Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de wielerwedstrijden worden dezer dagen gekleurd door vallende renners en protesterende landbouwers. De landbouwers hadden zich zondag in Gent-Wevelgem zeer strategisch opgesteld, op de Monteberg, waar de renners twee keer passeerden, wat Michel Wuyts de kans gaf om bij de tweede passage zijn toelichting bij de actie van de boeren een beetje te verfijnen.
Ik wil het vandaag hebben over de affichecampagne van de Boerenbond onder de titel ‘Stop de waanzin – boeren eisen volwaardige toekomst’. Het zal u misschien verbazen, minister, maar ik geef de landbouwers gelijk. De situatie waarin zij zich vandaag bevinden, is inderdaad waanzinnig. De landbouwer verdient een volwaardige toekomst, rechtszekerheid, en vooral een eerlijke prijs voor zijn producten. Ook veel andere spanningen die momenteel aan de orde zijn en problemen veroorzaken in het landschap, zoals de erosieproblematiek, de melkquota, de mestproblematiek en zo meer, zijn voor veel landbouwers erg lastig, vooral ook omdat ze op één moment samenkomen.
De landbouwer verdient ook een landbouwbeleid dat op zijn maat gesneden is en dat toekomst en rechtszekerheid garandeert. Hij verdient dus ook een landbouwminister die het goed met hem voorheeft. Aan dat laatste twijfel ik eerlijk gezegd niet, minister, alleen is de maatschappelijke situatie dusdanig dat het toch heel erg lastig moet zijn.
– Jos De Meyer treedt als voorzitter op.
In die zin is het campagnebeeld dat de Boerenbond voor deze actie gekozen heeft, behoorlijk fout. Het beeld toont namelijk een boom die een landbouwbedrijf vertrappelt. Het is een voorbeeldig landbouwbedrijf, vanuit de optiek van diezelfde boom: een gemengd bedrijf met akkerbouw, weiland, wat koeien, enkele varkens en een nest kippen. Er is zelfs een poel en een kleinschalige windmolen. Wellicht is het voor de boer ook mogelijk om zijn voedersilo met eigen kweek te vullen en verwerd hij nog niet tot loonslaaf van een veevoederindustrie die teert op Zuid-Amerikaanse soja die met grote winstmarges wordt ingevoerd, maar die een zware ecologische voetafdruk achterlaat.
Het platgetrapte landbouwbedrijf op de tekening is het type landbouwbedrijf dat door u en uw voorgangers niet langer levensvatbaar werd geacht. Het is het type bedrijf van die 40 procent landbouwers die de voorbije tien jaar de riek aan de wilgen hingen, moegestreden, failliet of nog erger, slachtoffers van een kille sanering. Het is het type landbouwbedrijf dat geen plaats kreeg in uw beleidsnota, dat niet kon of wilde meestappen in de ratrace van productieverhoging, schaalvergroting, schuldenopbouw, export enzovoort. Het is het type familiaal landbouwbedrijf dat zijn producten met trots aanbiedt in de hoevewinkel en op de plaatselijke veiling, liever dan te kiezen voor het zekere hongerloon van de grootdistributie of van de voedselverwerkende industrie.
Zo’n bedrijf is geen vijand van een boom of vice versa. Op zo’n bedrijf is het perfect mogelijk om in harmonie met de omgeving te boeren, ook in de nabijheid van de beschermingszones die nu in het IHD-PAS-verhaal (instandhoudingsdoelstellingen - programmatische aanpak stikstof) worden geviseerd. Zo’n bedrijf is flexibel genoeg, zit niet vast aan loodzware hypotheken of wurgende contracten. Helaas is zo’n bedrijf vandaag nauwelijks leefbaar, en dat komt door de beleidskeuzes in het landbouwbedrijf die de voorbije regeringen-Peeters en -Leterme gemaakt hebben. En dat wordt nu nog eens aangevuld met een non-beleid, een talmend beleid dat er steeds van uitgaat dat de omzetting van Europese regelgeving wel voldoende flexibel zal mogen, dat er uitstel voor van alles en nog wat gevraagd kan worden, dat deadlines eindeloos achteruitgeschoven kunnen worden. Denk maar aan het IHD-PAS-verhaal, dat al in 1979 is gestart, met de habitatgebieden. De toepassing daarvan werd telkens achteruitgeschoven, uiteindelijk tot midden 2014.
Het is een beleid dat veeleer met uitzonderingsmaatregelen dan met een doortastend en geïntegreerd bestuur bezig is. Ik weet het, het is een beleid dat niet zo anders is dan dat van veel van onze buurlanden, die met dezelfde problematieken geconfronteerd worden. Maar ik denk dat het bij ons nog harder wordt aangevoeld, doordat we net in een klein land leven, met veel bewoning en industrie, en dus met een intensieve landbouw, zoals u zelf ook al verschillende keren hebt gezegd.
Uitstel is in een aantal gevallen mogelijk. En dat is tijdelijk misschien goed om een oplossing te bieden, maar op lange termijn is dat niet de echte oplossing. Denk maar aan de problematiek van IHD-PAS, waar met een theoretisch model en een veel te grote zoekzone zo’n 1300 à 1400 landbouwers ongerust worden gemaakt, terwijl met een preciezere, minder theoretische berekening en een relatieve zoekzone de problematiek half zo groot had kunnen zijn. Soms durf ik te denken dat een en ander uitvergroot wordt, precies om het protest uit te lokken. Maar goed, dat is een foute gedachte, die ik misschien niet mag hebben.
De boeren spreken over waanzin als ze het over hun eigen toekomst hebben, en ik geef hun daarin gelijk, maar in hun waanzin vergissen ze zich ook wel een beetje van vijand.
Het is geen boom die hun stallen vertrapt, het is geen boom die hun landbouwgrond inneemt. Het zijn bijvoorbeeld stallen waarvoor ze tot voor enkele maanden nog moeiteloos grote vergunningen voor kregen, maar er dan plotseling een rode of oranje kaart bovenop hebben gekregen. Als het tenminste nog hun eigen stallen zijn: in West-Vlaanderen is ongeveer 50 procent van de varkensstallen geen eigendom meer van het familiaal bedrijf waar de stal origineel was gevestigd.
Het is ook waanzin als mensen hun producten met verlies moeten verkopen, of het nu varkensvlees is, of melk – dat is morgen ook aan de hand – of fruit. Het is niet eerlijk omdat de voedselprijs voor de consument niet daalde. Minister, tenzij u me straks tegenspreekt, vrees ik dat ze wat de prijszetting betreft niet op u hoeven te rekenen. We komen daar straks naar aanleiding van vragen over de toezichthouder op terug. Als een landbouwer 10 procent krijgt van het consumentenproduct, dan is dat een regelrechte schande. Ik denk dat veel consumenten best bereid zijn om iets meer te betalen en ook die landbouwer een leefbare toekomst te geven.
Er is een vloedgolf aan regels en maatregelen waardoor soms zelfs het onderscheid tussen nuttige en nefaste maatregelen weggeveegd wordt. Ik wil maar even zeggen dat er vergunningen of VLIF-steun (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) zijn voor varkensstallen bijvoorbeeld, en tegelijkertijd straks steun voor de omvorming van diezelfde varkensstallen omdat die in oranje gebied gelegen zijn. Waar zijn we soms in godsnaam mee bezig? Ik denk dat vooral boekhouders en juristen daar beter van worden, maar ik kan het fout hebben.
