Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, het Vlaams regeerakkoord geeft aan dat de publieke opdracht van de VRT zal worden geëvalueerd door een benchmarking. Ik citeer: “Alvorens een nieuwe beheersovereenkomst te sluiten zullen we met een benchmarking de publieke opdracht van de VRT in het gewijzigde medialandschap evalueren.” U concretiseert dat nog verder in de beleidsnota Media die we hier hebben besproken.
Sinds het najaar van 2014 weten we dat u al in 2016 wilt starten met een nieuwe beheersovereenkomst voor de VRT, enerzijds omdat het budgettaire kader voor de openbare omroep ingrijpend verandert, en anderzijds omdat u het hoe dan ook goed vindt om sneller aan een nieuw toekomstproject voor de VRT te beginnen. Dat ligt ook helemaal in de lijn van de visie van de N-VA. Wij hebben daar absoluut geen problemen mee. Binnenkort worden de parlementaire werkzaamheden in functie van die nieuwe beheersovereenkomst opgestart.
Ook de VRT is intussen voorzichtig bezig aan een ontwerp van beheersovereenkomst dat er eind juni 2015 zou moeten zijn. Ook de procedure voor de publieksbevraging over de VRT die decretaal moet worden uitgevoerd door de Strategische Adviesraad voor Cultuur Jeugd, Sport en Media (SARC), werd al opgestart.
Over de in het regeerakkoord vermelde benchmarking van de publieke opdracht van de VRT vernamen we niets meer tenzij ik iets gemist heb. De benchmarking wordt ook niet weergegeven in de indicatieve tijdstabel met betrekking tot de beheersovereenkomst die u tijdens de begrotingsbesprekingen hebt voorgelegd. Wanneer het parlement zijn werkzaamheden op een nuttige manier wil uitvoeren ter voorbereiding van de beheersovereenkomst, lijkt het me toch wel nuttig dat de resultaten van de benchmarking er zijn en dat we daar rekening mee kunnen houden bij de voorbereiding.
Minister, werd de benchmarkopdracht opgestart zoals vermeld staat in het regeerakkoord? Zo ja, wanneer werd de onderzoeksopdracht gegeven? Wie voert de opdracht uit en hoeveel bedraagt de kostprijs daarvan?
Wat is de concrete finaliteit van de onderzoeksopdracht? Worden naast bedrijfseconomische en operationele aspecten ook inhoudelijke aspecten onderzocht en geanalyseerd? Ik zou graag toelichting krijgen bij die onderzoeksopzet.
Zal de opdracht tijdig afgewerkt zijn zodat het parlement kennis kan nemen van de resultaten en bevindingen tijdens de voorbereiding van de nieuwe beheersovereenkomst voor de VRT?
Minister Gatz heeft het woord.
De benchmarkoefening werd wel degelijk opgestart. Het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM) schreef met een brief van 19 december 2014 twaalf onderzoeksinstellingen aan met de vraag om uiterlijk op vrijdag 23 januari 2015 om 13 uur een offerte in te dienen. Het departement ontving één offerte, namelijk namens iMinds/VUB die voorstelde samen met de KU Leuven en de Universiteit Antwerpen de opdracht uit te voeren. Het departement CJSM onderzocht de offerte, stelde een gunningsverslag en een gunningsbeslissing op en de opdracht werd dan ook aan iMinds/VUB en partners toegekend.
De kostprijs voor de opdracht bedraagt 79.001 euro exclusief btw en 95.591,21 euro inclusief btw. De opdracht werd ondertussen opgestart. Sinds midden februari zijn de onderzoekers aan de slag.
De finaliteit van de onderzoeksopdracht lag vervat in de offerteaanvraag. De opdracht, zoals die beschreven stond in de offerte-aanvraag, luidde: “De opdracht omvat enerzijds een benchmarkoefening, anderzijds een studie van bepaalde thema’s rond media.”
De benchmarkstudie van de openbare omroep gebeurt in vergelijking met minstens zeven vergelijkbare openbare omroepen in andere landen van de Europese Unie. In die zeven landen zitten minstens het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Nederland. De overige vier landen worden voorgesteld door de opdrachtnemer op basis van vergelijkbaarheid met de Vlaamse openbare omroep en op basis van de volgende criteria: de vergelijkbaarheid in grootte van de openbare omroep in personeelsaantal en dotatie ten opzichte van het land, de vergelijkbaarheid in aard van het medialandschap, meer bepaald positie en marktaandeel van de openbare omroep, en de distributiemarkt van de openbare omroep.
De vaststelling van de uiteindelijk te benchmarken landen zal gebeuren tijdens de onderhandelingsfase.
De inhoud van de benchmarkoefening omvat een aantal elementen. Zo moet er een algemene beschrijving in de benchmark staan van de openbare omroepen over omzet, marktaandeel, personeel, aantal uren gemaakte televisie en radio per zender/net en over het aanbod met aandacht voor lineair, niet-lineair, over-the-top-applicaties, al dan niet betalend aanbod enzovoort.
