelgezelschap dat fantastische resultaten boekt. Zoals mevrouw Bastiaens heeft vermeld, zorgt de laagdrempeligheid van de Zomeropera ervoor dat Limburgers, voor wie opera voor het overige onbestaande is, toch met een opera kennis kunnen maken. De laagdrempelige Zomeropera betekent voor veel Limburgers eenmaal per jaar een genietmoment.
Minister, er zijn veel mensen met kwalitatieve ideeën. Ik zou uw uitgestoken hand dan ook willen aanvaarden. Ik zou tevens iets willen suggereren. Wij, de hier aanwezige Limburgers, zouden erin kunnen slagen een platform te creëren om vijftig mensen uit de culturele sector samen te laten nadenken over wat in Limburg kan gebeuren, veranderen en verbeteren. Ik richt mij hierbij ook tot de heer Engelbosch, hoewel hij aan mijn expertise twijfelt. Ik wil het opentrekken. Kunt u, indien we hierin zouden slagen, tijd vrijmaken om met ons en vooral met die mensen in dialoog te treden? Op die manier kunnen we misschien proberen uit de stellingenoorlog te geraken en iets positiefs te bereiken. Hierdoor zouden hopelijk meer initiatieven voor subsidiëring aan de commissies worden voorgelegd. Die initiatieven zouden dan hopelijk ook een grotere succesgraad kennen en meer cultuur naar Limburg brengen.
Dat is de vraag die ik u wil stellen. Ik wil me engageren om, samen met de heer Danen en met de andere partijen, Limburgers uit de culturele sector samen te brengen. Ik hoop dat de heer Engelbosch wil meedoen. Kunt u zich dan engageren om tijd vrij te maken om hierover met ons echt in debat te treden?
De heer Engelbosch heeft het woord.
Mevrouw Lieten, ik trek uw expertise op het vlak van cultuur niet in twijfel, maar als ik zie welke onderwerpen u in welke commissies met betrekking tot Limburg aanhaalt, bent u blijkbaar een expert in alle onderwerpen.
Wat dit specifiek onderwerp betreft, ben ik tevreden dat u zelf hebt aangehaald dat het potje niet zomaar in vijf moet worden gedeeld. We moeten het apothekersschaaltje niet bovenhalen om na te gaan of Limburg net evenveel als de andere provincies krijgt. U hebt dat genuanceerd. U hebt zelf naar de graad van verstedelijking verwezen. Dit is in Limburg veel trager op gang gekomen. Een aantal zaken zijn gewoon historisch gegroeid.
Volgens mij deelt elke hier aanwezige Limburger dezelfde bezorgdheid. Dit is iets wat we samen moeten aanpakken. De minister heeft dit zelf ook verklaard. We moeten nagaan of de spreiding klopt. Iedereen heeft zijn eigen zaak. Als Limburgers moeten we echter vooral nagaan wat we in Limburg zelf kunnen doen. We moeten zelf de leiding nemen en ons afvragen hoe we cultuur meer bij de Limburgers kunnen krijgen.
Dit staat los van een onmiddellijke stijging van de middelen. Ik heb veel liever dat in middelen wordt voorzien aan de hand van een concreet project dan nu te stellen dat er meer middelen en subsidies moeten komen en vervolgens te bekijken wat we op cultureel vlak kunnen doen. Volgens mij moeten we de omgekeerde weg volgen.
De heer Danen heeft het woord.
Voor mij staat kwaliteit natuurlijk ook bovenaan. Ik vind het jammer dat hier soms – hier achter mij – de indruk wordt gewekt dat wij op dat vlak toegevingen zouden willen doen. Daar is absoluut geen sprake van.
De feiten zijn wat ze zijn. Zoals de minister aangaf, de geografische spreiding is heel erg onevenwichtig. Ik ben ervan overtuigd dat, als we een facilitator zouden hebben die de actoren vandaag samenbrengt om iets te laten groeien, er wel heel wat mogelijkheden zijn. Ik zou daartoe willen oproepen.
Het actieplan SALK, dat er kwam na de sluiting van Ford om Limburg erbovenop te helpen, mis ik in de kunst en cultuur. Op dat vlak is er heel wat mogelijk. Ik pleit ervoor om zoiets – gesteund door de actoren en gedragen door het veld – op te richten.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik dank u voor uw bijkomende en afsluitende bedenkingen.
Mevrouw Lieten, ik ben altijd te vinden voor een goed stuk vlaai. Ik ga graag in op elke suggestie. Ik bedoel, ik ben wekelijks of zelfs dagelijks in Antwerpen, Brussel en Gent te vinden op het culturele terrein. Ik heb dergelijke panoramische gesprekken ook al in Kortrijk en Brugge gehad. Ik heb een vrij goed zicht op wat er in Oostende en Roeselare beweegt. In mijn agenda staan uitstappen gepland naar Mechelen, Hasselt en Genk.
Hier wordt gesuggereerd om vanuit de kunstenlogica een landschapsplan te maken voor de provincie in plaats van voor een stad. Ik zal daar zeker op ingaan, dat behoort tot de mogelijkheden. Dan krijgen we een beter zicht op de toekomst. Als er anderen in deze commissie of elders mij uitnodigen: ik ga op elke uitnodiging in. Ik ben daar doorgaans slimmer van geworden.
Ik dank u voor uw positieve houding, minister. We zullen ervoor zorgen – we gaan ons best doen, ik kijk ook naar de collega’s – om de kunstactoren samen te brengen. We zullen die oefening goed voorbereiden zodat er met u grondig van gedachten kan worden gewisseld. Ik dank u voor deze vriendelijke woorden.
De interpellatie is afgehandeld.