Ik begrijp de woede van de landbouwers en ik begrijp vooral die actie – ik verwees net naar de prijszetting – die ze aan de voordeur van Aldi of Lidl hebben gevoerd omdat precies die distributieketens verantwoordelijk zijn voor de te lage prijszetting, zeker wat betreft groenten en fruit. Ik zal ze begrijpen als ze straks niet de Lidl of Aldi van Torhout of Erpe-Mere bezetten, maar dat ze dat eens komen doen in de Brusselse Wetstraat.
Minister, ik hoop dat het niet zo ver moet komen. Ik hoop dat u de landbouwers van hun onzekerheid verlost en hen bevrijdt uit de ratrace van steeds meer productie, want vandaag hanteren we een zeer economisch landbouwmodel. Ik hoop dat u hen bevrijdt uit de ratrace van steeds meer investeringen en schulden, die ze vaak niet meer kunnen afbetalen, zeker als de prijzen zakken. Ik hoop op een beleid dat de landbouwers ondersteunt om een eerlijke prijs te krijgen voor eerlijk en gezond voedsel.
Dit kunnen we met veel mensen delen: het gaat om de voeding van ons allemaal en die willen we duurzaam geproduceerd zien en we willen dat die gezond is. En dat moet eerlijk vergoed worden. Ik hoop dat er een landbouwbeleid komt dat meer ruimte geeft aan kleinschaligheid en diversificatie, aan omschakeling naar bio-landbouw – we hebben het al gehad over die 0,8 procent van het areaal voor bio – en korte keten, aan meer symbiose tussen landbouw en natuur. Ik denk aan de zeshonderd beheersovereenkomsten tussen Natuurpunt en landbouwers. Er zijn alternatieven mogelijk. De vraag is: kunnen we tegelijk A en B blijven zeggen, kunnen we warm en koud blijven blazen?
Voorzitter, dit is een interpellatie die het landbouwbeleid op de korrel neemt. Minister, erkent u de noden van de landbouwsector? Meent u dat uw beleid een oplossing biedt voor deze noden? Ik geef toe, het is een suggestieve vraag. Zo ja, hoe verklaart u dan dat diezelfde landbouwers uw beleid waanzin noemen? Dat is wat ze zeggen. Als u vindt dat uw beleid geen goede oplossing is, zult en kunt u het dan bijsturen, en op welke terreinen?
De heer De Croo heeft het woord.
Voorzitter, ik ga Cato de Oudere niet nabootsen en zeggen: “Carthago delenda est”. De heer Caron heeft deze problematiek met zijn interpellatie in de commissie Landbouw gebracht. De minister weet zeer goed dat wij de laatste tijd het Mestactieplan, de Programmatische Aanpak Stikstof, instandhoudingsdoelstellingen, erosie enzovoort allemaal mogen horen in de commissie Omgeving. De voorzitter van deze commissie weet dat ik bijzonder aandachtig ben en dacht dat dat op een dag allemaal naar deze commissie zou worden gerepatrieerd, wetende dat de gemeenschappelijke landbouwpolitiek, de melkquota en zo vele andere dingen hier worden behandeld.
Iets anders heeft me getroffen toen ik luisterde naar de heer Caron. In 1967, toen ik de jonge burgemeester was van Michelbeke, is er een soort landbouwopstand geweest in Oudenaarde, met als gevolg dat een inwoner van mijn gemeente, molenaar De Poorter, overleed op die manifestatie. Dat was niet het gevolg van slagen, maar van een hartbreuk. Ik zal nooit vergeten dat er op de begrafenis die zaterdag in het Sint-Sebastiaanskerkje in Michelbeke zo veel volk was dat we alle lokale veldwachters hebben ingeschakeld om de mensen kalm te houden. Men had bijna het kookpunt bereikt. Er waren in die tijd nog meer dan 100.000 bedrijven. Vandaag zijn er nog 24.000. Ik weet zeer goed hoe de gevoeligheid ligt van landbouwers, hoe die manifestaties die u aanhaalt, verlopen en hoe velen van ons – ik zeg het rustig en duidelijk – opgetreden zijn om een uitbarsting van woede op een ongecoördineerde wijze te verhinderen.
Minister, u hebt goede ambtenaren die dat perfect komen uitleggen. Ik herinner me dat er bijna veto’s waren van landbouwers, of die nu georganiseerd zijn of toevallig samengekomen, om te luisteren naar sommige van uw ambtenaren.
Daar broedt iets. Ik leg de link met een andere beschouwing. Molenaar De Poorter is als manifesterende landbouwer begraven in zijn geboortedorp. Nu zijn we vele jaren later. De molen is verdwenen, aangekocht door Natuurpunt. De molenaarswoning is verdwenen en aangekocht door Natuurpunt. Met gelden van de gemeenschap, onder andere die van de gemeente Brakel, hebben we geprobeerd iets netjes te maken van deze herinnering.
Het is een contrast van een kleine vijftig jaar, tussen de veelvuldigheid van kleine bedrijven in die tijd, de opstand en de woede die er toen waren, en een heel andere manier waarop vandaag met deze eigendommen en gelegenheden wordt omgegaan. Er is een zekere conversie gebeurd en er is een spanning. De grootste grondeigenaar van Brakel is niet wie je denkt, maar wel Natuurpunt. De grootste eigenaar van Vlaanderen is niet de suikerfabriek van Tienen, maar wel Natuurpunt. Ik heb daar geen persoonlijke bezwaren tegen. Die spanning is opgebouwd en is aanwezig, en we moeten er rekening mee houden. Het mag niet overkoken. In een van mijn boekjes met spreuken heb ik geschreven: “Als de melk overkookt, stinkt de stoof.” Wel, we moeten opletten dat de melk daar niet overkookt.
Dat vergt veel diplomatie, maar ook het begrip dat de landbouwwereld grondig is veranderd. Niet alleen die 100.000 die 25.000 zijn geworden, wat in zekere zin dramatisch is, maar ook de moderne manieren waarop de landbouwbedrijven worden uitgebaat. Vandaag is de landbouwer een mecanicien, de vrouw is een computerspecialiste. Ik stel het wat cru en hoekig, maar daar komt het op neer. De vorm is helemaal veranderd.
Het beleid is helaas niet meer het beleid van de minister, maar wel van Europa, waaraan we ons via onderhandelingen moeten aanpassen. We moeten behoedzaam zijn dat we geen opgepropte woede laten opwellen in omstandigheden die niet goed zijn voor het pleidooi dat we houden ten bate van de landbouw.
We zijn al dagen en weken en maanden bezig met dit probleem. Ik heb er begrip voor dat het vandaag weer op de agenda staat, maar het is ‘festina lente’ gebeurd – ik wil nog eens Latijn gebruiken, er zijn partijen in Vlaanderen waar men veel Latijn spreekt. We moeten proberen het nadelig aspect stap voor stap weg te werken. Dat kan door de inkrimping van sommige uitbreidingszones, door de mobilisering van andere eigendommen.
Als we echt geloofwaardig willen overkomen, als we willen tonen dat we hebben gedaan wat we kunnen om die dramatische zaken in te dijken, dan zullen we opnieuw credibiliteit verwerven bij de landbouwers en hen overtuigen dat de wereld veranderd is. In een streek die u goed kent, minister, is de natuur stadsluchtvrij. Buitengebieden staan soms ten dienste van mensen uit de stad die van tijd eens afzakken naar de buiten, maar dan zijn ze verwonderd dat er ook mest wordt verspreid, dat er tractoren rijden, dat er modder op de weg ligt. We hebben ook een pedagogisch werk, en dat aspect wilde ik hier onderstrepen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik was iets te laat, maar ik heb wel de interpellatie van de heer Caron gelezen. Mijnheer Caron, er is niet alleen de affichecampagne ‘Stop de waanzin’, er is ook de affichecampagne van een andere landbouworganisatie: ‘Geen boerenkerkhof op Vlaamse velden’. U hebt die ongetwijfeld gezien. Ik heb die in elk geval vorige zondag gezien tijdens de wielerwedstrijd Gent-Wevelgem, toen ik aanwezig was op de tractorenactie van de landbouworganisaties. Ik heb daar jammer genoeg zo goed als geen andere collega’s gezien, maar dit geheel terzijde.
