Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, dit is een van de vragen die ik daarnet heb aangekondigd met het oog op duidelijkheid. Minister, vanuit uw verleden als minister van Justitie weet u zeker dat er fiscale rechtbanken van eerste aanleg zijn in het Vlaamse Gewest in Gent, Antwerpen, Brugge, Leuven en Hasselt. Die rechtbanken behandelen alle discussies omtrent de onroerende voorheffing.
U kent vanzelfsprekend artikel 632 van het Gerechtelijk Wetboek dat zegt: “Ieder geschil betreffende de toepassing van een belastingwet staat ter kennisneming van de rechter die zitting houdt ter zetel van het hof van beroep in wiens rechtsgebied het kantoor gelegen is waar de belasting is of moet worden geïnd (...).”
Tot 1 januari 2015 was dat vanzelfsprekend geen enkel probleem. Toen werden de belastingen geïnd op andere plaatsen dan waar ze nu worden geïnd. Nu gebeurt dat in Aalst.
U kent de beslissing van de administrateur-generaal met betrekking tot de hernieuwde indeling van de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) van 24 december 2014. Volgens mij zou dit een effect kunnen hebben op de territoriale toewijzing van de fiscale geschillen. Het gevaar bestaat immers dat op dit ogenblik de concentratie van de Vlaamse Belastingdienst in Aalst en de inning aldaar, tot gevolg zou hebben dat in het vervolg alle belastinggeschillen in Gent moeten worden behandeld. Dat betekent enerzijds een enorme werklast voor het hof van beroep en de rechtbanken van Gent, en anderzijds is dat een probleem voor mensen die van verder moeten komen. Iemand van Kinrooi zal naar Oost-Vlaanderen moeten om zijn zaak te gaan bepleiten.
Minister, hebt u bij het uitwerken van het nieuwe organigram van VLABEL rekening gehouden met de impact op de toewijzing van fiscale geschillen aan de territoriaal bevoegde rechtbanken van eerste aanleg? Welke inschatting maakt u over de eventuele verschuivingen van werklast tussen de rechtbanken en hoven van beroep door de centrale organisatie van VLABEL? Welk is volgens de nieuwe organisatiestructuur van VLABEL de feitelijk territoriale bevoegde rechtbank voor geschillen inzake de vestiging en inning van de erfbelasting en registratiebelastingen?
Om een verdere concentratie van geschillen tegen te gaan, bent u van mening dat er een aanpassing moet komen van artikel 632 van het Gerechtelijk Wetboek? Indien dit het geval zou zijn, hebt u daaromtrent al contact gehad met uw federale collega, de minister van Justitie, om die eventuele wijziging te bepleiten?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Zoals we reeds eerder in deze commissie uitvoerig hebben toegelicht, werd naar aanleiding van de overname op 1 januari van dit jaar, de inning van de registratie- en erfbelasting grondig hervormd en afgestemd op de werkprocessen bij de Vlaamse Belastingdienst. De Vlaamse Belastingdienst heeft er bewust voor gekozen de bedoelde belastingen te hervormen naar kohierbelastingen. Deze hervorming maakt immers een centrale inning en invordering en een efficiëntere aansturing van de administratieve werkprocessen mogelijk. De Vlaamse Belastingdienst heeft er met andere woorden voor geopteerd de inning van de registratie- en erfbelasting af te stemmen op de eigen gekende werkprocessen waarvan de degelijkheid is aangetoond.
De gekozen methode van inning en invordering vormt immers de corebusiness van de Vlaamse Belastingdienst. Kopieer je louter de werkprocessen van de FOD Financiën, dan kun je nooit tot een nieuw performant geheel komen. Het organogrambesluit van de Vlaamse Belastingdienst moest daartoe worden aangepast. Daarbij werd enkel een goede interne werking beoogd.
– Peter Van Rompuy treedt als voorzitter op.
Het artikel uit het organogrambesluit dat u citeert, is net toegevoegd om elke twijfel omtrent deze organisatie formeel uit te sluiten. Vanzelfsprekend komt dit de rechtszekerheid ten goede.
Ik kan u dus bevestigen dat het Organogrambesluit van 24 december 2014 van de administrateur-generaal tot een hernieuwde indeling van de Vlaamse Belastingdienst en subentiteiten en tot vaststelling van het organogram een effect heeft op de territoriale toewijzing van de fiscale geschillen inzake erf- en registratiebelasting. Aangezien deze belastingen geïnd worden in Aalst, zoals ook vermeld staat in artikel 11 van het organogrambesluit, is overeenkomstig artikel 632 van het Gerechtelijk Wetboek de rechtbank van eerste aanleg in Gent territoriaal bevoegd. Dit was al het geval voor de onroerende voorheffing en de cluster van de verkeersbelastingen, overeenkomstig het vroegere Organogrambesluit. Voor VLABEL is er hier dus niets nieuws onder de zon. Het is eigenlijk een voortzetting van de vroegere werkwijze.
