Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de inpassing van de notie van 'aangepaste beschikbaarheid' in het zogenaamde normatief kader en de gewestelijke invulling van de aangepaste beschikbaarheid
Verslag
Collega's, in principe hebben we nu drie samengevoegde vragen: van de heer Bothuyne, van mevrouw Claes en van de heer Sintobin.
De heer Bothuyne zit blijkbaar echter vast in een betoging. Ik stel dus voor dat ik eerst mevrouw Claes aan het woord laat.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, enkele weken geleden bereikte het kernkabinet een akkoord over het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT). Het akkoord van de Groep van Tien werd overgenomen maar er werd een en ander toegevoegd. Er komt meer activering van oudere werknemers, in samenspraak met de gewesten. Zo heeft men het nu niet meer alleen over passieve en actieve beschikbaarheid maar ook over aangepaste beschikbaarheid. De maatregelen zouden op ‘nieuwe’ bruggepensioneerden en nieuwe ‘oudere werklozen’ slaan.
De vakbonden lijken het compromis ‘aangepaste beschikbaarheid’ dus niet te aanvaarden of slechts gedeeltelijk te aanvaarden. Hoewel zij hier nu tegenin gaan – en ik heb dat ook gezegd bij mijn actuele vraag –, is men het pad van verandering al langer ingeslagen. Het aantal werkende 50-plussers stijgt al jaren; het aantal SWT’ers daalt. In het algemeen kan gesteld worden dat oudere werknemers steeds langer moeten werken. Toch hinken we internationaal gezien achterop. Waarschijnlijk omdat er op de arbeidsmarkt een beeld rondspookt van de ideale werknemer. Een ideale werknemer is iemand met al enkele jaren ervaring maar toch niet te duur en met een hoog rendement. Iedereen die daar niet aan beantwoordt, valt makkelijker uit de boot.
Minister, wat betekent ‘aangepast beschikbaar’ precies voor u? Is er genoeg werk op onze arbeidsmarkt om de verscherpte activeringsmaatregelen voor oudere werknemers te legitimeren? Is de overheid van plan het goed voorbeeld te geven en tijdens besparingsperiodes niet de oudere werknemers als eerste aan de deur te zetten? Oudere werknemers zijn vaak synoniem met dure werknemers. Een doelgroepkorting voor oudere werknemers om de loonlast te verlagen, werd opgenomen in het regeerakkoord. Hoe ver staat u met het uitwerken van deze maatregel? Heeft de VDAB de capaciteit om alle oudere werknemers te activeren? De 50+-consulenten van de lokale werkwinkels kampen nu al vaak met een achterstand. Welke maatregelen zal de regering treffen om de beeldvorming rond ‘de ideale werknemer’ te doen evolueren naar een realistisch beeld en werkbaar werk voor iedereen? Hoe kan de overheid de werkgevers stimuleren om aangepast beleid te creëren?
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik sluit me volledig aan bij de vraag van mevrouw Claes. Vorige week hebben we in de plenaire vergadering het debat al voor een deel gevoerd. Het was wel kort en dit debat vraagt misschien wel meer tijd dan tien minuten.
Voor mij blijft er nog steeds onduidelijkheid. Ik denk dat iedereen in deze commissie wel weet waarover het gaat: het federaal regeerakkoord en de overeenkomst over de SWT’ers. De bevoegdheid ligt natuurlijk voor een groot deel bij de gewesten. Ik blijf daarover in het ongewisse, ook na mijn opmerkingen van vorige week. Ik heb ook de indruk dat er op het terrein, niet alleen bij de sociale partners maar zelfs bij de federale regering, nog altijd wat onduidelijkheid is en dat zij de bal in uw kamp leggen om te zeggen wat aangepast werk is voor SWT’ers. Ik weet niet concreet wat ermee wordt bedoeld. Ik veronderstel dat het heel moeilijk is om het in een algemene term te gieten. Als de VDAB iedere werkzoekende 50-plusser moet begeleiden naar een aangepaste job, dan kunnen wij die mensen toch niet per categorie in een of ander hokje stoppen. Aangepast werk voor de ene is niet hetzelfde als aangepast werk voor de andere.