Mijnheer Caron, de affichecampagne heeft nog een tweede luik: ‘Neen aan de groene terreur’. Ik zit hier niet om de minister te verdedigen, maar u moet het verhaal wel volledig vertellen. De ongerustheid in de landbouwsector heeft veelal te maken met de groene terreur, de natuurdoelstellingen die zijn scheefgegroeid, en dat is het punt dat ik hier wil maken.
De heer Vandaele heeft het woord.
We trappen natuurlijk een open deur in als we vaststellen dat de landbouwers bezorgd zijn. In veel gevallen zijn ze terecht bezorgd, ze hebben daar redenen voor. Ook wij willen een toekomst voor de landbouw, in de eerste plaats voor de familiale landbouw, hoe moeilijk die ook te definiëren is.
Mijnheer Caron, ik ben het met u eens dat de vijand niet zozeer de natuur of de milieubeweging is of wat in het landbouwersjargon ‘de groenen’ heet. De vijand is veel machtiger dan de groene beweging. De vijand is een samenspel – ook internationaal – van integratoren, grootschalige productie van grote distributieketens enzovoort, die ervoor zorgen dat onze boeren geen correcte prijs krijgen voor hun producten, die nochtans van hoge kwaliteit zijn.
We zijn zeker bereid om mee te zoeken naar oplossingen. We denken aan ketenoverleg, aan prijsregulatie, die straks nog wordt besproken in de commissie. Ik ben ook benieuwd, minister, welke oplossingen u ziet, want ik kan me voorstellen dat u niet meegaat in een campagne die de milieusector tot vijand van de landbouw maakt. U verenigt die beide bevoegdheden in uw persoon, u moet eigenlijk een bruggenbouwer zijn tussen de landbouwsector en de milieusector.
Wat me een beetje verbaast, is dat uitgerekend de Boerenbond deze campagne op het getouw zet. Ik hoor dat het Algemeen Boerensyndicaat (ABS) zich daarvan distantieert. Die campagne is toch gericht tegen uw beleid, terwijl uitgerekend de Boerenbond nauwe banden heeft met uw partij, met uw kabinet, met de Vlaamse fractie.
Daar is niets mis mee, maar het is toch een soort schizofrenie waar ik het een beetje moeilijk mee heb. In West-Vlaanderen – en er zijn hier nog West-Vlamingen aanwezig: de heer Caron, aan wie je het niet kunt horen, en de heer Dochy – zeggen we dan: door uw eigen vlooien gebeten worden.
Ik heb voor de verkiezingen zelfs in hoge kringen van de Boerenbond op voorlichtingsavonden horen pleiten dat de boeren vooral voor u moesten stemmen, u was de garantie voor de landbouwsector. Nu wordt gesproken van de waanzin van uw beleid. Ze hebben het over ‘Joke de Waanzinnige’. We denken dan natuurlijk aan Johanna de Waanzinnige, maar zij ging heel ver. Ze liet haar man, Filips de Schone, in een loden kist begraven en in haar kamer zetten. Ze nam hem ook overal mee. Het gaat natuurlijk heel ver, minister, om u met haar te vergelijken. Ik zou dat niet nemen als ik u was.
Ik keer terug naar uw rol als bruggenbouwer. Mijn vraag is heel concreet, want we moeten het stilaan ook met heel concrete maatregelen doen waar de landbouwers echt iets aan hebben. Kunt u heel concreet een bruggenbouwer zijn tussen de twee beleidsdomeinen die u beheert, landbouw en milieu?
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het is inderdaad zo dat er een heel ferme campagne gelanceerd wordt. Die moet worden beschouwd als een noodkreet, niet als een campagne die gericht is tegen de minister of tegen het beleid van de minister. Het is een noodkreet, gericht tegen het systeem waar landbouwers vandaag mee worden geconfronteerd.
We hebben ooit iets anders gehad, mijnheer Caron. Ik herinner me de betoging in 2003 in Gent. Die was wel gericht tegen een bepaalde minister, die u beter kent dan ik. Het betrof het specifieke landbouwbeleid van die minister van 1999 tot 2004, maar dat hebt u niet vermeld in uw inleiding. De heer De Croo heeft toen ook mee betoogd.
De campagne gaat over het feit dat er heel erg veel op de mensen afkomt. Ik spreek over het Mestactieplan (MAP), over erosie, over de IHD, over de PAS, over de vergunningsmaatregelen in het licht van het Europees landbouwbeleid en over de poldergraslanden in combinatie met slechte prijzen. Die slechte prijzen zijn voor een stuk het gevolg van de Russische boycot. De individuele landbouwer en de landbouwsector kunnen daar helemaal niets aan doen. De mensen voelen zich het slachtoffer daarvan. Ik ben blij met de grote bekommernis die hier merkbaar is.
Ik hoop uit de grond van mijn hart dat die bekommernis oprecht is en zich ook manifesteert, mijnheer Vandaele, op het moment dat er echt maatregelen moeten worden besproken op het niveau van de Vlaamse Regering en de kabinetten. U kunt er mee voor zorgen dat er aandacht is voor de landbouwers, de gezinnen en hun economische bedrijvigheid waarmee ze een inkomen proberen te halen. Ik hoop dat niet alleen hier op het publieke forum, maar ook aan de onderhandelingstafel de aandacht voor de landbouwers oprecht aanwezig is en dat hun belangen echt verdedigd worden, ook wanneer het gaat over de verdeling van de middelen.
Wanneer we spreken over IHD en PAS weten we allemaal dat er met de keuzes die gemaakt zijn, enkel een goede oplossing mogelijk is als daar voldoende middelen tegenover staan. Daar iedereen hier pleit voor het ondersteunen van de landbouw, ga ik ervan uit dat iedereen bereid is om consequent te handelen op het moment dat er keuzes moeten worden gemaakt over financiële aspecten.
De vraag is welke oplossingen we nog hebben. Kleinschaligheid is inderdaad, mijnheer Caron, iets dat voor een aantal mensen een oplossing biedt. Denken we aan de korte keten en de afhankelijkheid van de ligging van bedrijven. De vraag is of die kleinschaligheid dé oplossing is voor iedereen. Ik heb daar mijn twijfels bij. We zitten in een gemondialiseerde omgeving. De vrije markt speelt mee. Vanaf vandaag is er zelfs geen melkquotum meer. We moeten als Vlaamse land- en tuinbouwers dus concurreren op de wereldmarkt. We moeten onze kosten kunnen beperken. We moeten ervoor zorgen dat we onze producten kunnen afzetten aan een concurrentiële prijs waar we als land- en tuinbouwers zelf ook nog een inkomen uit kunnen halen.
Mijnheer Caron, u zegt dat 50 procent van de varkensstallen niet langer in eigendom van de landbouwers is. Het interesseert me waar u die gegevens hebt gehaald. Ik weet niet of dat percentage juist is, maar het kan, want onze voorzitter heeft een aantal vergaderingen geleden al gealludeerd op het rechtstreeks doorstorten van de premies aan de schuldeisers. Dit is een heel belangrijke problematiek, we kunnen het daar tijdens een andere gelegenheid nog een keer over hebben.