Een territoriale centralisatie van de geschillenbehandeling voor de burgers en belastingplichtigen heeft wel belangrijke voordelen. De betrokken rechters zullen vertrouwd geraken met de materie, het bevordert de eenheid en stabiliteit in de rechtspraak en het komt zowel de belastingplichtige als de administratie ten goede.
In verband met de werkdruk, wil ik een aantal cijfers geven om die te plaatsen. VLABEL heeft van de FOD Financiën nog geen driehonderd historische dossiers overgenomen, die verspreid zitten over verschillende rechtbanken. Op basis van de historische cijfers wordt geraamd dat er jaarlijks ongeveer vijftig nieuwe geschillen ingeleid zullen worden voor de erf- en registratiebelasting samen. Daarbij moet rekening worden gehouden dat, in tegenstelling tot de vroegere regelgeving, de Vlaamse Codex Fiscaliteit vanaf 1 januari 2015 wel in een formele administratieve bezwaarprocedure voorziet zodat de instroom naar geschillen allicht nog beperkter zal zijn. Er wordt dus verwacht dat de impact op de werklast van de fiscale rechtbank in Gent miniem zal zijn.
De gecentraliseerde organisatie van de inning en de daarmee gepaard gaande concentratie van fiscale geschillen bij eenzelfde rechtbank, is bewust gekozen. Ik acht het dan niet onmiddellijk nodig om met de federale collega bevoegd voor Justitie artikel 632 van het Gerechtelijk Wetboek aan te passen. Op dit ogenblik maak ik die analyse niet.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Dat gaat inderdaad in de richting die ik vermoedde bij mij vraagstelling en waar ik ook van uitgegaan was, maar voor alle zekerheid heb ik die vraag toch moeten stellen.
Ik ga in ieder geval akkoord met uw redenering dat u een performant geheel organiseert wanneer u de inning van de belastingen centraal organiseert. Wij zijn de eersten om te bevestigen dat dat efficiënt zal gebeuren. Ik denk ook dat het gunstig zal zijn dat de volledige rechtspraak door een en dezelfde rechtbank gebeurt. Ik meen echter dat dat tweede argument, namelijk dat het goed is voor de rechtszekerheid dat alles wordt geconcentreerd bij de rechtbank van eerste aanleg van Gent, geen echt argument is, omdat er op dit ogenblik al fiscale rechtbanken zijn in de vijf provinciehoofsteden. Deze redenering volhouden, zou eigenlijk willen zeggen dat op dit ogenblik het oplossen van geschillen omtrent belastingen niet efficiënt gebeurt.
Ik ben het wel met u eens dat er maar een beperkt aantal zaken zullen worden behandeld door de rechtbank van eerste aanleg in Gent. Misschien ben ik bij u aan het verkeerde adres en zult u zeggen dat ik het moet laten vragen door mijn federale collega’s aan de overkant, maar ik blijf vragen om eventueel artikel 632 van het Gerechtelijk Wetboek te veranderen. Misschien kunt u of kunnen we samen voor een oplossing zorgen. Ik blijf zeggen dat de argumenten die u hebt aangehaald, misschien wel juiste argumenten zijn, maar ze zijn niet overtuigend genoeg om te zeggen dat iedereen in de toekomst maar moet gaan procederen in Gent.
Ik kan me niet akkoord verklaren met het feit dat iemand uit Limburg naar Gent moet gaan om daar zijn zaak te gaan bepleiten. Het zal voor die belastingplichtige sowieso al ernstige kosten met zich meebrengen om een advocaat in te schakelen die de verplaatsing naar Gent moet doen. Dat betekent dat mensen die van ver komen, zwaardere kosten zullen hebben om hun belangen te verdedigen. Ik denk dat er oplossingen zijn. Misschien kunnen er afdelingen worden opgericht of iets dergelijks. Ik weet niet in welke richting we moeten gaan, maar u moet minstens de mogelijkheid geven aan de belastingplichtige om zijn zaak te laten bepleiten op een plaats waar hij zijn successierechten indient.
