Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, we spreken al maanden over hoe we de koopkracht van de burger kunnen versterken. Een van de manieren is de vrije markt zo goed mogelijk te doen werken – dat zal u als liberaal niet verbazen – zodat mensen nooit meer betalen voor een dienst dan nodig en geen enkele onderneming de kans krijgt om zomaar winsten te maken in een markt die onvoldoende competitief is. Dat is een manier om ervoor te zorgen dat de economie goed draait en de koopkracht van de burgers gevrijwaard wordt.
Enkele weken geleden verscheen er een verslag van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT) over de prijzen van telecommunicatie en onder andere breedband in België en Vlaanderen. Het verslag van het BIPT is bij momenten een ‘compromis à la belge’. Iedereen kan er de argumenten voor zijn stelling in terugvinden. Als je het op de ene manier bekijkt, zijn de prijzen niet te hoog, op de andere manier zijn ze wel te hoog.
Daarom heb ik er de Europese statistieken bij genomen. Daaruit blijkt zeer duidelijk: in vergelijking met de omliggende landen zijn we de duurste. Dat is de enige invalshoek, wat mij betreft. Ik ben nagegaan wat Vlaanderen daaraan kan doen, om de koopkracht van de burgers te versterken.
Het BIPT gaf, niet in het verslag maar wel tijdens de persconferentie, zelf een voorzet. Hoe komt het dat er op de markt van het breedbandinternet in Vlaanderen weinig tot geen nieuwkomers zijn? Ook daarover bestaan Europese studies. In hetzelfde Europese verslag zie je duidelijk dat België de minste nieuwe intredes heeft op een bestaand netwerk van, zeg maar, het Europa van de vijftien. Het heeft geen zin om ons met de andere landen te vergelijken.
Het BIPT stelt dat de prijs die een distributeur voor content moet betalen, dezelfde vergoeding is voor iedereen, of je nu veel of weinig klanten hebt. Dat beschouwt het BIPT als een van de drempels die verhinderen dat nieuwe operatoren op de markt van de breedband geraken. Het is een te hoge financiële drempel. Er wordt voorgesteld, om niet te raken aan de diversiteit van het culturele aanbod – wat natuurlijk ook niet de bedoeling is van mijn vraag – om bijvoorbeeld de vergoeding te laten afhangen van het aantal klanten dat een operator heeft.
Ik heb vernomen dat dat aspect nog federale materie is, maar er zijn ook Vlaamse elementen. Die zijn nog in volle ontwikkeling. In het Mediadecreet is er sprake van de vergoeding die consumenten rechtstreeks aan de distributeur betalen voor het tv-aanbod. De regelgeving is federaal, maar de prijsbepaling is Vlaams. Het Mediadecreet bepaalt dat de Vlaamse regulator, als die meent dat het nodig is, een aantal maatregelen kan nemen, zoals prijsplafonds en dergelijke. Het staat de regulator ook vrij om toezicht te houden op de manier waarop de kostenberekening gebeurt. De regulator publiceert daarover ook regelmatig.
Ik zou het debat willen openen over hoe we ervoor kunnen zorgen dat de prijs die de consument betaalt voor breedband in Vlaanderen op een correcte manier wordt gezet en dat de goede werking van die markt wordt verzekerd.
Minister, heeft de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) al gebruikgemaakt van het artikel 192 uit het decreet, om een marktanalyse te maken met betrekking tot de prijzen die de consumenten in Vlaanderen moeten betalen voor de televisiedistributie? Is dat al gebeurd? Wat is uw mening daarover? Wat zijn de resultaten en de acties?
Ik heb begrepen dat er over dit thema een gesprek is geweest in deze commissie een tweetal maanden geleden, maar ik ben geen lid van deze commissie. Excuseer me als bepaalde zaken terugkomen. Ik heb gelezen dat u tijdens die discussies hebt gezegd dat u een advies zou vragen over een aanpassing aan het wettelijk kader voor de prijsregulering, naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van 7 november 2013. Wat is daarvan gekomen?
Op vragen van mevrouw Brouwers hebt u geantwoord dat u met betrekking tot die prijzen contact zou opnemen met uw federale collega’s, in het bijzonder met uw liberale partijgenoot minister De Croo, bevoegd voor telecom. Hebben die gesprekken al plaatsgevonden? Zo ja, wat is ervan gekomen?