Ik zou me toch hoeden voor het gebruik van termen als ‘vijanden’. Het gaat niet over vijanden. De landbouwers sturen een noodkreet. Wij zijn het vanuit het Vlaams Parlement en vanuit de Vlaamse overheid aan onszelf verplicht om naar oplossingen te zoeken, stapsgewijs en puntsgewijs. Laten we op die manier het vertrouwen van de landbouwers in de overheid voor een stuk herstellen, want dat is de kern van hun noodkreet.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me graag kort even aansluiten bij de interpellatie en bij de woorden van de heer Dochy. Ik meen dat eenieder hier begrip kan opbrengen voor de acties die de landbouworganisaties voeren. Ze willen inderdaad het signaal geven dat er iets loos is en dat de landbouwsector het vandaag niet gemakkelijk heeft.
Nu verbaast het me wel een beetje dat dit aanleiding geeft tot een debat hier, wetend welke debatten we de afgelopen weken hier en in de commissie Leefmilieu hebben gevoerd. Ik denk, of hoop althans, dat eenieder al wist dat het zeer moeilijk is voor de landbouwsector, en dat zeker de instandhoudingsdoelstellingen en de uitrol daarvan een zwaard van Damocles zijn dat boven het hoofd van de landbouwsector dreigt te hangen.
Ik denk dat deze campagne geen actie tegen een minister is, hoewel ik dat inderdaad ook heb gelezen in een bepaalde nieuwsbrief en ik ook collega’s dat hier hoor zeggen. Dat verbaast me helemaal en eigenlijk heb ik daardoor enigszins plaatsvervangende schaamte. Ik denk dat wij hier als parlementsleden alle kansen en alle macht hebben om datgene wat de landbouwsector vraagt, daadwerkelijk mee te geven aan de Vlaamse Regering, om ervoor te zorgen dat ter zake actie wordt genomen. We hebben hier al diverse discussies gehad, onder andere over de instandhoudingsdoelstellingen. Als we het echt menen dat we hier ruimte willen geven aan de landbouwsector, dan zouden we wat die instandhoudingsdoelstellingen betreft de koe – die vandaag meer melk mag geven, op deze symbolische dag – bij de horens moeten vatten. Dan moeten we hier misschien zelf maar de minister een resolutie meegeven. Daarin zouden we ten eerste vragen dat de doelen die nog moeten worden gelokaliseerd in de zoekzones, zo spoedig mogelijk worden gelokaliseerd, zodat het aantal getroffen bedrijven kan dalen. We zouden ten tweede vragen dat Vlaamse Regering vanuit de algemene middelen geld op tafel legt voor de getroffen bedrijven die er dan nog zijn. We zouden ten derde vragen dat de discussie over de Voorlopige Programmatische Aanpak Stikstof (VPAS) wordt versneld, dat dit zo spoedig mogelijk gebeurt, en dat de inrichtingsnota die dan voor de getroffen bedrijven nog op tafel moet liggen, ook doorgang kan vinden binnen de Vlaamse Regering.
Ik wil dus bij dezen alle collega’s uitnodigen om inderdaad de waanzin te stoppen. Laten we dan ook als parlement de koe bij de horens vatten om de regering ertoe aan te zetten de nodige effectieve stappen te zetten.
Collega’s, als een actie wordt georganiseerd, is het altijd interessant te zien wat de organisator daar zelf over zegt. Velen onder u zullen hebben gelezen wat de Boerenbond zelf over deze actie heeft gezegd. Vorige week vrijdag las ik het volgende in Boer&Tuinder: “Met de affichecampagne willen we de aandacht vestigen op onze problemen, op een scherpe maar ludieke manier. Wij viseren niemand in het bijzonder, maar we vragen wel aan iedereen om eens goed na te denken. Onze sectoren hebben meer en betere evenwichten nodig: in de inkomensvorming, tussen de schakels van de keten, tussen landbouw en zijn omgeving, tussen de vele regels en het gezond boerenverstand. Dat evenwicht is verbroken. Tijd om het te herstellen.” Dat is de oproep van de voorzitter, Piet Vanthemsche, die ik lees in ‘Op de eerste rij’. Ik geef het u maar mee.
Een interpellatie, daar beslist uiteraard het Uitgebreid Bureau over. Dat wil ik meegeven.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Caron, dank u voor uw interpellatie. Toen ik de inhoud ervan las – en dit wordt nog versterkt door wat u daarnet zei – had ik enigszins het gevoel dat dit een wat misplaatste 1 aprilgrap was. U meent immers te moeten zeggen, en daarnet hebt u dat ook herhaald, dat er in mijn beleidsnota niet zou staan dat ik bekommerd ben om de landbouw en dat ik in het parlement ook nog niet zou hebben laten blijken dat ik begrip heb voor het feit dat er in 2015 veel op de sector afkomt. Niets is natuurlijk minder waar. Ik denk dat u de beleidsnota niet hebt gelezen en dat u wellicht bijzonder selectief hebt geluisterd naar wat hier in het parlement is gezegd.
Collega’s, ik kom heel veel op het terrein. Ik praat heel veel met landbouwers, ook landbouwers die getroffen zijn en meedoen met de acties. Ik heb ook heel veel begrip voor de actie die zij nu voeren. Ze vragen – terecht, denk ik – de aandacht van het grote publiek voor de problematiek waarmee ze worden geconfronteerd. We weten allemaal dat 2015 het jaar is waarin zo’n beetje alles samenkomt. Dat heb ik al een aantal keren gezegd, ook in de commissie Leefmilieu. De meeste van die beslissingen zijn al in de vorige legislatuur genomen. Het zijn ook vaak Europese beslissingen. Dit komt echter allemaal samen in 2015. Dat is eigenlijk een samenloop van omstandigheden. Daarbovenop komt dat het ook economisch niet goed gaat, dat de prijsvorming ook niet goed is. Dat zorgt er inderdaad voor dat het water aan de lippen staat. Dan vind ik het terecht dat de sector ook aan het grote publiek vraagt eens te bekijken waarmee hij allemaal wordt geconfronteerd. Ik ben daar dus absoluut mee begaan, en ik heb ook heel veel begrip voor de actie die ze voeren.
Ik geef een overzicht van wat er allemaal op die sector afkomt in 2015. Er is het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Mijnheer Caron, daarover hebben we hier ook al een hele discussie gevoerd. Ik herinner me dat onder andere u hier hebt gesteld dat dit GLB niet ver genoeg gaat, dat er nog veel meer aandacht moest zijn voor vergroening. Ik heb dat toen genoteerd. Dat staat wat haaks op wat u daarnet hebt gezegd naar aanleiding van deze interpellatie.
Er is ook de erosieverplichting. Er zijn ook de instandhoudingsdoelstellingen. Dan hebben we inderdaad het nieuwe Mestactieplan, en daarbovenop is er ook de economische conjunctuur, die niet goed is.
U moet ook weten dat, als er Europees een aantal zaken zijn beslist, er vaak ook een mogelijkheid is in dat kader om een aantal accenten te leggen. We hebben er altijd heel sterk op gehamerd, ook in de vorige legislatuur, dat ervoor moet worden gezorgd dat de mogelijkheden die we hebben binnen dat Europese beleid, zo veel mogelijk moeten worden afgestemd op onze landbouw hier in Vlaanderen. Dat is toen ook zo beslist. Dat hebben we ook gedaan. Het is natuurlijk pas de start van dat nieuwe GLB. Dat vraagt natuurlijk een wijziging, en dat zorgt op dit moment inderdaad voor heel wat onzekerheid. Ik ben er echter van overtuigd dat we er op die manier voor hebben gezorgd dat dit onze Vlaamse land- en tuinbouw ook ten goede komt, en dat dit ook zal blijken.