Er is natuurlijk het normatief kader. Als men aan de federale overheid vraagt wat men bedoelt met ‘aangepaste beschikbaarheid’, dan zegt men dat men het niet weet en dat er daarvoor overleg moet komen met de gewesten.
Minister, wat is de stand van zaken van het overleg met de gewesten? Het is een federale beslissing, maar wat gebeurt er als een van de gewesten gaat dwarsliggen? U zult ongetwijfeld antwoorden dat Vlaanderen al een tijdje bezig is en dat het ook in het Vlaams regeerakkoord staat. Toch zou ik nog eens willen vragen naar de concrete invulling van ‘aangepaste beschikbaarheid’ en naar het overleg met de federale overheid. Federaal minister van Werk Peeters zou toch moeten weten wat er hier de voorbije jaren is gebeurd rond de begeleiding van oudere werkzoekenden naar aangepast werk.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, er moet mij eerst iets van het hart. De vragen om uitleg die de collega’s hebben ingediend, zijn zeker terecht, maar ik heb toch wel een beetje het gevoel dat we dezelfde discussie als die in de plenaire vergadering gaan voeren.
De vragen om uitleg waren eerder ingediend.
Ik heb met mevrouw Kherbache de minister ondervraagd over hetzelfde thema. Mijn vraag was hoe de VDAB zich zal voorbereiden op de toenemende begeleiding die nu wordt gevraagd voor oudere werkzoekenden. Die vraag wordt nu opnieuw herhaald. Er zijn natuurlijk nog nieuwe elementen, maar ik wou dit toch even zeggen.
Minister, vorige week antwoordde u dat de VDAB de impact van de federale beslissingen duidelijk aan het voorbereiden is. Er is onder meer een cel ‘innovatief denken’ samengesteld om niets aan het toeval over te laten.
Ik zou aan de collega’s willen vragen om wat vertrouwen te hebben in de inspanningen en de aanpassingen die nu moeten worden doorgevoerd. Er wordt vanuit Vlaanderen en vanuit de VDAB zwaar ingezet op activering. Dat Vlaanderen in deze legislatuur wil inzetten op de oudere werkzoekende, kunnen we alleen maar toejuichen.
Mijn enige bijkomende vraag, minister, betreft de timing van de specifieke implementatie bij de VDAB.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de heer Bothuyne is hier niet, maar ik wil toch even naar zijn toelichting verwijzen, waarin hij het heeft over een groep “die de pech heeft om een gegeerd profiel te hebben”, waardoor ze vaker passende aanbiedingen zouden krijgen. Ik wil erop wijzen dat het integendeel gaat om mensen die gelukkig nog kans maken op de arbeidsmarkt. Men mag niet de indruk wekken dat het een straf is als men als bruggepensioneerde opgeroepen wordt voor een nieuwe job. Brugpensioen is ook geen vervroegd pensioen. Zeker als het bijvoorbeeld over ingenieurs gaat, spreken we over mensen die vrij lang gestudeerd hebben en die niet de langste loopbaan hebben bij hun brugpensionering.
Alle vraagstellers polsen terecht naar wat men concreet verstaat onder die aangepaste beschikbaarheid. In Vlaanderen wordt er al sinds 2008 een aangepast beleid voor activering van vijftigplussers gevoerd. Ik verwijs naar het akkoord ‘Samen op de bres voor 50+’, dat nadien nog enkele keren werd bijgestuurd. De sociale partners stellen dat we het warm water niet moeten uitvinden en dat er verder kan worden gewerkt met wat in Vlaanderen al bestaat. Er wordt voor vijftigplussers al gewerkt met gevalideerde vacatures en er wordt doorverwezen naar kwalitatieve jobs. Er gelden ook andere transmissieregels voor vijftigplussers, waardoor het volledige traject in ogenschouw moet worden genomen, en niet enkel een momentopname.
Op federaal niveau moeten uiteraard de criteria van passende dienstbetrekking geactualiseerd worden, maar voor Vlaanderen lijkt de uitdaging vooral te liggen in het meer in rekening brengen van de competenties, veeleer dan het destijds aangeleerde beroep. Bij ouderen is dat aangeleerde beroep immers vaak al achterhaald, omdat ze bijvoorbeeld decennialang iets anders hebben gedaan. Bovendien zit het probleem vaak net bij het fysiek niet meer kunnen uitoefenen van het beroep dat men destijds uitoefende, onder andere om medische redenen. Een terugkeer naar dezelfde beroepstak is voor hen dan vaak uitgesloten.
