Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, in opdracht van het Team Vlaams Bouwmeester maakte Labo A van de Vakgroep Architectuur en Stedenbouw van de Universiteit Gent tussen januari en juli 2014 een studie over de toekomst van een Museum voor Hedendaagse Kunst in Vlaanderen, met het M HKA als centrale casus. In de studie wordt onder andere onderzocht hoe nieuwe synergieën kunnen leiden tot een betere werking in een sector die lijdt onder een gebrek aan middelen.
De studie geeft mogelijke pistes, scenario’s en modellen aan voor het M HKA, maar doet in deze oefening ook veel bredere uitspraken over de andere Vlaamse musea voor hedendaagse kunst en hun samenwerkingsverbanden. De studie doet ook een aanzet in de bestudering van het museumlandschap, maar stelt dat ook de Vlaamse overheid en de instellingen zich moeten “engageren om elk op zich maar ook samen aan een visionair en wervend project te werken, dat mogelijk ook nog door andere publieke en private actoren gedragen kan worden.”
De onderzoekers van Labo A wijzen er expliciet op dat het museumdebat in Vlaanderen niet alleen over infrastructuur mag gaan. Zij pleiten voor een “geïntegreerde aanpak waarbij gebouwen en infrastructuur deel uitmaken van een groter wetenschappelijk geheel”.
Minister, wat is uw mening over de bevindingen van Labo A in de studie over het Vlaamse museumlandschap? Wat is meer in het bijzonder uw visie op de aankoop en het beheer van de deels publieke museumcollecties? Werden de organisaties waarover uitspraak wordt gedaan volgens u voldoende betrokken bij het opstellen van de studie? Zult u rekening houden met de studie van Labo A bij uw definiëring van het toekomstige kunstenlandschap? Wanneer zou u een conceptnota over het museale landschap in Vlaanderen klaar hebben?
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, ook wij hebben kennis kunnen nemen van de interessante en lijvige studie van Labo A. Ze stelt een aantal pistes, scenario’s en modellen voor aan het M HKA, maar gaat breder dan dat en doet ook uitspraken over andere Vlaamse musea voor hedendaagse kunst en de samenwerkingsverbanden.
Hoe gaat u nu met die studie aan de slag? Zult u de bevindingen die erin zijn opgesomd, meenemen in het traject dat u vooropgesteld hebt om tot een langetermijnvisie inzake erfgoed te komen? Zo ja, welke elementen lijken u nu al waardevol om verder uit te werken of te bestuderen?
Klopt het dat u de aangekondigde conceptnota over het cultureel-erfgoedbeleid van de Vlaamse Gemeenschap tegen het voorjaar van 2016 klaar wilt hebben? Kunt u het stappenplan dat u in dat traject vooropstelt, toelichten?
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik denk dat de nota een bijzonder interessante basis vormt. De realiteit is dat wij in Vlaanderen nood hebben aan een richting van hoe wij zullen omgaan met de musea van hedendaagse kunst en met het M HKA. Ik ben ervan overtuigd dat u daar de volgende jaren werk van zult maken, minister.
Binnen welke tijdspanne wordt dit uitgerold? Tegen wanneer wordt er een visie op ontwikkeld? Ik ben me goed bewust van de beperkte financiële mogelijkheden, maar – en dat zeg ik zowel in de oppositie als in de meerderheid – we moeten genoeg privékapitaal kunnen binnentrekken in de museale sector.
Minister, ook ik wil me graag aansluiten bij deze, in elk geval legitieme, vraag. Ik wil u graag vragen wie de opdrachtgever is van deze studie. Volgens mij is dat niet de overheid, maar ik kan fout zijn. Is de onderzoeksvraag mede door u geïnspireerd? Het kan ook zijn dat een ander het doet, maar dat u geïnspireerd hebt. Wat is de positie van de overheid en van u ten aanzien van de studie?
Ik wil niets afdoen van de kwaliteit van de studie. Ik heb die ook gelezen. Het betreft natuurlijk een standpunt. Er wordt vertrokken vanuit bepaalde uitgangspunten. Ook daar kan al over gediscussieerd worden vooraleer de hypothese die gesteld wordt, bestudeerd wordt. Er kunnen evengoed andere hypotheses gesteld worden over het museale landschap, om dan bij een andere conclusie uit te komen. Ik wil de studie niet weg relativeren, maar ik wil ze wel relativeren.