Minister, hoe schat u de piste in die het BIPT opent, om te gaan naar een variabele vergoeding voor contentproviders, naargelang een operator meer of minder klanten heeft? De inkomsten voor de contentproviders zouden minstens dezelfde blijven, maar de drempel voor nieuwe intreders wordt weggewerkt. Dat zou de marktwerking kunnen verbeteren en de prijzen voor breedband, die in Vlaanderen hoger zijn dan in de ons omringende landen, kunnen drukken. Daardoor kunnen we de burgers opnieuw wat koopkracht geven. In het verleden is dat, niet zo lang geleden, zeer goed gelukt in de mobilofonie, waar de prijs met bijna een kwart is gedaald.
Ik heb toen zelf een wetsvoorstel ingediend om de opzegvergoedingen af te schaffen. Wat betreft de elektriciteit of de energie is toen eenzelfde inspanning gebeurd om de markt beter te doen werken, die zelfs effect had op de korte termijn. Op één à twee jaar waren de prijzen met dik 20 procent gedaald. Ik denk dat het ook echt nodig is dat we goed kijken hoe we de markt optimaal kunnen laten werken als het gaat om de prijzen voor breedband – voor veel gezinnen gaat het immers al snel over 70 euro per maand – zodat we niet langer de duurste in de ons omringende landen hoeven te zijn.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, collega’s, we weten dat sinds de zesde staatshervorming de gemeenschappen bevoegd zijn voor het prijsbeleid inzake teledistributie. Bij beslissing van de Vlaamse Regering van 20 juni 2014 is die bevoegdheid doorgegeven aan het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Die bevoegdheidsoverdracht moet nog omgezet worden in Vlaamse regelgeving. Er zal een instantie aangeduid moeten worden die ermee belast wordt de taak van die prijsregulering inzake teledistributie op zich te nemen. Zolang we zelf geen nieuwe regels aannemen blijft dus de federale regelgeving van kracht, zoals collega Van Rompuy al zei.
In het rapport mediaconcentratie gaf de VRM aan dat die bevoegdheid bij hen kan komen te liggen. Minister, ik heb maar één vraag: is er enige evolutie in dit dossier? Is er al duidelijkheid over welke instantie daarmee belast zal worden?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, eigenlijk heb ik precies dezelfde vraag. Van bij de uitvoering van de zesde staatshervorming heeft de VRM zelf ook aangegeven dat hij denkt de nodige capaciteiten en expertise in huis te hebben om de taak van de prijsbepaling op zich te kunnen nemen. Ik welke mate onderzoekt u momenteel de piste om de VRM hiervoor bevoegd te maken? Welke flankerende maatregelen zult u in dat verband nemen voor de verdere ondersteuning van de VRM? De VRM zou dan toch geëquipeerd moeten worden voor dit nieuwe extra takenpakket.
Minister Gatz heeft het woord.
Collega Van Rompuy, vooraleer ik inga op uw concrete vragen, wil ik de verschillende elementen uit uw vraag wat uit elkaar halen, omdat het ene te maken heeft met federale bevoegdheid en het andere met Vlaamse bevoegdheid en deze zaken soms ook door elkaar lopen.
Er zijn ten eerste de prijzen tussen omroepen en dienstenverdelers, ten tweede de prijzen tussen dienstenverdelers en eindgebruikers en ten derde de kwaliteit van de aangeboden dienst en van de doorgegeven omroepsignalen.
Ten eerste is er de problematiek van de prijzen die gelden tussen de omroepen en de dienstenverdelers als vergoeding voor de doorgifte van het omroepsignaal. Deze prijsafspraken vallen onder het algemeen handelsrecht en dus onder bevoegdheid van de minister van economische zaken, zoals u ook aangeeft. De Belgische Mededingingsautoriteit voert, naar ik verneem, momenteel een onderzoek naar deze prijzen om na te gaan of hier geen sprake is van oneerlijke marktpraktijken. Hier kan ik dus niet in tussenbeide komen. Dit moet duidelijk onderscheiden worden van een tweede aspect van uw vraag, namelijk de vraag naar de regulering van de prijzen die aan eindgebruikers worden aangerekend door de dienstenverdelers. Hoewel het ene misschien in zekere mate een invloed kan hebben op het andere, is het van belang deze juridisch toch te scheiden.