Minister, zult u voor ouderen meer aandacht besteden aan de competenties, in plaats van voor het initieel aangeleerde beroep? Zult u intenser onderzoeken naar welke beroepen zij geheroriënteerd kunnen worden?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw Van Eetvelde, ik deel uw kritiek op de voorzitter, uw partijgenoot, niet. Het is mijns inziens terecht dat we hier in deze commissie nog even bij stilstaan, los van het reglement, al is het maar om de minister de kans te geven om langer dan het bestek van een actuele vraag in te gaan op een aantal basiskwesties die hier worden aangereikt. Ik vind trouwens dat mevrouw Talpe al een zeer verdienstelijke poging heeft gedaan om de minister het gras voor de voeten weg te maaien.
Wat zal de capaciteit van de VDAB zijn om in te gaan op die Vlaamse invulling van de beschikbaarheid? Dat lazen we in de vraag van de heer Bothuyne, en het komt ook naar voren in de reactie van de sociale partners, die meteen ook de medebeheerders zijn van de VDAB. Collega Bothuyne maakt zich blijkbaar ook zorgen over technici, ingenieurs enzovoort die een aanbod krijgen, maar de vaststelling blijft dat 97 procent van de werkzoekenden geen aanbod krijgen. En dan zit je meteen terug bij de eerste vraag. Ik hoop, minister, dat u elke seconde die u hebt, te baat neemt om daar antwoorden op te verschaffen.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik zal beginnen bij de heer Van Malderen. Men wil nu absoluut bewijzen dat maar iets meer dan 2 procent van de werkzoekenden vacatures aangeboden krijgt. Dat stoort mij. Je moet de cijfers juist interpreteren. Het gaat om een doelgroepgelabelde en systematische aanpak van 58-plussers. Het is gemeten 6 maanden na de labeling, tussen juli 2013 en juli 2014. Tot april 2014 was de aanpak maar tot 58 jaar. Pas van april is het tot 60 gegaan. De periode waarvoor u over 2 procent spreekt, was dus een moment dat wij de activering van de 58-plussers nog niet deden, behalve van april tot juli, en behalve voor wie het zelf vroeg.
Dat is hetzelfde als zeggen dat 61- of 62-jarigen nu amper vacatures krijgen, wetende dat ze vandaag nog niet automatisch geactiveerd worden, behalve als ze nieuwe instroom zijn en het zelf vragen. Dat is belangrijk om naar voren te brengen, als u die 2 procent aanhaalt. Ik zou in dit verband nog heel wat andere elementen kunnen aanbrengen, maar ik vind dit al zo belangrijk, dat ik de rest niet naar voren hoef te brengen.
Collega’s, uiteraard kan ik niet veel anders antwoorden dan wat ik vorige week naar voren heb gebracht. Er zijn een paar nieuwe elementen, onder meer omdat ik gisteren de federale minister heb gezien.
Ik wil nog iets benadrukken dat ik vorige week al heb gezegd, maar nu heb ik inderdaad meer dan twee minuten de tijd om het erover te hebben. Wat mevrouw Talpe naar voren bracht, lag volledig in de lijn van wat ik wil zeggen. Het laatste grote akkoord dat ik in mijn vorige functie – dus voor ik minister werd – gesloten heb, was ‘Samen op de bres voor 50+’. Dat is een aanpak die we vanaf 2008 hebben afgesproken met de Vlaamse Regering en de Vlaamse sociale partners, om specifiek op 50-plussers in te zetten, en dus niet de traditionele activering te doen.
Op basis van de ervaringen is ‘Samen op de bres voor 50+’ in 2013 aangepast. En met die filosofie en die manier van werken vullen wij de aangepaste beschikbaarheid in Vlaanderen eigenlijk al eigenwijs in.