Ik stel het nog wat meer cru: ik denk dat de studie werd ingegeven door een agenda van bepaalde mensen en instellingen. Tot hier mijn bedenking. De studie is legitiem. Indien ik actief was op het terrein en een bepaalde verantwoordelijkheid zou dragen in een instelling, zou ik wellicht gelijkaardige stappen zetten.
Minister, ik heb begrepen dat er een conceptnota over het cultureel-erfgoedbeleid is. Dat werd bekendgemaakt via een perscommuniqué van uw kabinet. Maakt dit deel uit van dat cultureel-erfgoedbeleid of is dit een apart onderzoek? Ik vraag dit omdat ook in uw beleidsnota Cultuur een aantal zaken staan over musea voor hedendaagse kunst. Er is een paragraaf die over het M HKA gaat en die heel concreet is. Is er een relatie tussen dit onderzoek, uw beleidsnota en de conceptnota over het cultureel-erfgoedbeleid?
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, ik dank u voor de vraag. Ik zal klare wijn schenken: het was de vorige minister van Cultuur die in 2012 aan het Team Vlaams Bouwmeester gevraagd heeft om het initiatief te nemen en de studie op te starten. Dat is de context, de genese. U kent de titel: ‘Musea voor hedendaagse kunst in Vlaanderen. Hoe/wat/waar? - de M HKA-casus’.
Deze studie had hoofdzakelijk als doel een beslissingskader te scheppen voor strategische beleidsbeslissingen over de toekomst van het M HKA, een grote instelling van de Vlaamse Gemeenschap, gekoppeld aan infrastructurele noden. Het eindrapport werd in het najaar door de Vlaams Bouwmeester aan mij gepresenteerd. Ik heb dan gevraagd aan de raad van bestuur van het M HKA om mij, op basis en naar aanleiding hiervan, de krijtlijnen voor een toekomsttraject voor het M HKA te bezorgen.
Ik zal dit verder met hen opnemen – het is een bijzonder boeiende zaak – met het oog op het bepalen van een duidelijke rol voor de eigen instellingen van de Vlaamse Gemeenschap, M HKA en ook KMSKA, zoals ik in mijn beleidsnota Cultuur heb aangegeven.
Ik trek het verhaal wat open, daarna kom ik terug op de specifieke studie. Het cultureel-erfgoedbeleid in Vlaanderen staat momenteel voor een aantal grote uitdagingen, zowel maatschappelijk, bestuurlijk als sectoraal. Zoals ik al aankondigde in mijn beleidsnota Cultuur, wil ik het momentum aangrijpen “om een langetermijnvisie te ontwikkelen op de zorg voor en de ontsluiting van roerend en immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen”.
Recent heb ik inderdaad, samen met het cultureel-erfgoedveld en relevante stakeholders, het startschot gegeven voor de ontwikkeling van deze langetermijnvisie. De museumsector is één van de belangrijke collectiebeherende deelsectoren. De museumcollecties, en in het bijzonder de verwerving, het beheer en de ontsluiting ervan, zullen in dit traject meegenomen worden, dat spreekt voor zich.
Het klopt, mevrouw Coudyser, dat ik dit traject tegen het voorjaar van 2016 wil laten uitmonden in een conceptnota cultureel erfgoed. Qua timing zullen we dat debat nog niet volledig hebben afgerond in 2016, maar we moeten in elke geval al een startbasis hebben om dan te bekijken hoe we de rest van de legislatuur richtingen kunnen kiezen.
De studie werd begeleid door een stuurgroep met het M HKA, een kunstenaar en architectuurexperten. Daarnaast werden interviews afgenomen van actoren in het hedendaagse kunstenveld, internationaal en binnen Vlaanderen. ‘Relatieve buitenstaanders’, zoals men dat noemt, kwamen ook aan bod. We wilden zo voorkomen dat de M HKA-casus binnen een te lokaal en te gespannen bestek zou worden besproken. Dit was trouwens ook een keuze van de onderzoekers zelf.