Op basis van de zesde staatshervorming werd eind 2013 beslist dat de vroegere controle over de prijzen van de teledistributie, die vroeger gebeurde door de zogenaamde prijzencommissie, met ingang van 1 juli 2014 overgeheveld zou worden aan de gemeenschappen en de gewesten. Bij die overheveling is men tot de vaststelling gekomen dat deze overdracht niet kon gebeuren naar een soort van prijzencommissie op Vlaams niveau naar analogie van wat federaal gebeurde, maar dat dit een bevoegdheid wordt van de Vlaamse Regulator voor de Media. Ten gevolge van het arrest van het Hof van Justitie van 7 november 2013 in de zaak UPC Nederland tegen Gemeente Hilversum bleek dat deze overheveling, die erin zou bestaan dat een gelijkaardig Vlaams systeem wordt opgezet zoals het bestond op het federaal niveau, niet toegelaten was, maar dat de prijzencontrole de facto bij de VRM moest terechtkomen in het kader van sectorspecifieke maatregelen die aan bepaalde dominante spelers kunnen worden opgelegd en dit indien alle andere genomen maatregelen niet afdoende blijken te zijn om eerlijke concurrentie op de markt te bewerkstelligen.
Dat betekent dat de Vlaamse Regulator voor de Media dus mogelijk in het kader van marktanalyses en maatregelen in laatste instantie ook bepaalde prijzen kan gaan bepalen. Het verschil met de federale commissie die een prijs kon aanpassen, is dat het Europees Hof een bijkomende drempel of tussenstuk heeft toegevoegd, waardoor eerst een marktanalyse dient te worden uitgevoerd. Ik kom daar verder in mijn antwoord nog op terug.
Ten derde is er de prijs-kwaliteitverhouding van het aanbod van dienstenverdelers en de insteek van collega Brouwers tijdens de bespreking van de beleidsnota. Als we het daarover hebben, dan moeten we zelfs nog een onderscheid maken in twee subscenario’s.
Wanneer we het hebben over de dienst die een dienstenverdeler aanbiedt aan een consument en de modaliteiten van deze dienst, bijvoorbeeld het aantal zenders of het verhelpen van storingen of de kwaliteit van de dienst, dan is dat niet een Vlaamse, maar een federale bevoegdheid, omdat dit gaat over consumentenzaken en consumentenbescherming. Op federaal niveau werd daartoe de wet van 15 mei 2007 betreffende de bescherming van consumenten inzake omroeptransmissie- en omroepdistributiediensten ingevoerd. Daarin is onder meer kwaliteit van de diensten als parameter opgenomen, die kan worden gebruikt in de contractuele bepalingen en algemene voorwaarden wanneer een eindgebruiker een dienst afsluit met, in dit geval, een dienstenverdeler van omroepdiensten. Indien hierover een geschil ontstaat tussen dienstenverdeler en consument, kan men in een bepaald stadium bijvoorbeeld naar de federale ombudsdienst stappen, die kan bemiddelen of een oordeel vellen.
Hebben we het over de kwaliteit van de doorgifte van een omroepsignaal van een omroep door een dienstenverdeler, dan is dat weer een Vlaamse aangelegenheid, omdat dit de doorgiftemodaliteiten van omroepsignalen betreft. Hier vallen we dan weer terug op het Mediadecreet, dat in artikel 191 stelt dat de VRM minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten kan opleggen aan de aanbieders van elektronische communicatienetwerken. Let wel, als de regulator een van de net vernoemde maatregelen neemt, zij het met betrekking tot de kwaliteit van de netwerken, zij het met betrekking tot de prijsbepaling voor eindgebruikers, dan moet hij die maatregelen nemen in samenwerking met de andere regulatoren van dit land, en dit op basis van het samenwerkingsakkoord dat op 17 november 2006 werd gesloten tussen de federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap betreffende het wederzijds consulteren bij het opstellen van regelgeving inzake elektronische communicatienetwerken, het uitwisselen van informatie en de uitoefening van de bevoegdheden met betrekking tot elektronische communicatienetwerken door de regulerende instanties bevoegd voor telecommunicatie of radio-omroep en televisie.
Op het gebied van de regeling van de prijzen die aan eindgebruikers worden gevraagd, is de situatie de volgende. Artikel 192, ten derde, paragraaf 2, van het Mediadecreet geeft de VRM de mogelijkheid om – zoals ik al zei, ná marktanalyse – maatregelen op te leggen op de eindgebruikersmarkt en vormt een omzetting van het Europese regelgevende kader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten, meer bepaald van artikel 14, punt 3, van de kaderrichtlijn, dat op zijn beurt dan weer verwijst naar specifieke maatregelen die kunnen worden genomen op eindgebruikersmarkten conform artikel 17 van de Universele Dienstenrichtlijn.
