Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, recent heeft het agentschap Toerisme Vlaanderen een rapport voorgesteld over Meetings, Incentives, Conferences, Exhibitions (MICE), kortom de meeting-industrie in Vlaanderen. We zullen aan niemand nog moeten duidelijk maken hoe belangrijk de meeting-industrie in en voor Vlaanderen is. Minister, u hebt dat ook zeer duidelijk in uw beleidsnota aangegeven.
Het rapport lijkt mij een belangrijk rapport. Er zijn vijf hoofdstukken die cijfermatig onderbouwd zijn. Hoofdstukken 1, 2 en 3 maken een schets van de sector, het profiel van meeting-deelnemers en het aanbod in Vlaanderen. Daarnaast wordt een inschatting gemaakt van de impact van de meeting-industrie op de Vlaamse economie. Hoofdstukken 4 en 5 nemen de concurrentiële positie van Vlaanderen en de belangrijkste internationale trends voor de komende jaren onder de loep.
Minister, u hebt ongetwijfeld dat rapport gezien en gelezen. Welke zaken vindt u interessant om op te nemen in uw beleid, zowel op het vlak van ‘special venues’ als op het vlak van promotie? Hoe wenst u een betere afstemming te realiseren tussen de Vlaamse en lokale congresbureaus? Hoe zijn daar efficiëntiewinsten te boeken? Hoe zullen publieke en private partners betrokken worden in de nieuwe promotie van MICE? Hoe ziet u dat nieuwe promotiemodel in de praktijk functioneren? Kunt u toelichting geven bij de verdere aanpak en de timing?
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik ben ervan overtuigd dat we heel wat MICE-potentieel hebben. Uit de studie concludeer ik drie grote uitdagingen. De eerste ligt eerder op het vlak van de bekendheid. Vlaanderen heeft als MICE-bestemming nog wel wat werk voor de boeg. Van de respondenten die Vlaanderen kennen, zegt maar 7,7 procent dat ze ook Vlaanderen kennen als meeting-bestemming. Dat wil dus zeggen dat we meer zullen moeten inzetten op de sterke troeven die we hebben. We moeten niet meedoen aan ‘groter en groter’, want op dat vlak zullen we het nooit winnen van buitenlandse concepten. Het gaat daar ook niet om. Onze grootste troef ligt vooral in het decorum dat wij te bieden hebben, het decorum waarbinnen congressen en meetings kunnen plaatsvinden. Ik denk dan aan het erfgoed en aan onze kunststeden, aan oude mijngebouwen, historische kerken, abdijen, een vlasfabriek. Er is een heel aanlokkelijk aanbod voor de organisatoren van congressen en meetings. We moeten vooral het decorum en het aanbod op het vlak van kunst en cultuur in de markt zetten.
De tweede uitdaging gaat over de infrastructuur zelf en meer bepaald over een segment dat we in grote mate missen. Op de markt van middelgrote tot grote bijeenkomsten ligt er echt nog wel een groeimarge. Het aandeel van bijeenkomsten met meer dan honderd deelnemers, en zeker van meetings met meer dan tweehonderdvijftig deelnemers, is veel te laag in vergelijking met andere internationale bestemmingen. Een deel van de markt wordt afgesnoept door Oost-Europa, door naaste buren zoals Den Haag en Rotterdam. De belangrijkste reden is dat er te weinig geschikte MICE-locaties zijn. Ik wil impulsen geven, ook financiële, om een select aantal erfgoedlocaties met MICE-potentieel uit te bouwen tot volwaardige vergader- of congrescentra.
De derde uitdaging is de uitrusting en de dienstverlening in het kader van de MICE-infrastructuur die moet voldoen aan de meest recente eisen en verwachtingen. Het gaat dan in eerste instantie niet over de getalsterkte, wel over de types van zalen, over de opstelling, over de technologische voorzieningen, over snelle check-in, over de aanwezigheid van wifi.
Hoe zullen we trachten om dit beter op elkaar te afstemmen? Er zijn een aantal bureaus die zich daarmee bezighouden. Er is op Vlaams niveau één congresbureau en er zijn twaalf lokale congresbureaus verspreid over heel Vlaanderen. Er moet een betere afstemming komen tussen de Vlaamse en lokale congresbureaus om efficiëntiewinsten te realiseren. In het kader van het nieuw marketingmodel heeft Toerisme Vlaanderen trouwens ook een benchmark laten uitvoeren door een extern bureau, waarbij zowel Vlaanderen als een aantal Vlaamse kunststeden werden vergeleken met een aantal concurrerende bestemmingen. De verschillende financieringsmodellen, organisatiestructuur en het promotiebeleid werden onder de loep genomen.