Alle aspecten waarover de landbouwers vandaag actie voeren, komen aan bod in de beleidsnota. Ik heb ze in deze commissie en in de commissie Leefmilieu al meermaals verder uitgediept maar het is goed om eens dieper in te gaan op al die punten.
Ik begin met het nieuwe GLB. Mijnheer Caron, u zegt dat ik deadlines achteruit zou schuiven, maar dat is niet het geval. Binnen Europa behoren wij tot de landen die het snelst met die maatregelen van start gaan. Ik zie trouwens ook verschillen met andere regio’s in België die absoluut niet zo ver staan. We hebben daar dus het maximum uitgehaald om dat zo goed mogelijk te implementeren.
Om de overgang naar het nieuwe GLB zo goed mogelijk te laten verlopen, is er de afgelopen maanden heel veel geïnvesteerd in voorlichting en opleiding. Op al die initiatieven zijn ook heel veel landbouwers afgekomen.
We hebben ook het e-loket dat ervoor zorgt dat alle landbouwers worden geholpen om hun aanvraag foutloos in te vullen. Ook die discussie hebben we hier al gevoerd. Het voordeel van dat e-loket is dat wanneer men een fout maakt bij het invullen, dat e-loket zelf corrigeert. Wanneer men vroeger een vakje vergat in te vullen, was heel de aanvraag fout en moest die worden teruggestuurd en opnieuw worden ingevuld. Wanneer men dat via de computer doet, corrigeert het systeem zichzelf waardoor de landbouwer de garantie heeft dat de aanvraag juist is ingevuld en dat daar het maximum kan worden uitgehaald. Op die manier kunnen we honderdduizenden euro’s aan premieverlies uitsparen.
De nieuwe betalingsrechten zullen dit jaar worden toegekend en uitbetaald. In heel Europa klagen de landbouwers over de bureaucratie en de administratieve rompslomp van het GLB. Alle lidstaten samen hebben 508 bladzijdes vereenvoudigingsvoorstellen bezorgd aan de bevoegde commissaris, Phil Hogan. Ook wij hebben onze bijdrage geleverd waardoor wij meewerken aan die vereenvoudiging. We hopen dat die vereenvoudiging er zal komen.
Er zijn ook heel veel landen die dit jaar geen premies betalen omdat de wijzigingen ingrijpend zijn voor zowel de landbouwers als de overheid. Wij engageren ons om dat wel te doen, maar dan moeten we de afgesproken timing ook kunnen behouden. Wanneer we die opschuiven, kunnen we die premies niet uitbetalen.
We kunnen natuurlijk ook niet alle terechte vrees over het nieuwe GLB – iets nieuws is altijd een beetje ongrijpbaar – oplossen. Het blijft een Europees verhaal waarin relatief weinig beleidsruimte is voor Vlaanderen. Zo vinden een aantal landbouwers het onverantwoord dat alle graslanden vanaf vijf jaar als blijvend grasland worden beschouwd. Wij hebben daar echter geen impact op en dat is in heel Europa zo. Mijnheer Vandaele, ik veronderstel dat dit voor u een belangrijk punt is waarvoor u geen bijsturing vraagt.
De nieuwe GLB-randvoorwaarden voor erosie zijn ook de vorige keer al besproken in de commissie Leefmilieu. We zullen daar sneller naar een evaluatie gaan. De werkgroep met daarin experten en mensen vanop het terrein, is nu al bezig. Zij zullen mij snel een rapport bezorgen op basis waarvan wij kunnen bijsturen. Ook daar hebben we dus geluisterd naar de sector. We hebben vele gesprekken gevoerd op het terrein om sneller een evaluatie te kunnen maken van het nieuwe erosiebeleid dat tijdens de vorige legislatuur is goedgekeurd.
De nieuwe zoogkoeienpremie is vorige week goedgekeurd door Europa. We hebben daar een alternatief op tafel gelegd. Die discussie hebben we ook al gevoerd in de commissie. Ik heb toen gezegd dat een echte zoogkoeienpremie niet meer kan voor Europa. We hebben zelf iets uitgewerkt als alternatief dat nu is goedgekeurd. Als we geen alternatief hadden voorgesteld, dan waren de socio-economische gevolgen voor de sectoren nog veel groter geweest. Europa erkent dus dat we dat goed hebben aangepakt en dat we daar goede resultaten boeken.
We hebben ook een uitzondering ingevoerd op de grens van twintig kalvingen. Dat zorgt ervoor dat meer dan vijfhonderd landbouwers extra in aanmerking komen voor de steun. Er is dus ook aandacht voor bezorgdheden op het terrein.
Een ander heel moeilijk punt zijn de instandhoudingsdoelstellingen en de PAS. Indien Vlaanderen in april van vorig jaar geen beslissingen had genomen, dan waren wij net als Nederland en andere lidstaten geconfronteerd met een algemene vergunningenstop. Wanneer er een milieuvergunning wordt aangevraagd, is het immers ook verplicht om een passende beoordeling op te maken waardoor tal van landbouwbedrijven met een vergunning individueel in de problemen zouden komen. We hebben ervoor gekozen om dat niet te doen, een algemeen kader goed te keuren en zoveel mogelijk bedrijven uitsluitsel te geven dat er voor hen een oplossing is.
Maar het klopt dat er bedrijven zijn, de rode en de oranje, die vandaag in een overgangsfase zitten waar heel veel onduidelijkheid heerst. Wij blijven voortwerken aan zoveel mogelijk oplossingen voor zoveel mogelijk bedrijven. Dat is de ambitie van de Vlaamse Regering. We proberen dat op zo kort mogelijke termijn te doen.
Er is natuurlijk altijd een spanningsveld tussen onze wil om snel te gaan, zodat iedereen rechtszekerheid krijgt, en de wil om er het maximum uit te halen en voor zo veel mogelijk bedrijven oplossingen aanbieden, wat dus meer tijd vereist. Er wordt hard aan gewerkt, en u kreeg in de commissie Leefmilieu al een overzicht van wat we allemaal ondernemen.
Het is essentieel dat we in de besprekingen over de begrotingscontrole geld opzijzetten voor het flankerend beleid waarover in de Vlaamse Regering een akkoord is. Alle meerderheidspartijen staan daarachter, wat betekent dat ik mag hopen dat dit zich budgettair zal vertalen.
Het volgende dossier is het nieuw Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF). Als een van de enige lidstaten van Europa zetten we zo veel mogelijk middelen van ons Programmeringsdocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO) in voor investeringen in de toekomst van onze bedrijven. We kiezen daar expliciet voor. Op vraag van Europa is het VLIF doelgerichter gemaakt. Dat zorgt ervoor dat we inzetten op de toekomst van onze bedrijven. De aanpassing zal daarvoor geen hinderpaal zijn, maar een instrument om onze bedrijven te wapenen. Ik kan u zeggen dat ons VLIF vrijwel uniek is in Europa. Er zijn weinig regio’s die op dat vlak zo’n goede regeling hebben uitgewerkt. Nog meer dan vroeger zullen we bedrijven helpen om te investeren in duurzame oplossingen. Ik veronderstel dat dit u tevreden zal stellen, mijnheer Caron.