De studie van Labo A was dus zeker een goede en nuttige bijdrage in een toekomsttraject voor een museum. De resultaten op zich worden niet meegenomen in de definiëring van het toekomstige kunstenlandschap. Ik kan me ook niet inbeelden dat de studie nu zomaar op een zijspoor komt, die kan in de goede perspectieven – wat die ook mogen zijn, maar daar zal de sector wel over discussiëren – worden meegenomen in brede zin, ter voorbereiding van de conceptnota. We moeten de studie de plaats geven die ze heeft, namelijk binnen het uittekenen van een traject voor één museum. Maar er zijn wellicht een aantal zaken die later zullen opduiken in de bredere discussie. Dan heeft ze toch ook haar nut gehad, niet alleen voor de betrokken instelling, M HKA, maar misschien ook breder. Concreter dan dat gaan we op dit ogenblik nog niet.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Mijn vorige vraag over collectievorming leunt daar ook voor een deeltje bij aan, maar dit is maar een kanttekening.
U zei dat u het eindrapport van Labo A met een heel specifieke vraag hebt overgemaakt aan de raad van bestuur van M HKA. Kunt u daar iets meer over vertellen? U zegt dat u een document, bedenkingen, hebt ontvangen. Kunt u daar iets meer over vertellen?
Zoiets ligt natuurlijk gevoelig. Werden alle organisaties en mensen betrokken bij de studie? Is dat voor u een voldoende basis? Of denkt u aan een andere manier? Ik meen begrepen te hebben in wat u zei over de stakeholders, dat dit voor een deel al is ingevuld.
Ik kijk in elk geval heel erg uit naar de conceptnota en ook naar de besprekingen in het parlement.
Voorzitter, misschien kunnen we in de regeling van de werkzaamheden eens bekijken hoe we vanuit het parlement via hoorzittingen of een andere formule voor of na de conceptnota input kunnen geven.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, specifiek op het M HKA zal ik niet ingaan. We hebben het hier al een paar keer gehad over de erfgoedsector en de conceptnota. Ik ben heel blij dat u zegt dat u er langzaamaan aan werkt.
Ik hoop dat u in de gesprekken en bij de totstandkoming van de nota verder contact zult opnemen met OCE. Dat is het Overleg Cultureel Erfgoed. Eerder deze week konden we kennis nemen van de lancering ervan. Het is positief dat de sector zich nu verenigd heeft. Het zal ook voor u een belangrijke gesprekspartner zijn. Het initiatief komt er op een heel goed moment, namelijk tijdens de voorbereiding van uw conceptnota en uw verdere beleid in dezen.
Minister, ik wil ook nog even reageren op uw beknopte antwoord.
Collega’s, namens mijn fractie, dus niet als voorzitter, wil ik me graag aansluiten bij de suggestie van mevrouw Idrissi om hier in de commissie meer aandacht aan te besteden. De problematiek van onze musea voor hedendaagse kunsten verdient echt wel onze aandacht, al dan niet in functie van de conceptnota van de minister.
Het zal u niet onbekend zijn, collega’s, dat deze studie tot heel erg veel discussies en kabaal heeft geleid bij de musea. Het is een omstreden verhaal, dat is duidelijk. Het zou zinvol zijn dat we in de commissie ook eens luisteren naar de verschillende stemmen en ideeën ter zake. Er zijn ook nog andere ontwikkelingen op dit vlak, bijvoorbeeld in Brussel, die meer kleur kunnen geven aan de discussie.
Ik wil nog even opmerken dat ik het M HKA een heel fijn museum vind. Het gaat echter niet alleen over het M HKA, maar over het gehele veld.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik probeer nog even om de essentie van deze zaak weer te geven. U kent nu de oorsprong van de studie van Labo A. Ik weet ook dat de studie binnen het M HKA ruim aan bod is gekomen, onder meer in de raad van bestuur. Het M HKA heeft me gevat met een andere trajectnota. Ik moet me daar nog even over beraden.