Ik zal niet de hele geschiedenis overlopen, maar enkel de situatie van vandaag geven. Voor de groep van 50 tot 55 jaar werd vanaf 1 januari 2014 beslist om hen te integreren in het sluitend maatpak en hen op te nemen in de automatische matching van vacatures, net zoals de werkzoekenden jonger dan 50 jaar. De uitstroomresultaten voor de groep 50-55 zijn positief, met een stijging van de uitstroom tot 40 procent in december 2014. Voor de 55-plussers blijft er wel een specifieke aanpak.
Het regeerakkoord zegt dat we die specifieke aanpak die nu tot 60 gaat, gaan uitbreiden tot 65. Dat zal wellicht ook trapsgewijs gebeuren, zoals we dat in het verleden hebben gedaan. We zijn eerder al van 52 naar 55, van 55 naar 58 en van 58 naar 60 gegaan. We hebben daar altijd twee zaken aan gekoppeld: de capaciteit van de VDAB en de situatie op de arbeidsmarkt.
De trapsgewijze aanpak geeft de kans om verder te sensibiliseren, maar we doen het alleen voor nieuw ingeschreven werkzoekenden. Uiteraard krijgt iedereen die dat vraagt, bemiddeling, maar voor de rest is het enkel voor nieuw ingeschreven werkzoekenden. Op die manier maken we gebruik van een dynamiek van het succes bij werkgevers en werknemers, en worden de beschikbare middelen efficiënt ingezet. Als u dat vraagt voor iedereen die vandaag al jaren in de werkloosheid zit of met brugpensioen is, zitten we natuurlijk in een heel ander verhaal. Maar voor zover ik weet, is daar noch in het akkoord van de Groep van Tien, noch in de beslissing van de Federale Regering in voorzien.
De exacte caseload en workload voor de VDAB kan ik, zoals ik vorige week al antwoordde op de actuele vraag, vandaag natuurlijk nog niet inschatten, want dat hangt mede af van de definiëring en van wie er in SWT terecht zal komen.
Zoals ik ook al zei bij de actuele vraag, wordt vandaag in de begeleidingsaanpak van de 55-plussers bijvoorbeeld extra aandacht besteed aan de vacatures, naast wat daarnet naar voren is gebracht door collega Van Eetvelde. Er wordt doorverwezen naar jobs. Dat wil zeggen dat wij naar jobs doorverwijzen na een extra screening. Die extra screening houdt in dat wij kijken of die jobs echt voldoen wat betreft ervaring en geschiktheid van de werkzoekende. Dat betekent dat we een vacature diepgaand bespreken met de 55+-consulent en de werkzoekende vooraleer een sollicitatieopdracht te geven.
Mevrouw Talpe, wij kijken heel uitdrukkelijk naar de competenties van de persoon, de motivatie en attitude, naar de fysieke en de psychische geschiktheid. Op die basis worden de vacatures aangeboden aan 55-plussers. Dat is een zeer sterke kwantitatieve aanpak. De competenties en de mogelijkheden van de werkzoekende, samen met de afstand tot de arbeidsmarkt, staan voor ons echt centraal om te beslissen wat een gepaste vacature is.
Zoals ik daarstraks al bij mijn inleiding zei, heb ik gisteren hierover overleg gepleegd met federaal minister Peeters. Ik heb onze manier van werken in dat passend aanpakken van 50-plussers, helemaal uiteengezet aan hem en zijn aanwezige kabinetsmedewerkers. Hij ging nu verder de procedure volgen en zal contact opnemen en heeft gesprekken gepland met de andere regio’s. Op basis van de gesprekken die hij zal hebben gevoerd, zal hij een nota maken waarover hij met ons zal overleggen om het federale gedeelte verder in te vullen. Dat is effectief compleet nieuwe informatie.
Los van het feit of dat federale beslissingen met zich meebrengt, moeten we blijven werken aan het verbeteren van de kansen van de ouderen. Sensibilisering is iets wat we al jaren doen. Ik ben ook heel tevreden dat bijvoorbeeld vanmorgen Jan Denys van Randstad het zeer uitdrukkelijk over de 55-plussers had. Als je ziet hoeveel mensen via interim aan de bak kunnen komen, dan ben ik het ermee eens dat 55-plussers en 60-plussers niet kansloos zijn op de arbeidsmarkt. Je kunt dat zien aan de oplopende werkzaamheidsgraad voor deze groep. Door de vergrijzing, de toegenomen arbeidsdeelname, zeker ook van vrouwen, en door de verstrenging van de toegang tot een aantal uittredingsmogelijkheden door de federale overheid, is het aantal werkende 60-plussers sterk toegenomen. Het is nog heel laag, maar sterk toegenomen. Hun kansen op de arbeidsmarkt zijn de afgelopen 10 jaar verdubbeld: het aantal werkende 60- tot 64-jarigen is toegenomen van 25.730 tot 60.134 in het tweede kwartaal van 2014. Ook de werkzaamheidsgraad, wel nog te laag, stijgt van 12,8 procent tot 21,1 procent.
