Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
Een kleine maand geleden vernamen we via de media dat federaal minister De Block de verdere uitvoering van het hiv-actieplan 2013-2019 niet als dusdanig zou uitvoeren. Het was een nogal bitse woordenwisseling tussen haar en haar voorgangster in de commissie Volksgezondheid in de federale Kamer die ons die wijsheid bijbracht. Ondertussen hebben we vernomen dat minister De Block wel verdere uitvoering wil geven aan de inhoudelijke elementen van het plan, maar dat het plan als dusdanig niet wordt voortgezet.
Nochtans was het plan tot stand gekomen op uitdrukkelijk verzoek van zowel het Vlaams Parlement als van de Kamer, waar er een gelijkaardige resolutie werd ingediend die er net voor pleitte om over beleidsniveaus heen zo sterk mogelijk te coördineren, met elkaar af te stemmen en uiteraard elkaar daarover te informeren.
Het was niet alleen een tegemoetkoming aan een uitdrukkelijke wens van beide assemblees, ook vanuit de actoren uit het veld, de academische wereld werd er heel nadrukkelijk gevraagd om de expertise te bundelen en om de signaalfunctie die daarmee gepaard gaat, heel sterk naar voren te schuiven.
Ook u, minister, sprak zich herhaaldelijk positief uit over het hiv-plan 2013-2019 en leverde uiteraard vanuit uw competenties een belangrijke bijdrage aan het tot stand komen van dit plan. Ik verwijs daarbij ook even naar de toespraak die u hebt gehouden bij het lanceren en het voorstellen van het plan.
Minister, tegen deze achtergrond kom ik tot twee vrij algemene vragen. Was u op de hoogte van het voornemen van minister De Block om het plan als dusdanig niet te continueren? Zo ja, werd u daarover geraadpleegd?
De tweede vraag is inhoudelijk de belangrijkste vraag. Heeft deze beslissing consequenties voor het beleid dat u voert in het kader van uw beleidsinitiatieven ten aanzien van hiv/aids en het welzijnsbeleid voor personen met hiv/aids?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik ben ten zeerste verwonderd over de misleidende vraag. Er is bij ons weten helemaal geen sprake van een algemeen afvoeren van het hiv-plan dat mede ondertekend is door alle deelgebieden van dit land. Bijgevolg kan het niet zomaar eenzijdig worden opgelegd door één federale minister.
Ik wil er ook op wijzen dat uitgerekend minister De Block, die het plan in 2013 als staatssecretaris voor Asiel en Migratie mee heeft goedgekeurd, destijds al klaar was met haar acties naar asielzoekers met hiv nog vóór het plan zelf gefinaliseerd was. Daarvoor kreeg ze zelfs lof en vragen vanuit het buitenland.
In de Kamer werd minister De Block ondervraagd over het afvoeren van het hiv-plan door haar voorgangster, Laurette Onkelinx, die minister was toen het plan werd goedgekeurd. In dat antwoord spreekt minister De Block geenszins over het afvoeren van het plan, wel wijst ze erop dat het geïntegreerd wordt in het actieplan naar chronisch zieken toe.
De reden daarvoor is duidelijk: mevrouw Onkelinx verwijt minister De Block dat het plan niet wordt uitgevoerd, maar vergeet daarbij te zeggen dat het plan dat ze zelf afsloot weliswaar een financieringsplan bevatte, maar geen financiële middelen. Evenmin heeft er overleg met de administratie Volksgezondheid plaatsgevonden om alles te toetsen aan de praktische haalbaarheid ervan.
Het komt erop neer dat minister De Block een plan moet implementeren waarvoor geen middelen waren uitgetrokken. Die moeten ze vinden in een penibele budgettaire context. Het is evident dat het aanstellen van een hiv-coördinator niet langer haalbaar is.
Nu, het ontbreken van die meest symbolische factor betekent echter niet dat er geen coördinatie is voor het plan. De FOD Volksgezondheid en het RIZIV hebben samen een interadministratieve cel in het leven geroepen die alle plannen, dus voor chronisch zieken, zeldzame zieken, hiv en kanker opvolgt. Die cel telt zes fte’s. Zelfs al stelt minister De Block een coördinator aan om bepaalde vragen te onderzoeken, dan nog maakt het thema sowieso het voorwerp uit van een intercommunautaire interkabinettenwerkgroep (IKW) en een interministeriële conferentie (IMC).
Minister Homans heeft overigens zeer recent op een vraag van mevrouw Brusseel over het hiv-plan duidelijk gesteld dat er naast het plan een protocol werd opgesteld. Elke minister bevoegd voor volksgezondheid neemt binnen de eigen overheid de coördinatie op voor de uitvoering van het plan.