Ik ben een iets dichtere partner bij het M HKA en bij het KMSKA. Het zijn immers kunstinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap. We willen dus bekijken hoe de toekomst van deze instellingen verder kan evolueren, ook ten opzichte van elkaar. Want zelfs al lijken ze met heel andere collecties bezig te zijn, er zullen zeker ook interessante raakpunten zijn. Ik vermoed dat ik alles voor mezelf tegen de zomer wat duidelijker kan maken.
Dit gaat ook over de vraag van de heer De Gucht over het ambitieniveau. Het M HKA en het KMSKA staan op zich helemaal niet ter discussie. De vraag is welke toekomst ze voor zichzelf zien en welke toekomst wij voor hen zien, met de daarbij horende middelen.
Het zijn twee grote spelers. Ze kunnen een belangrijke rol spelen in het collectiegegeven. Dat zouden ze ook moeten doen. Het provinciale dossier zal ons niet alleen kopzorgen bezorgen, maar ook een aantal opportuniteiten voor wat we de Collectie Vlaanderen of de Collectie Vlaamse Gemeenschap noemen – ik weet dat dat niet helemaal hetzelfde is.
Zo komen we weer bij de bredere discussie over de conceptnota over het cultureel erfgoed. Ik zal zeker de nieuwe speler, door mevrouw Bastiaens aangehaald, met open armen verwelkomen. Met deze discussie bevinden we ons een beetje in een tussenfase. Het traject dat nu begonnen is met Labo A, het M HKA en dergelijke, als kunstinstelling van de Vlaamse Gemeenschap op zich en het bredere traject van het cultureel erfgoed, zullen elkaar wel raken, maar dat zal na de zomer zijn. Opvolgingsvragen zijn dus welkom, maar dan toch eerder in die fase. Ik zal er dan meer relevante antwoorden op kunnen geven.
Ik schets u heel transparant de lijnen die nu aan het lopen zijn. Ze hebben nog geen eind- of tussenstation bereikt. U begrijpt dat wanneer we het M HKA bekijken, niet alleen als kunstinstelling van de Vlaamse Gemeenschap, maar ook als een grote speler in Antwerpen ten opzichte van bijvoorbeeld het KMSKA, maar ook ten opzichte van een aantal instellingen van de provincie die daar niet zo ver vandaan liggen, we enige tijd nodig hebben om die zaken al dan niet aan elkaar te schakelen. Dat zal uiteraard gebeuren in overleg met de stad.
Tegelijkertijd moeten we ook de contactpunten, gewenst of niet gewenst, nuttig of niet nuttig, productief of niet productief, met andere instellingen in Gent, Oostende, Hasselt en ook in Brussel, nog even in kaart brengen. Er zijn dus heel veel mogelijkheden, maar op dit ogenblik sta ik op meer dan een tweesprong. Ik wil de verschillende mogelijkheden nog eventjes rustig bekijken. In het najaar kunnen we daar al een eerste discussie over hebben.
Voorzitter, er is ruim de tijd genomen om het Kunstendecreet te maken tot wat het vandaag is en ook wij hebben de tijd gekregen voor de uitwerking van de visienota. Ik geloof dat wij ook hier dat ritme moeten aanhouden. Dat betekent niet dat we niet met tussentijdse vragen zullen worden geconfronteerd. De wereld staat niet stil. Toch sta ik erop om samen met u alles in een bredere beleidsvisie in te bedden, als dat tenminste mogelijk is.
Minister, u gaat een drukke zomer tegemoet. Ik begrijp dat u voorzichtig wilt te werk gaan en een voorstel beoogt dat wordt gedragen door alle actoren. Ik heb daar begrip voor. Toch kijk ik reikhalzend uit naar de voortgang van de zaak.
Goed ook dat de minister zegt dat niet alleen Brussel maar ook Oost- en West-Vlaanderen bestaan. Ook daar zijn interessante instellingen. Er ligt dus werk op de plank. (Opmerkingen van mevrouw Yamila Idrissi)
Men hoeft geen bevoegdheden te hebben om ideeën te kunnen realiseren. Er zijn ook niet altijd middelen beschikbaar om nieuwe denksporen uit te proberen. (Opmerkingen van mevrouw Yamila Idrissi)
Ik ben een vrije geest, zoals u weet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.