De definitie en omschrijving van de specifieke opdracht van de openbare omroep, de zogenaamde public service remit, moet eveneens aan bod komen. De kwantitatieve en kwalitatieve verplichtingen van de openbare omroep inzake cultuur, pluriformiteit, kwaliteit, doelgroepenbereik – in ons geval jongeren en nieuwe Vlamingen – en toegankelijkheid voor doven, slechthorenden, blinden en slechtzienden maken eveneens deel uit van de benchmark.
De verschillende aandelen van soorten programma’s zoals nieuws, sport, ontspanning, kinder- en jeugdprogramma’s in vergelijking met de totale programmatie moeten in de benchmark aan bod komen, evenals de mate waarin de openbare omroep gebruik kan en mag maken van commerciële communicatie zoals productplaatsing, sponsoring, reclame of andere vormen en het volume van die vormen van commerciële communicatie.
De mate waarin de openbare omroep gebruik kan en mag maken van andere vormen van inkomsten, andere dan de dotatie van de overheid, die gebonden zijn aan de exploitatie van hun programma’s, komt ook aan bod in de benchmarking. Het gaat dan over bijvoorbeeld inkomsten uit afgeleide producten zoals boeken, dvd’s en afgeleide producten, inkomsten uit distributie van programma’s in eigen beheer, inkomsten uit distributie door derden, andere vormen van ‘line extension’-inkomsten, enzovoort.
Ook de manier waarop pluralisme, neutraliteit, objectiviteit en diversiteit worden gegarandeerd, verzorgd en opgelegd doorheen de programmatie van de omroep maakt integraal deel uit van de benchmark evenals de specifieke opdracht en profilering van netten of kanalen voor doelgroepen waaronder senioren, jongeren en kinderen, zowel op het gebied van radio als televisie.
Dit was de afbakening van de benchmarkopdracht. Daarnaast zijn er een aantal thematische studieonderdelen die ook aan de opdrachtnemer worden opgelegd, met name over het Vlaamse medialandschap en de bedrijfseconomische situatie in het Vlaamse medialandschap. Ik neem aan dat men daar zeker de analyses van de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) zal benchmarken, maar misschien komen er nog een aantal bijkomende inzichten of voorstellen naar boven.
Een ander thematisch studieonderdeel is het in kaart brengen van de nationale en internationale technologische evoluties in vergelijking met andere landen. De ingestuurde offerte beantwoordt aan bovenvermelde gestelde vragen. Ik zal enkele elementen uit de offerte toelichten.
Er worden momenteel tien namen van landen genoemd. Dat aantal zal mogelijk tot zeven worden herleid. Op dit moment zitten Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Nederland er sowieso in. De overige landen die worden genoemd in de offerte, zijn Denemarken, Ierland, Oostenrijk, Wallonië, Zweden, Zwitserland en Noorwegen.
Het onderzoek wordt verdeeld in drie werkpakketten. Het eerste werkpakket omvat de benchmarkoefening zelf. Daarbij wordt conform de onderzoeksdimensies over content, citizens-consumers-audiences, crossmedia, corporate, cost een onderverdeling gemaakt tussen vijf deeltaken. Het is duidelijk dat het zwaarste gewicht wat betreft onderzoeksinspanning zich in dit werkpakket bevindt.
Het tweede werkpakket omvat de thematische analyse van de bedrijfseconomische situatie van het Vlaamse medialandschap.
Het derde werkpakket ten slotte omvat de analyse van de technologische evoluties die van belang zijn in de mediasector.
Vijf indicatoren zullen de benchmark vorm en inhoud geven.
Het zal ten eerste over ‘content’ gaan: indicatoren met betrekking tot de uitvoering van de opdracht in genres en aanbod, het aantal kanalen voor radio en televisie, de distributieplatformen, enzovoort. Verder is er ook de culturele en informatieve opdracht, en ook de uitwerking van de kernwaarden van publieke omroepen zoals kwaliteit en innovatie. Hierbij hebben we uiteraard ook specifieke aandacht voor de pluriformiteit van het aanbod.
De tweede indicator is ‘citizens, consumers and audiences’, waarbij het gaat over markt, waardering, kijk- en bereikcijfers, met specifieke aandacht voor voorzieningen voor doelgroepen en minderheden.
‘Crossmedia’ betreft indicatoren met betrekking tot de uitvoering van de multi- en crossmediale opdracht, met specifieke aandacht voor het aantal participatieve formats, multimediale merken, online distributiekanalen, regels over multimediale opdracht en cijfers over het gebruik en de financiering hiervan. Uitgaande van de beleidsnota Media, die wijst op het belang van multimedialiteit, wordt aan dit aspect uitvoerig aandacht besteed.
Een volgende indicator is het ‘corporate’-gegeven: indicatoren die betrekking hebben op de organisatorische en regulerende aspecten, de verantwoording, monitoring, het organisatiemodel, de mate van samenwerking, enzovoort.