We zetten de bedrijven niet aan tot een productieverhoging of schuldopbouw. We willen hen helpen om na te gaan wat de mogelijkheden voor de toekomst zijn. De overheid heeft niet de taak te bepalen wat en hoeveel boeren moeten produceren. Stel u voor dat de overheid gaat bepalen hoeveel een textielbedrijf of een bedrijf als Volvo moet produceren! Ik ga ervan uit dat we daaraan geen woorden vuil moeten maken. We pushen landbouwers niet in een of andere richting. We benaderen hen als ondernemers die een goed en eerlijk inkomen willen, en we willen hen daarbij steunen, met respect voor de regelgeving die ook op een hoger niveau is beslist.
Collega’s, Europa heeft de eerste initiatieven genomen op het vlak van inbreukprocedures betreffende onze instandhoudingsdoelstellingen en het PAS-dossier. Wallonië en Brussel worden op de vingers getikt, maar Vlaanderen niet, omdat we in dat verband al een beleid voeren. Op dat vlak hebben we onze verantwoordelijkheid genomen, ook al is dat niet altijd gemakkelijk. Vaak zegt men dat Wallonië in dat verband minder problemen heeft. Nu stellen we vast dat Europa sancties treft. Wij daarentegen ontsnappen daaraan. Zo stellen we ons kwetsbaar op, maar ik ben ervan overtuigd dat we op eerder korte en ook op lange termijn zorgen voor meer rechtszekerheid voor onze bedrijven.
Mijn beleid is niet gericht op een ratrace. We geloven in alle soorten landbouwbedrijven. Ik zei dat al meermaals. Ik wil ook niet de ene sector bevoordelen tegenover de andere. U pleit opnieuw voor het voortrekken van de biosector – misschien zelfs dat die sector bepaalde regels niet zou moeten respecteren. Ik ben het daar niet mee eens. Alle bedrijven moeten aan alle voorwaarden voldoen. Alle bedrijven moeten dezelfde behandeling krijgen. Of het nu om een klein familiaal bedrijf, een biobedrijf of een groot industrieel bedrijf gaat, het maakt niet uit. Iedereen moet oplossingen aangereikt krijgen, tegen dezelfde voorwaarden. Ik zie niet in waarom één bepaalde landbouwsector een voorkeursbehandeling zou moeten krijgen.
Er is voldoende ruimte voor kleinschaligheid en diversiteit. De omschakeling naar biologische landbouw met een korteketenaanpak, en de symbiose tussen landbouw en natuur: daar is allemaal ruimte voor, mét de mogelijkheid van ondersteuning door ons. Samen met u stel ik vast dat de toon waarmee de landbouwsector over het middenveld van de natuurverenigingen praat – sommigen vergeten dat het omgekeerde ook geldt – al een tijdje aan het verscherpen is. Dat is al enkele keren gezegd. Beide partijen moeten op dat vlak niet voor elkaar onderdoen. Ik vind het dan ook jammer dat hier slechts één partij wordt genoemd. Ook de communicatie van natuurverenigingen bevat heel scherpe uitvallen naar de landbouwsector, wat er natuurlijk voor zorgt dat het moeilijk wordt om bruggen te bouwen.
In elk geval heb ik de ambitie om bruggen te bouwen. Mijn communicatie heeft dat tot doel. Ik blijf naar evenwichten zoeken. Vaak stellen we vast dat de communicatie van beide over genomen beslissingen afwijzend is. Ik neem het voorbeeld van de erosie. De landbouwsector zegt dat het te ver gaat, terwijl de natuurorganisaties zeggen dat het niet ver genoeg gaat.
Dat is het bewijs dat we tot tussenoplossingen gekomen zijn en dat we een aantal tegenstellingen proberen te verzoenen door goed overleg, door bruggen te bouwen, door organisaties samen te brengen. Dat is wat we ook in de toekomst zullen doen. Goed beleid ligt in het zoeken naar evenwichten, en die proberen wij zo veel mogelijk te vinden in Vlaanderen. Dat is natuurlijk niet altijd evident, omdat we niet die massale ruimte hebben en heel dicht op elkaar zitten.
De landbouwsector heeft in mij een medestander om tot oplossingen te komen. Ik heb aangegeven hoe wij dat stuk voor stuk aanpakken. We blijven daar ook over communiceren. We blijven streven naar die evenwichten en blijven bruggen bouwen tussen op het eerste gezicht soms tegengestelde belangen. We moeten met deze Vlaamse Regering de ambitie hebben om naar die evenwichten te blijven zoeken, om ervoor te zorgen dat beide elkaar kunnen vinden in dat buitengebied. Dat is wat ik wil doen: een mooie toekomst bieden voor onze land- en tuinbouw in Vlaanderen én zorg dragen voor onze omgeving. We doen dat met heel veel contacten, met heel veel zoeken naar en werken aan oplossingen. Dat is wat we de komende maanden zullen blijven doen. Daar kan iedereen op rekenen.
De heer Caron heeft het woord.
Voor de collega’s die twijfelden aan de noodzaak van deze interpellatie: veel van die aspecten worden versneden behandeld in deze commissie, maar de actie ‘Stop de waanzin’ verdient toch minstens een fundamenteel debat, dat we vandaag voeren.
Ik dank vooreerst de heer Sintobin voor de waardering van het soortgelijke gewicht van Groen. Ik wist niet dat het zo groot was. En dat ik zondag niet op Gent-Wevelgem was, is alleen te danken aan mijn liefde voor het maatschappelijke middenveld. Ik ben naar Hart boven Hard gegaan. Ik ben God niet, ik kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn.
Minister, wij hebben een fundamenteel verschillende visie op landbouwbeleid. Maar ik heb wel heel veel begrip voor de landbouwers. Dat is een andere redenering. Dat valt niet samen, maar u doet hier alsof dat wel samenvalt. Ik zeg net als u dat er moet worden nagedacht over prijszetting en over eerlijke verloning. Laat dat duidelijk zijn.
Ik vind het straf dat de Boerenbond zo hard van leer trekt en de verantwoordelijkheid legt bij mensen die buiten zijn kringen liggen. Sorry, maar het soortgelijke gewicht van de groene beweging of van Groen als partij is niet zo groot dat wij een grote impact hebben. Het landbouwbeleid wordt gevoerd op het Martelaarsplein, door deze Vlaamse Regering. Ik vind het een beetje flauw dat de Boerenbond het op die manier doet, en dat de collega’s van CD&V hier zelfs doen alsof dat buiten hen ligt. Kijk eens in de spiegel. U bent mee verantwoordelijk, het is uw ‘familie’, en daar moet u ook mee omgaan.
Veel landbouwers zijn overigens ook kritisch over hun eigen landbouworganisatie. Ze zijn er vaak mee verbonden omdat er allerlei voordelen zijn aan het lidmaatschap van die coöperatieve, maar er zijn ook een aantal zaken die hen heel erg ergeren, en die blijven vaak buiten beeld.
Mevrouw Rombouts, ik zal een motie indienen. We kunnen nadien eens overleggen over hoe we hier als parlement – want formeel ligt de macht hier – een en ander kunnen doen ten voordele van de landbouwers. Ik zal u uitnodigen voor een overleg over wat we vanuit dit parlement kunnen forceren.