De resultaten daarvan worden binnenkort voorgesteld aan Toerisme Vlaanderen en de lokale congresbureaus. We zijn momenteel dus bezig met dat specifieke element. Voor ons is het in ieder geval natuurlijk cruciaal dat de industrie zich zo organiseert dat we een zo groot mogelijke impact hebben op de markt en niet naast elkaar gaan werken, dat we een concrete taakverdeling uitwerken om op een gepaste manier samen naar buiten te treden.
Verder zal Toerisme Vlaanderen bekijken hoe Vlaanderen internationale congressen kan aantrekken naar steden. Dat gebeurt op basis van lokale expertise, om de totaalimpact van de bestemmingen te optimaliseren. Men gaat dus na welke bestemming welke expertise in huis heeft om zich daarmee te profileren in bepaalde sectoren. Men gaat dus echt bekijken wat het beste aanbod is op een bepaalde vraag. Zo zal Antwerpen bijvoorbeeld een concurrentieel voordeel hebben ten opzichte van andere steden als het gaat over een congres over petrochemie. Men vertrekt dus vanuit zijn sterktes, vanuit dat tikje meer dat men qua aanbod heeft, om dat dan ook maximaal te gaan valoriseren.
Wat de betrokkenheid van publieke en private partners betreft, van maart tot 2 april is er een roadshow van Toerisme Vlaanderen geweest, waarbij men de resultaten van dat meetingonderzoek heeft voorgesteld aan de partners. Ook was dit het startschot voor de activiteiten die Toerisme Vlaanderen plant voor de meetingindustrie. We hebben daarbij ook onze ambities, zoals ik ze daarnet heb verwoord, kenbaar gemaakt. Er was ook een workshop aan gekoppeld, over de toekomst van het zakentoerisme, waarbij men vooral wou stimuleren dat mensen out of the box gaan denken en nieuwe creatieve paden gaan verkennen.
Op basis van het meetingonderzoek hebben we ook drie specifieke aandachtspunten voor het internationaal marketingplan gedetecteerd. Ten eerste moet er meer nadruk komen, zoals ik net ook heb gezegd, op het associatiesegment, zeker omdat Vlaanderen met Brussel in een unieke situatie verkeert, door de aanwezigheid van zoveel hoofdkwartieren van verenigingen, bedrijven en belangenorganisaties allerhande. Ten tweede is er het bewerken van internationale bedrijven, agentschappen en verenigingen om zo veel mogelijk congressen in Vlaanderen te doen plaatsvinden. Toerisme Vlaanderen zal op dat vlak een campagne opzetten met betrekking tot die special meeting venues, om die als een apart merk, maar wel als één merk, in de markt te zetten. Het gaat over locaties met een aanzienlijke capaciteit en vooral een grote mate van specificiteit in het aanbod en een apart, uniek decor. Ik heb daarstraks het voorbeeld gegeven van een abdij, een vlasfabriek en dergelijke. Die kan men in een brochure als één merk in de markt zetten, als een nieuw Vlaams product. Ten derde moet de nadruk worden gelegd op steden die als trekker voor het congrestoerisme kunnen fungeren. Dat zijn natuurlijk Brussel, Antwerpen, Gent, Brugge, Mechelen en Leuven, maar we kijken ook zeker naar andere bestemmingen aan de kust of net in die regio’s met een specifiek MICE-potentieel. Ik wijs op de nabijheid van onze grote steden. Zeker vanuit buitenlands perspectief zijn de afstanden die wij soms groot vinden, soms heel relatief.
Daarnaast treedt Toerisme Vlaanderen ook op als gastheer van het International Seminar on the Decision-Making Process of Meetings, Congresses, Conventions and Incentives Organisers. Dat wordt georganiseerd door de European Travel Commission (ETC) en de UN World Tourism Organization (UNWTO). Dit seminarie vindt in Antwerpen plaats, op 11 en 12 juni. Dat gaat dus specifiek over heel het MICE-gebeuren. Vanzelfsprekend worden ook onze bedrijven uitgenodigd om daaraan te participeren, net als andere stakeholders.