Een hogere aanwezigheid op de arbeidsmarkt betekent echter ook een hogere aanwezigheid in de werkloosheid. In het doelgroepenbeleid, mevrouw Claes, zijn we resoluut gegaan voor twee dingen. Dat is eerst voorzien in een premie voor wie een oudere aanwerft, met in het voorstel dat wij formuleren een onderscheid tussen 55 en 60 jaar en boven 60 jaar. Na die premie gekregen te hebben gedurende een bepaalde periode, gaan we voor een retentiepremie voor alle 55-plussers. Daarin voorzien we voor al wie vandaag al 55-plusser is.
De stand van zaken daar is dat we dat aan de sociale partners hebben overgemaakt. Zij zouden mij daarover midden maart feedback geven. Ze hebben me gezegd dat ze er nog niet rond mee zijn. Ik ga voorlopig verder met het uitschijven van de juridische teksten. Na 31 maart, wanneer zij het’ kwalitatieve luik’ zouden invullen, kunnen ze eventueel nog opmerkingen geven over het eerste luik. Maar ik ga verder met de uitwerking van die doelgroepkorting. Het juridische en het administratieve proces zet ik op dit moment verder, maar ik zal uiteraard nog oor hebben voor de sociale partners indien zij in consensus met een aantal voorstellen komen.
Ik denk dat ik hiermee op de vragen heb geantwoord en bovendien een stand van zaken heb gegeven zoals die vandaag is. Het is even afwachten om concreet te kunnen antwoorden, na het overleg dat wij hebben gehad met de Federale Regering. Dan moeten we kijken wat de andere regio’s zeggen, en dan kunnen we in overleg met de federale overheid hopelijk tot een geheel komen dat, wat mij betreft, heel dicht aansluit bij wat we in Vlaanderen al doen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik ben heel erg tevreden dat we vandaag de vraag konden stellen en dat u vandaag de toelichting hebt kunnen geven. Uiteindelijk duurt een actuele vraag maar een paar minuten. Ik heb op dat moment ook de aandacht gevraagd voor werkbaar werk. U hebt daar nu niet echt op geantwoord. Ik wil u vragen hoe u werkbaar werk ziet. Kunt u daar nog even op ingaan?
Voor de rest heb ik antwoorden gekregen op de vragen die gesteld zijn. Minister, ik dank u daarvoor.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, ook ik vond dat de vraag wel gepast was vandaag, zeker gelet op de bijeenkomst die u gisteren had met de federaal minister Peeters.
Ik wil het hele debat niet herleiden tot cijfertjes: is het nu 98 procent of 97 procent? Ik denk dat iedereen in de commissie blij is met iedere activering van om het even welke werkzoekende, hetzij een jongere, hetzij een oudere werkzoekende. Dat is sowieso een goede zaak.
Ik heb vorige week een opmerking gemaakt. Ik kan begrijpen dat u nu nog niet kunt inschatten welke impact die nieuwe aanpak van de 55-plussers zal hebben op de werklast van de VDAB, want het gaat alleen om de nieuwe gevallen. Ongetwijfeld zal dat leiden tot een hogere werklast. Mijn vraag is of u in een evaluatie voorziet, en binnen welk tijdspad, om te zien wat de impact is op die werklast. Denkt u niet dat de impact op de werklast bij de VDAB zal leiden tot minder aandacht bij het activeren van bijvoorbeeld jongeren? Ik zeg maar iets, omdat dat een beetje in de lijn ligt van mijn opmerking van vorige week.