Minister, ik heb uw beleidsnota gelezen, hoor. Maak u daar geen zorgen over. Ik zie alleen wat er gebeurt op het terrein en wat de Boerenbond doet. Dat is mijn aanknopingspunt. Of het een misplaatste aprilgrap is, laat ik in het midden. U bent de verantwoordelijke minister. Ik kan niet anders dan mij tot u te wenden. Het is uw verantwoordelijkheid. Net zoals u mijn betoog als een misplaatste aprilgrap beschouwt, vind ik uw antwoord een vorm van masochisme. U zegt dat u veel begrip hebt voor de actie, maar die acties zijn wel tegen uw beleid gericht. Il faut le faire, om die twee dimensies in één houding te verenigen. Maar goed, dat dubieuze van de Boerenbond, waar ik daarnet naar verwees, is van dezelfde orde. Ik betreur dat. De problematiek moet opgelost worden, en ik denk dat wat meer empathie in dezen zeer zinvol is.
U hebt de zoogkoeienpremie aangehaald als een voorbeeld van het feit dat landbouwers meer steun zullen krijgen voor hun zoogkoeien. Die lat is op twintig kalveren gelegd. Wel, gemengde bedrijven die geen twintig kalveren hebben, krijgen ook geen premie meer. Dat typeert het type landbouw dat u steunt. Laat dat duidelijk zijn. Het gemengde bedrijf dat op de affiche van de Boerenbond staat, is niet het model dat in ons Vlaamse landbouwbeleid gesteund wordt.
Wat de rode en oranje bedrijven betreft, gaan wij akkoord met het flankerende beleid waartoe de Vlaamse Regering beslist heeft. De problematiek is breed, maar die pakweg 1200 landbouwbedrijven mogen niet de pineut zijn van het verhaal, en dus moet er inderdaad een flankerend beleid zijn. En daar zijn middelen voor nodig. Ik roep de meerderheid dan ook op om extra middelen vrij te maken. Dat mag van mij boven op wat dan ook zijn. Laat ons niet in elkaars zakken zitten.
Over de VLIF-steun zal ik later nog eens een interpellatie of vraag stellen, minister. Ik wil me daar eens op toeleggen, hoe die in de voorbije jaren geëvolueerd is.
Ik besluit met te stellen dat ik vind dat de landbouwer vandaag een levensvatbaar bedrijf en een goed inkomen verdient, en dat hij veel respect verdient, omdat wij met z’n allen nood hebben aan gezond voedsel. Je kunt dat wellicht niet op veel manieren bereiken. Ik stel alleen vast dat uw benadering van een landbouwbeleid vooral een economische benadering is. U corrigeert een aantal problematieken een beetje op basis van subsidiëringstechnieken, maar eigenlijk is het een louter economisch verhaal. Ik denk dat de landbouw dat moet overstijgen en dat het beleid veel sterker corrigerend moet optreden, tegenover een louter economische benadering. Het voorbeeld van de problematiek van de vleesprijzen in de varkenssector naar aanleiding van de importban door Rusland illustreert dat. Het gaat hier over levende planten en dieren. Het gaat over uw en mijn voedsel. Het gaat hier niet over Volvo’s. Dit verdient een ander soort landbouwbeleid. Ik zal dat ook de komende jaren blijven verdedigen.
De heer De Croo heeft het woord.
Ik kan begrijpen dat sommige organisaties moeten recupereren wat ontsnapt is. Ik heb de indruk dat de organisaties die vandaag koploper zijn, een beetje spijt hebben van dingen die ze destijds hebben moeten of willen doen. Ik bekritiseer daar niemand mee, dat is een normaal fenomeen.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide uitleg. Ik heb nog één bijkomende vraag. Wij krijgen van tijd tot tijd rechtsvergelijkende situaties op onze boterham. We hebben een goede vertegenwoordiging in Europa. Zou het niet mogelijk zijn om, vanuit onze vertegenwoordiging in Europa, een overzicht te krijgen van een paar vergelijkbare situaties? Het zou niet slecht zijn voor het argumentarium – niet alleen om te verantwoorden, maar ook om uit te leggen – dat we eens laten nakijken hoe het in onze omgeving gebeurt. Dat zou ik graag bij het rapport gevoegd zien worden, als dat mogelijk is.
De heer Sintobin heeft het woord.
Het is spijtig dat de interpellant naar een andere commissie moet. Ik voel niet de behoefte het beleid van de minister te verdedigen, maar eigenlijk vertelt collega Caron niet het hele verhaal natuurlijk. Ik ben geen Boerenbonder, maar ik vind het eigenaardig dat wij hier het proces moeten voeren van de Boerenbond. Ik heb vastgesteld dat collega Caron zondag de betoging is gaan steunen waar heel wat spandoeken te zien waren, waarvan ik dacht: moet dat nu, kan dat wel, is dat wel juist? Het is juist de taak van een landbouworganisatie zoals de Boerenbond en ABS om het geweten van het publiek wakker te schudden.
Ik stel vast dat de afgelopen jaren beide landbouworganisaties geprobeerd hebben om via het parlement, andere kanalen en eigen publicaties het publiek op de hoogte te brengen van de problemen die er zijn in de landbouwsector. Dat is niet gelukt. De publieke opinie ligt daar nog altijd niet wakker van. Ik kan u verzekeren dat na bijvoorbeeld de wielerwedstrijd Gent-Wevelgem toch heel wat mensen aandacht hebben getoond voor de vele problemen waar de landbouwsector mee te maken heeft. Het is correct dat het allemaal bijeen komt, zoals de minister zegt: IHD, erosie, Mestactieplan, GLB. Wat de heer Caron niet vertelt, is dat de affichecampagne ‘Stop de Waanzin’ van zowel ABS als Boerenbond niet gericht is tegen het beleid, niet gericht is tegen mensen die het goed voor hebben met de toekomst van de landbouw, maar wel tegen de steeds grotere milieu- en natuureisen. Ik vind persoonlijk dat de afgelopen jaren de slinger te veel is doorgeslagen naar de natuurdoelstelling. Mijn punt van kritiek gaat naar sommige mensen die, ook weer vandaag, de Europese paraplu opentrekken, maar het zijn natuurlijk wel de lidstaten van de Europese Unie die het beleid mee bepalen, ook de kleine landen.
Ik kan begrijpen dat een partij zoals Groen zich nu wat in de verdrukking voelt. Ik heb ook gemerkt dat collega Meuleman in de Vlaamse Ardennen via een mediaoffensief die hele controverse naar zich probeert toe te trekken. Ik stel alleen maar vast, zoals we zullen merken in volgende vragen onder andere over het landbouwinkomen, dat het inkomen altijd maar blijft dalen en dat de landbouwsector altijd aan nieuwe eisen moet voldoen. Van de uitspraken die werden gedaan door heel wat mensen van de meerderheidspartijen, zal er een testcase komen. Een eerste testcase zal IHD worden bij de begrotingsbespreking. Ik merk dat er nog wat frictie zit tussen de meerderheidspartijen wat betreft het financiële luik en de ondersteuning van de landbouw. We zullen binnen enkele maanden kunnen beoordelen en evalueren of de dure woorden die al verschillende keren in het parlement werden uitgesproken, ook waarheid zijn.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, de heer Caron moet zich laten verontschuldigen, maar ik veronderstel dat hij in het verslag de boodschap en de uitnodiging zal lezen. Wat betreft de aanvallen ten aanzien van de Boerenbond, denk ik dat het correcter is om de telefoon te nemen en de voorzitter, de heer Vanthemsche, rechtstreeks te bellen, dan wel een discussie te voeren in het parlement. Ik kan hem het telefoonnummer doorgeven.
Het is belangrijk dat je landbouw economisch bekijkt. Het is een statement. Zelfs de heer Caron kan dat niet ontkennen in zijn landbouwmodel. We moeten dat steeds voor ogen houden.