Als iemand zijn successierechten indient in het lokaal kantoor in Veurne – ik weet niet of Veurne een afdeling heeft, maar ik geef maar een voorbeeld – zou hij eventueel naar de rechtbank van eerste aanleg van Brugge kunnen gaan. Als iemand zijn aangifte indient in Maasmechelen, zou hij naar Hasselt moeten kunnen gaan. Ik zou willen vragen om daar oplossingen aan te geven, want daar zal wrevel van komen. Aalst ligt niet centraal en Gent ligt zeker niet centraal. Ik zou willen vragen dat er rekening wordt gehouden met de rechten van de belastingplichtige en dat iedereen op gelijke wijze wordt behandeld. Mensen mogen niet worden afgeschrikt, wanneer ze overtuigd zijn van hun gelijk, om dat gelijk desnoods via de rechtbank af te dwingen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Het is conform de manier waarop we andere geschillen bij andere belastingen die ook in Aalst zitten, behandelen. We proberen eigenlijk een stuk conformiteit en eenheid door te trekken.
U weet dat ik in dergelijke zaken altijd heel pragmatisch ben. Als blijkt dat we dit op een bepaald moment moeten bijsturen, dan kijk ik daar met een open vizier naar. Maar goed, bij de andere belastingen geldt het al van eind jaren negentig als ik me niet vergis. Er zijn tot nu toe geen problemen mee geweest. Om die reden hebben we ervoor geopteerd om hetzelfde systeem nu toe te passen.
Het is altijd een beetje monitoren en kijken of nieuwe regels die je invoert, de goede interpretatie zijn. U weet dat ik dat altijd met een open vizier bekijk. Op dit ogenblik zijn het geen recurrente belastingen. Onderschat de specialisatie toch niet. Ik kan niet in mijn vorige rol treden, maar dat is echt wel een van de pijlers van de justitiehervorming, dat als je centraliseert, je meer specialisatie hebt. Je moet wel opletten dat bij het centraliseren, de balans van de toegankelijkheid blijft. Daar ben ik het mee eens.
Laat het ons met open vizier samen opvolgen. We kennen bij de onroerende voorheffing sinds eind jaren negentig geen problemen. Om die reden hebben we hetzelfde systeem nu toegepast.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Ik wou nog het volgende zeggen. In verband met de onroerende voorheffing en de verkeersbelasting klopt het dat momenteel in Gent moet worden geprocedeerd. Ik kan me perfect voorstellen dat die materies slechts aanleiding geven tot een beperkt aantal, eerder principiële, procedures.
Ik geef een concreet voorbeeld. In de Vlaamse Codex Fiscaliteit is de bindende raming ingeschreven. U kent het arrest van het Arbitragehof – ik meen uit 1992 – dat stelt dat de overheid geen bindende raming mag opleggen omdat ze dan in de betrokken zaak rechter en partij is. We weten hoe dit kan worden opgelost en momenteel is de tekst van het decreet duidelijk.
Wanneer de administratie een bindende raming oplegt, dan bindt die alleen de administratie. De burger kan dan eventueel een procedure voor de rechtbank opstarten. Successierechten zijn iets totaal anders dan verkeersbelastingen. Ik kan me dan ook perfect voorstellen dat iemand het niet eens is met de schatting van de schatter van VLABEL, ongeacht of het om een onafhankelijke deskundige of iemand van VLABEL zelf gaat. Als de betrokken belastingplichtige uit Kinrooi komt, dan zou die van Kinrooi naar Gent moeten reizen om daar in de rechtbank te verklaren dat hij het niet eens is met de schatting die VLABEL oplegt en dat hij een andere deskundige wil. De rechtbank zal dan een andere deskundige aanstellen, maar ondertussen is de betrokken belastingplichtige zijn geld al kwijt omdat hij een advocaat van Kinrooi naar Gent heeft moeten sturen.
De belastingen die op dit ogenblik reeds ten grondslag liggen aan eventuele geschillen voor de rechtbank van eerste aanleg van Gent zijn volgens mij niet te vergelijken met de belastingen waarover die rechtbank zich binnenkort zal moeten uitspreken. Successierechten liggen zeer gevoelig bij de mensen en ze zullen zeker aanleiding geven tot procedures. We moeten nu reeds voorzien dat er problemen kunnen rijzen. Vandaar mijn vraag om hiermee in het voordeel van de belastingplichtige rekening te houden.
Nieuwe procedures moeten altijd goed worden opgevolgd. Vandaar mijn oproep om deze procedure met open vizier te bekijken. Ik doe dat alvast en ik weet dat u dat ook doet. We hebben om een heel aantal redenen voor de huidige procedure gekozen. Mocht blijken dat ze om een of andere reden niet kan worden toegepast in dergelijke dossiers, dan moeten we uiteraard bijsturen. Op dit moment hebben we echter nog geen indicaties in die zin.
De vraag om uitleg is afgehandeld.