Minister, ik heb ook antwoorden gekregen op al mijn vragen, zeker wat betreft de aangepaste beschikbaarheid. Ik wacht ook het verdere verloop af. Ik hoop dat dat zo snel mogelijk gebeurt. Ik veronderstel dat ook daarvoor in een tijdspad is voorzien.
Ik mis in het hele verhaal een beetje de inspraak van de persoon in kwestie. De oudere werkzoekende, de 55-plusser, wordt een job aangeboden. Hij zal een zogenaamd gepaste jobaanbieding krijgen. Hoe zit het dan met de opvolging, met de sanctionering? Heeft de persoon in kwestie inspraak en kan hij zeggen dat hij het persoonlijk geen gepaste job vindt? Ik vind dat ook de 55-plusser een stem zou moeten krijgen in het hele verhaal.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, ik dank u voor het alsnog agenderen van deze vragen om uitleg. Ik zal geen vragen stellen. Ik zal het verslag wel lezen. Het lijkt me belangrijk dit onderwerp in deze commissie wat uitgebreider te kunnen bespreken. Ik moet me verontschuldigen voor mijn laattijdigheid. De oorzaak was geen betoging of zo. Er was een vergadering met de schepenen van Landbouw in de Vlaamse Ardennen. Ten gevolge hiervan zullen er in de toekomst in de Vlaamse Ardennen allicht minder betogingen zijn. In elk geval wordt deze discussie ongetwijfeld nog vervolgd.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik wil nog even op de discussie over de cijfers ingaan. U hebt de gebruikte cijfers tussen haakjes geplaatst. Dit zijn echter de cijfers waarmee wij het moeten doen. Ik kijk uit naar de cijfers die nog zullen volgen. Als ik uw suggestie mag geloven, zullen die cijfers veel optimistischer zijn en aantonen dat er voldoende werkbare, realistische vacatures zijn om de activering zinvol in te vullen. U hebt ook verklaard dat de VDAB wel degelijk over de capaciteiten beschikt om voor een kwalitatieve begeleiding van de nieuwe instromers te zorgen. Ik hoop dat de toekomstige cijfers u gelijk zullen geven. Dit zou betekenen dat iedereen die zich nu zorgen maakt dat eigenlijk voor niets doet. Op dat ogenblik zal iedereen blij zijn.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, u lokt het natuurlijk altijd wat uit. Het hangt ervan af wat u wilt. Er zijn meer vacatures. We zullen de sollicitatieopdrachten pas na overleg met de 55-plussers geven. Dit betekent dat misschien twintig of dertig vacatures worden aangeboden, maar dat op een bepaald moment wordt gezegd dat de betrokkene voor een bepaalde vacature echt moet solliciteren. Dat is iets anders. Dat is de werkwijze die we willen.
Het gaat om een kwalitatieve aanpak. Het gebruik van de vacatures op zich als een meetinstrument om na te gaan of er wel werk is, is een verkeerde filosofie. Volgens mij komt dit niet overeen met de werkelijkheid. Als we dat zouden doen, zouden we voor de 55-plussers ook de automatische matching kunnen toepassen. We zouden hen dan zeer veel vacatures kunnen sturen. Dat zou ik zonde vinden.
We moeten afstappen van het gebruik van die 2,8 procent voor de werkzoekende 55-plussers. Het ging om het verkeerde moment. De kwalitatieve aanpak door de VDAB zorgt er net voor dat het niet om een goede meetgraad gaat. We kunnen hier zeker nog eens over discussiëren.
Mevrouw Claes, u hebt het over werkbaar werk gehad. Ik wil even verwijzen naar een van de vorige zittingen van deze commissie. Ik herinner me dat mevrouw Remen toen ook op dat punt is ingegaan. Het ging toen onder meer om de federale overheid en om maatregelen in verband met burn-outs en dergelijke. We hebben het toen vrij veel over werkbaar werk gehad.
Er zijn federale maatregelen. Er moeten plannen worden gemaakt. Met betrekking tot werkbaar werk heb ik het de vorige keer over de Europese gelden gehad. Er werken negentien sectoren aan werkbaar werk. We zijn toen vrij gedetailleerd ingegaan op alles wat te maken heeft met de sensibilisering, de juiste stoel, de loopbaancheques en dergelijke. Het is mogelijk dat u nu nog iets anders bedoelt.