Collega’s, om terug te komen op mijn eerste uiteenzetting: iedereen erkent dat de landbouw in een problematische situatie zit. Niemand is erbij gebaat dat we nu gniffelen omdat er nu een actie is die tegen de minister zou zijn of tegen die of die. Daarmee zetten we geen enkele stap voorwaarts. We erkennen de problematiek en moeten dan ook de koe bij de horens vatten.
Er werden ook open brieven ten aanzien van de minister geschreven. Ik heb net begrepen dat collega Caron wil ingaan op mijn uitnodiging.
Het is niet zo dat wij de verantwoordelijkheid bij anderen leggen of dat CD&V buiten kijf staat. Integendeel, ik ben eerste die heeft aangegeven om als parlementsleden in de plaats van te kijken naar anderen en in plaats van bepaalde uitspraken te doen, zelf actie te ondernemen. Ik heb daarnet drie elementen aangegeven. Ik wil de motie niet belasten met nog meer dingen, want dan gaan we discussiëren en eventueel vallen over andere visies, andere landbouwmodellen en zo meer. Ik heb daarnet heel duidelijk aangehaald dat we de doelen in de zoekzones moeten lokaliseren zodat ze snel verkleind kunnen worden en dat er duidelijkheid naar landbouwbedrijven moet komen, dat we middelen voor de bedrijven die nog getroffen zijn, moeten vrijmaken uit de algemene middelen en dat de VPAS-discussie zo spoedig mogelijk vooruitgang moet krijgen. Als daar nog bedrijven getroffen blijven, moeten ook daar inrichtingsnota’s voor worden goedgekeurd. Het is een motie waar iedereen zich al verschillende keren over heeft uitgesproken. Het is belangrijk dat daar stappen voorwaarts gezet worden. Ik wil me beperken tot die drie punten en nodig iedereen uit die te ondertekenen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega Sintobin heeft het over frictie, maar die frictie is fictie. Collega Sintobin, ik merk dat u, maar ook de collega’s Dochy en Rombouts, het altijd hebben over extra middelen voor IHD-PAS. Maar ik vind het jammer dat zo een brede discussie als die vandaag wordt gevoerd in de commissie, opnieuw daartoe wordt verengd.
Collega Rombouts, niemand ontkent dat er middelen nodig zijn voor flankerende maatregelen, maar ik heb al vaker gezegd dat niemand er belang bij heeft dat er blanco cheques worden getekend, laat staan ongedekte cheques. Heel concreet in het geval van PAS-IHD kan ik alleen maar herhalen dat we eerst moeten weten waarover we spreken. Ten eerste: hoeveel rode bedrijven zijn er? Ik heb al een paar keer gezegd, ook vorige week nog in de commissie Leefmilieu, dat dat er volgens ons minder zullen zijn op het einde van de rit dan wat nu via de brieven op de tafel ligt. Ten tweede: welke zijn de efficiëntste oplossingen per bedrijf? Zo kunnen we met maatwerk aan de slag gaan en op maat van de bedrijven oplossingen en financiële steun aanbieden. Dat is volgens ons de juiste volgorde.
De heer Dochy heeft het woord.
Het kan inderdaad niet de bedoeling zijn om de discussie te verengen, maar we moeten als parlement toch opletten dat we niet degraderen tot een soort van klaagforum, waar we wel goedbedoelde analyses maken maar niet met oplossingen komen. De mensen verwachten vanuit het parlement oplossingen voor problemen, misschien stap voor stap. Het fragmenteren heeft dan misschien het voordeel dat je duidelijk kunt zijn over een specifiek thema dat heel belangrijk is. In het totale palet van de problematiek staat vandaag het IHD-PAS-verhaal helemaal bovenaan het lijstje van zaken die wegen op het gemoed van de landbouwers en het inkomen van individuele bedrijven.
Mijnheer Vandaele, ik ga met u akkoord. Ik ben heel blij dat wij hier nu concreet die afspraak kunnen maken, zijnde dat we ons engageren om die volgorde toe te passen. We kunnen dat straks in een motie gieten, geen probleem. Dat is het versneld duidelijkheid geven over welke rode bedrijven er zijn en het opstellen van individuele trajecten per bedrijf. Vervolgens dat we allemaal samen – ik heb u dat horen zeggen – er garant voor zullen staan dat we de middelen die daarvoor nodig zijn en die uit die twee voorgaande stappen blijken, uit de algemene middelen zullen halen. We zeggen: we gaan dat echt doen. (Opmerkingen van de heer Wilfried Vandaele)
De maskers beginnen dan eigenlijk al af te vallen.
We gaan die discussie toch niet telkens opnieuw voeren. We weten wat er afgesproken is in april 2014. We weten ook wat er in de bijlage staat van de beslissing toen. Daar staan een aantal financiële stromen in.
Ik stel voor dat we inderdaad samen komen om een motie dienaangaande op te stellen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, er is een fundamenteel verschil in visie van wat de heer Caron ziet als de toekomst van de landbouw, namelijk de kleinschalige, idyllische bedrijfjes in Vlaanderen.
De heer Caron zegt dat het aan de ene kant subsidieverslindende landbouwbedrijven zijn, maar aan de andere kant pleit hij voor het fors ondersteunen via subsidies van die kleinere bedrijven. Daar zit een tegenstrijdigheid in.
Wat is het verschil? Wij zien dat het om bedrijven gaat waar een gezin achter zit, die ondernemen om een goed gezinsinkomen te hebben. Mijn bezorgdheid is dat we daar antwoorden op moeten bieden. Daarbij komen een hele reeks verplichtingen op die bedrijven af. We geven ondersteuning en proberen zo goed mogelijk tot haalbare, aanvaardbare en betaalbare oplossingen te komen.
Mijnheer De Croo, u vroeg naar overzichten. Voor heel wat van die zaken hebben we vergelijkingen met andere lidstaten. Wat we hebben, kunnen we opvragen en ook laten bezorgen. Inzake de instandhoudingsdoelstellingen hebben we veel contacten met Nederland. Zij hebben fouten begaan, waardoor ze in de problemen kwamen en waarop wij al hebben geanticipeerd. Het is goed dat we die contacten hebben. We zullen opvragen wat we u kunnen bezorgen.
Wat we vaak zien – dikwijls geldt dat ook voor Europese dossiers – is dat er binnen Europa een totaalbeleid wordt afgesproken, maar dat we het als regio vaak moeilijk hebben omdat we niet groot zijn en die ruimte niet hebben, omdat we dicht op elkaar zitten en een intensieve regio zijn waar het niet altijd vanzelfsprekend is om al die verplichtingen te verzoenen. Het is niet altijd evident om naar het buitenland te kijken hoe ze het daar oplossen, en dat bij ons als model te implementeren. Bij ons is het moeilijker omdat we kleiner zijn en op een andere manier zijn gegroeid.
Ik merk niet zoveel tegenstellingen tussen de meerderheidspartijen. Iedereen deelt dezelfde bekommernis, ook ik, en iedereen wil mee helpen zoeken naar oplossingen en evenwicht tussen landbouw en natuur. Het stemt me positief dat daarvoor een groot draagvlak is bij de meerderheid. Er is een fundamenteel verschil in visie met wat de heer Caron zegt en dat zullen we vandaag wellicht niet kunnen oplossen. Dat zal waarschijnlijk blijven duren.
Ik heb heel veel begrip voor de actie. Het beleid is aan het werken om heel wat van die bezorgdheden weg te nemen. Ik ben blij dat het parlement dat mee wil steunen.
De interpellatie is afgehandeld.