Dat brengt ons meteen bij u, minister. Hebt u inmiddels contact gehad met minister De Block over de uitvoering van het federale luik van het hiv-plan? Zal er in Vlaanderen ten volle uitvoering worden gegeven aan het Vlaamse luik van het plan?
Zult u conform het protocol bij het akkoord de coördinatie van de uitvoering van het plan op u nemen? Hoe pakt u dat concreet aan?
Tot slot: wat is de stand van zaken van de uitvoering van het Vlaamse luik van het plan?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dames en heren, het hiv-plan is naar mijn weten niet afgevoerd. Ik ben op de hoogte van de discussie die er in het federaal parlement was over dit onderwerp na een interpellatie door mevrouw Onkelinx aan minister De Block. Minister De Block wil dit plan kaderen in een algemene aanpak van de verdere ontwikkeling van zorg voor mensen met een chronische ziekte, waaronder hiv. De verdere aanpak zal worden besproken op een volgende interministeriële conferentie. De voorbereidende werkzaamheden hieromtrent werden recent opgestart en wij worden daar actief bij betrokken.
Op dit ogenblik gaat de uitvoering van het lopende Vlaamse beleid in de strijd tegen hiv onverminderd voort. Er is de werking van partnerorganisatie Sensoa in het algemeen en haar specifieke werking naar mannen die seks hebben met mannen en naar mensen met hiv in het bijzonder. Er is ook de terreinwerking van het Instituut voor Tropische Geneeskunde naar seksuele gezondheid bij Sub-Saharaanse Afrikaanse migranten. Tevens blijft de werking naar sekswerkers doorlopen via PASOP en Ghapro. Voortzetting van de subsidies voor deze werkingen geeft al een substantiële uitvoering aan verschillende van de 58 acties uit het hiv-plan. Daar waar budgettair mogelijk, en binnen de Vlaamse bevoegdheden, worden de andere acties uit het plan geprioriteerd en vervolgens uitgevoerd.
Daarnaast ben ik inderdaad van mening dat we voor de verdere uitwerking van het beleid ook met de federale overheid in overleg moeten treden en dat de verschillende acties afstemming vragen en maximaal complementair moeten zijn. Ik zal dit dan ook bewaken in het lopende overleg.
Mevrouw Saeys, ik denk niet dat mijn vraag misleidend was. Als u goed had geluisterd naar mijn inleiding, dan had u mij horen zeggen dat er een maand geleden wat onrust was maar dat ondertussen duidelijk was geworden dat de verschillende inhoudelijke elementen van het plan door minister De Block zouden worden voortgezet. Het gehele plan kreeg daardoor wel een andere invulling, hetgeen de minister net heeft bevestigd. Het wordt geschoven onder de begeleiding en opvolging van chronische ziekten. Dat is wel degelijk een andere aanpak. Ik heb me daar zelfs kwalitatief niet over uitgesproken. Ik vind de beschuldiging van een misleidende vraag een beetje kleintjes, maar ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is.
Zowel de minister als ikzelf hebben allebei een pragmatische aanpak, en de klemtoon moet worden gelegd op het realiseren van doelstellingen. Of een kat zwart, wit of gespikkeld is, interesseert me weinig zolang ze maar muizen vangt. Ik blijf een zekere bekommernis behouden. Het sterke signaal dat werd gegeven door het plan met mensen uit de doelgroep op te stellen, uit te voeren en op te volgen, gaf maatschappelijk het signaal dat we dit cruciaal en van wezenlijk belang vinden. Als dat wordt gecontinueerd, is er geen enkel probleem. Dat het wordt ingeschoven in een meer algemene aanpak van chronische ziekten, laat het toe om daar nog eens de aandacht op te vestigen.
Minister, u verwijst terecht naar de interministeriële conferentie: het niveau waar de verdere samenwerking moet worden geconcretiseerd. Ik betreur het dat er tussen de vorige en de volgende IMC een ruime tijd is gegaan. Dat heeft te maken met verkiezingen, de vorming van regeringen en het uitschrijven en implementeren van beleidsnota’s. De volgende IMC wordt voorbereid. Is er al een concrete datum voor vastgelegd?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, u draait met de wind. U hebt zichzelf daarnet gecorrigeerd. Ik vraag me af wat de zin van uw vraag is. Ik treed u wel bij dat ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is.
Op de volgende IMC zal over chronische zorg worden gesproken en daar zal dit thema ook aan bod komen. Die heeft plaats eind maart.
De vraag om uitleg is afgehandeld.