De laatste indicator is ‘cost’: indicatoren met betrekking tot de financiering van de publieke omroep en het aanbod, en de verdeling tussen publieke en commerciële inkomsten.
De opdracht is dus vrij ruim en bevat zowel, conform uw vraag, bedrijfseconomische en operationele aspecten, alsook inhoudelijke aspecten.
Ik ben het ermee eens dat de studie op een relevante manier moet kunnen worden ingebracht in het debat dat we de komende maanden zullen voeren. De timing voor de opdracht is zodanig opgesteld dat de studie zelf klaar zou moeten zijn tegen midden mei 2015. Dat komt tegemoet aan de indicatieve timing die ik met u deelde in december, en die herhaald werd in de timingtabel voor de globale werkzaamheden van deze commissie, vanuit mijn oogpunt tenminste, die u kort geleden werd overgemaakt.
In de offerte werd ook bepaald dat na de oplevering van de studie de opdrachtnemer de resultaten van de studie moet toelichten, waarbij expliciet verwezen werd naar een voorstelling van de resultaten aan de commissie Media van het Vlaams Parlement. Voorzitter, wij hebben ons deze vrijheid veroorloofd, maar ik denk dat u dit absoluut niet zal bestrijden. Met deze commissie zal ik dus, zodra de studie klaar is, een datum moeten afspreken voor de toelichting van de resultaten van de studie.
Wij hebben daar al op geanticipeerd door af te spreken dat we een planning zullen maken voor dat soort hoorzitting.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer volledige antwoord. Op een bepaald moment zag ik bijna door het bos de bomen niet meer. Ik kreeg, net als, denk ik toch, een aantal andere parlementsleden, enquêtes om in te vullen, hoe wij dat zien en evalueren en hoe wij de beheersovereenkomst bekijken. Anderzijds spraken de heer Van den Brande en de heer Hellemans tijdens de nieuwjaarstoespraak op de VRT over een extern academisch onderzoek dat zij zullen laten uitvoeren. Zo zeiden zij het toch: “Vandaar ook dat we, naar analogie van de BBC” – het moet zijn ‘met’ de BBC maar hier staat ‘van’ – “een extern academisch onderzoek laten uitvoeren, dat tegen de zomer bekendgemaakt wordt.” Is dat dan nog iets anders? Minister, op een bepaald ogenblik dacht ik toch het eens aan u te vragen hoe die dingen zich tot elkaar verhouden. Wie doet wat en in opdracht van wie? Uw antwoord is verhelderend en ook voor ons belangrijk.
Wat wij vooral in het oog moeten houden, is de benchmarking waar ook het regeerakkoord over spreekt. Wat er nog allemaal rond hangt, het weze zo. Maar ik ben nu toch gerustgesteld: met betrekking tot die benchmark hebben we afspraken met elkaar. Dat is nu bezig, en als ik u hoor over de timing heb ik de indruk dat dat goed loopt.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik heb één materiële fout gemaakt in het antwoord. Ik liet een spanningsveld tussen zeven of tien te benchmarken regio’s of landen. Finaal zullen het er toch tien zijn. Dat is ook beter.
Er zijn inderdaad twee parallelle onderzoeken aan de gang: de stakeholdersbevraging waarvan u gewag maakte, en de benchmarkstudie, die ik net zo uitvoerig mogelijk heb toegelicht. Het mogelijke derde onderzoek, waarover wij navraag zullen doen bij de VRT, zou kunnen gaan over een lopend onderzoek over de neutraliteit en objectiviteit van de verslaggeving. We zullen dat navragen, we zijn niet zeker. De eerste twee onderzoeken zijn er in functie van de onderhandeling van de beheersovereenkomst en komen hier uitgebreid aan bod. Wat het derde betreft: men doet soms onderzoeken zonder concrete aanleiding, wat zeker niet slecht is. Mocht onze inschatting juist zijn, dan zal daarover ook wel een interessant debat volgen. Dat kan ik mij best voorstellen.
Mijnheer Vandaele, ik ben ook geïnterviewd over dat laatste onderzoek, over objectiviteit en neutraliteit. En nog andere collega’s ook, denk ik. Maar er zijn zodanig veel onderzoeken vanuit alle soorten bronnen, dat ik soms het bos en de bomen niet meer kan onderscheiden.
Dat was ook de aanleiding voor mijn vraag. We moeten niet op alle slakken zout leggen. Maar wij hebben afgesproken dat de benchmark door de regering zou worden geïnitieerd. Dat is beter, want dan kunnen jullie ook de richting aangeven. Als de VRT dat doet, of externen of academici uit eigen beweging, dan is dat iets anders. Hier initieert de regering zelf en kan zij bijgevolg ook zelf de krijtlijnen aangeven. Het was inderdaad de bedoeling van mijn vraag om te weten te komen hoe het daarmee zit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.