We hebben daar oog voor. We doen het maximum. Ik ga ervan uit dat de werkgevers en de ondernemers steeds meer zullen beseffen dat ze binnen hun bedrijven een loopbaanbeleid moeten voeren. Het is voor hen belangrijk de mensen langer aan het werk te houden. Ze zullen hen immers nodig hebben. Elk talent is nodig.
Mijnheer Sintobin, volgens mij is er geen capaciteitsprobleem met betrekking tot de nieuwe instroom. Dit is in het Vlaams regeerakkoord opgenomen. We verhogen dit nu al tot 60 jaar. Dit is een groot verschil met de andere regio’s. Nu wordt voorgesteld om wie nieuw instroomt onmiddellijk te activeren.
We hadden de geleidelijke stijging tot 65 jaar voor nieuwe instromers al gepland. De capaciteit is hier al op ingesteld. Voor de stijging van 60 tot 65 jaar moeten we nieuwe stappen zetten. Gewoonlijk gaat het echter om relatief kleine aantallen. Volgens mij zal de capaciteit dan ook geen probleem vormen.
Wat de inspraak van de betrokkenen betreft, ben ik duidelijk geweest. Die mensen worden hier tijdens de gesprekken bij betrokken. Het is natuurlijk mogelijk dat het gevoel ontstaat dat iemand nergens op wil ingaan. In dat geval moet er wat druk worden uitgeoefend.
U hebt tevens een vraag over de sanctionering gesteld. Ik vind dat een belangrijk punt. Alvorens tot een sanctionering over te gaan, zal de VDAB met betrekking tot deze groep nooit een foto nemen, maar naar de film kijken. Ik zal even toelichten wat ik hiermee bedoel.
Als een werkloze 55-plusser zegt dat hij iets niet wil, zal de VDAB niet besluiten hem om die reden te sanctioneren. De VDAB kijkt naar de film. Er is een opleiding aangeboden en hij is daarop ingegaan. Hij is op een aantal vacatures ingegaan. Nu wil hij niet omdat hij zich hier niet goed bij voelt. Dat is geen probleem. Er is een film. De VDAB werkt mee aan een traject, wat aansluit bij de federale beslissingen. We hebben meer oog voor de totaliteit van het traject van de 55-plussers. Dat is in dit verband onze filosofie.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik verbind beide elementen aan elkaar, omdat ik ervan overtuigd ben dat ze verbonden zijn. Een veertiental dagen geleden hebben we op basis van het eventuele akkoord in verband met het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag een hele discussie gevoerd.
We hebben ons steeds op de betekenis van de aangepaste beschikbaarheid gefocust. Voor mij is het aangepast en beschikbaar werk voor de doelgroep hier een essentieel onderdeel van. Ik wil daar de nadruk op leggen. Ik heb dit in de discussie een veertiental dagen geleden enigszins gemist.
Minister, ik roep u op om hiermee rekening te houden. Uiteindelijk draait het hierom. Indien we hier geen rekening mee houden, zullen we die 55-plussers niet aan het werk krijgen of houden. Dat zullen we niet enkel bereiken door met de VDAB te werken. Dit moet ook aan de andere kant gebeuren. Ik merk evenwel dat u het hiermee volledig eens bent.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en in het bijzonder voor het tweede gedeelte van uw antwoord. Deze discussie heeft aangetoond dat deze vragen om uitleg hier wel degelijk op hun plaats zijn.
Ik ben eveneens tevreden met uw antwoord in verband met de inspraak van de individuele personen en de kwestie van de sanctionering. Het gaat om een film en niet om een foto. Ik heb de indruk dat vanuit bepaalde hoeken wordt gesuggereerd dat we een heksenjacht op 55- of 65-jarigen zouden organiseren. Dit blijkt niet het geval te zijn.
Ik wil hier geen discussie over cijfertjes voeren. De cijfers zijn belangrijk, maar dat verandert niets aan de fundamentele zaak. Het moet onze betrachting zijn zo veel mogelijk mensen, jong en oud, te activeren.
Ik dank iedereen voor alle positieve en negatieve feedback over de ontvankelijkheidsverklaringen van vragen om uitleg. Ik stel voor dergelijke feedback voortaan tijdens de regeling der werkzaamheden naar voren te brengen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.