Ik kom tot de aanpak en de timing. Het plan van aanpak is gebaseerd op drie pijlers. De eerste is een nieuw internationaal marketingplan, en dus ook een marketingmodel. Ik zal daar straks misschien dieper op ingaan, naar aanleiding van de volgende vraag. De tweede is een infrastructuurimpuls via de impulsprogramma’s. De derde is een verdere professionalisering. We beogen het operationeel zijn van de internationale marketingstrategie in 2016, maar aangezien daar ook een andere vraag over is, zal ik daar straks uitvoeriger op ingaan. Voor de infrastructuurimpuls worden er momenteel criteria opgesteld. In 2016 willen we concrete projecten vastleggen. De nodige tools om ook een professionele bidding op te zetten, worden eigenlijk nog in 2015 ontwikkeld. Voor de professionalisering van de sector neemt Toerisme Vlaanderen in 2015 nog enkele initiatieven met betrekking tot vorming en kennisdeling. Ik heb het gehad over de roadshow, maar we ontwikkelen ook tools om zo’n professionele bidding op te zetten. Er zijn nu al initiatieven bezig, zoals vormingssessies over hoe te communiceren over beurzen. Private en publieke stakeholders kunnen ook deelnemen aan de European Cities Marketing Summer School. Dat is dé onderdompeling voor nieuwkomers in de meetingindustrie op internationaal niveau.
Het gaat dus in totaal over heel wat inspanningen en acties waarmee we ofwel bezig zijn of die we in het vooruitzicht stellen, om er alleszins voor te zorgen dat we de meetingindustrie in Vlaanderen naar een hoger internationaal niveau tillen.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zie dat u ambitieus blijft op het vlak van de meetingindustrie, wat goed is. Ik onthoud dat we qua bekendheid en promotie sterke troeven hebben, maar dat we onze unique selling propositions nog beter in de verf kunnen zetten. Ik onthoud dat er ook werk wordt gemaakt van een nieuw internationaal marketingplan.
De impulssubsidies voor een goede infrastructuur voor meetingindustrie lijken mij een belangrijk facet dat wordt aangepakt. De professionalisering van de sector ten slotte, is dit jaar al bezig. Dat kunnen we alleen maar toejuichen.
De heer De Croo heeft het woord.
We hebben een interessant onderwerp aangesneden. In Brussel alleen vinden er tijdens de week dagelijks gemiddeld 120 internationale vergaderingen plaats. Daaraan nemen afgevaardigden van minstens 10 landen deel. Brussel is natuurlijk hoofdstad van zoveel dingen. U hebt dat ook gezegd. Zelfs van de internationale douane-unie, naast alle andere. Wat mij treft, is dat we een enorm aantal buitenlandse bedrijven hebben die hier actief zijn met research of hier hun beleidszetel hebben. Het valt ook op dat we meer ambassades hebben dan om het even welke stad in de wereld. Er zijn er een dertigtal meer dan in Washington, gelet op alle bilaterale en multilaterale ambassades die er hier zijn.
Ik wil een suggestie doen. Hebben we voldoende demarches gedaan bij die potentiële aanbrengers, de ambassades en grote instellingen die lokalen hebben om met hun eigen mensen te vergaderen? Verkoopt men de Belgian of Flemish – wat mij betreft is daar niet veel verschil tussen – way of life? Worden de grootaanbrengers voldoende in kennis gesteld van alle geneugten en genoegens die we hier hebben, van onze Bourgondische dimensie?
Er zijn in Vlaanderen prachtige locaties waar dergelijke congressen of andere kunnen plaatsvinden. Ik heb soms het gevoel dat er onvoldoende samenwerking is tussen sommige diensten en de potentiële aanbrengers om internationale meetings te houden. Zoals u zegt, hebben we veel prachtsteden die de moeite lonen om meetings te organiseren. Ik vermoed dat we te weinig ondernemen naar de privésector toe die hier veel bedrijven heeft: Japanse, Chinese, Duitse, Hollandse, Franse, Britse, noem maar op. Misschien kan er eens in die richting worden gekeken.
Ik dank u.
Minister Weyts heeft het woord.
Dat past bij wat ik daarnet heb gezegd, onder andere op het vlak van het associatiesegment. Net vanwege het gegeven dat Brussel hoofdstad van Vlaanderen en Europa is – meer gekend in die tweede hoedanigheid – zullen we een meer proactieve benadering volgen en die bedrijven rechtstreeks proberen te benaderen.
Mijn tweede punt is iets ruimer. We zijn ook bezig met de opstart van Flanders Event, waarbij we op basis van de samenwerking tussen verschillende beleidsdomeinen een bureau op poten willen zetten om proactief grote internationale events naar Vlaanderen te halen. Congressen zijn een van de belangrijkste voorbeelden in dat kader, hoewel het niet specifiek daartoe beperkt blijft. Het is de bedoeling grote evenementen naar Vlaanderen te halen. Dat veronderstelt een proactieve werking. We moeten niet afwachten tot wanneer we gebeld worden, maar zelf bellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.