Tot zover de inleiding. Het leek me toch nuttig om te proberen dit kluwen zo cartesiaans mogelijk uit te leggen. Ik weet niet of ik daarin ben geslaagd. Nu kom ik tot uw vragen. Tot dusver heeft de VRM nog geen gebruik gemaakt van artikel 192, ten derde, paragraaf 2, van het Mediadecreet. Dit artikel werd nog niet toegepast omdat het Europese regelgevende kader het principe hanteert dat nationale regelgevende instanties, zoals de VRM, enkel maatregelen op de eindgebruikersmarkt kunnen opleggen als groothandelsmaatregelen niet volstaan.
De VRM heeft in 2011 een analyse van de markt voor televisieomroepen uitgevoerd. Dit heeft geleid tot een beslissing van de Conferentie van Regulatoren voor de elektronische Communicatiesector (CRC), het federale overlegorgaan waarin alle regulatoren aanwezig zijn, die de kabelnetwerkoperatoren verplicht toegang te verlenen tot hun netwerk. Het betreft een groothandelsverplichting overeenkomstig artikel 192 van het Mediadecreet. Er werden geen maatregelen op de eindgebruikersmarkt opgelegd. De CRC, waarvan de VRM dus deel uitmaakt, heeft overeenkomstig de Europese principes bij deze marktanalyse van 2011 beslist dat de doelstellingen van het regelgevend kader, namelijk het waarborgen van daadwerkelijke mededinging en het openbaar belang, via die groothandelsmaatregelen konden worden verwezenlijkt.
Het resultaat van deze marktanalyse is dat Mobistar daadwerkelijk toegang heeft gevraagd tot het kabelnetwerk van Telenet. Zoals u wellicht ook weet, heeft het dat echter nog niet gekregen en is het nog aan het onderhandelen. Dat zou dus ook niet te lang op zich mogen laten wachten. Anders worden alle stappen in het proces wel gezet volgens het mechanisme dat ik hier heb beschreven, maar als ze op het terrein niet tot bepaalde resultaten leiden, dan blijven uw vragen natuurlijk meer dan pertinent.
De prijs-kwaliteitverhouding van het aanbod van dienstenverdelers valt inderdaad voor een deel onder de bevoegdheid van de federale overheid, dit op basis van de wet van 15 mei 2007 betreffende de consumentenbescherming in deze materie, die ik al aanhaalde. Tijdens de bespreking van de beleidsnota heb ik gezegd dat we in overleg met de federale ministers Peeters en De Croo kunnen nagaan hoe we de toegang en het gebruikersgemak kunnen verbeteren. U zult hebben begrepen waarom ik hen allebei moet zien: het gaat over de digitale agenda, maar ook over de consumentenbescherming en het algemeen handelsrecht. Die gesprekken zijn nog niet opgestart. Ik beschouw uw vraag dan ook als een aanmoediging daartoe, maar u zult zien dat er ook nog een samenhang is met mijn laatste antwoord.
Naar ik vernomen heb, doet de Raad voor de Mededinging momenteel immers een onderzoek naar de verhoudingen tussen de dienstenverdelers en de omroepen en de contractuele rechtsverhoudingen. Op de resultaten van dat onderzoek wil ik niet vooruitlopen.
Uw vragen zijn dus pertinent. Ik denk dat ik wel degelijk een antwoord heb gegeven op een aantal vragen. De VRM kan dit dus doen, maar dit is minder soepel dan het federale mechanisme vroeger. Er moet een marktanalyse worden gedaan. Er is een marktanalyse gebeurd in 2011. Er kan een nieuwe gebeuren. Dat kan altijd worden bekeken. De VRM beslist daar autonoom over. Ik denk echter dat we het onderzoek dat bij de Raad voor de Mededinging loopt, nog even moeten of kunnen afwachten. Dat behelst misschien niet meteen de details van uw vraag, maar toch wel het bredere kader. Ondertussen moet via contacten tussen de drie kabinetten – ik neem aan dat mijn Franstalige collega van Media daar ook wel in geïnteresseerd zal zijn – worden nagegaan of en waar er marktverstorende mechanismen zouden zijn. Ik zeg dat zeer neutraal. Ik kan niet zomaar zeggen of dat zo is. Alleszins is uw bekommernis ook de mijne: hoe kan er finaal een correcte prijs-kwaliteitverhouding zijn voor de eindgebruiker? Ik spreek me nu dus niet uit over de vraag of dat vandaag al dan niet het geval is. Ik heb uw terechte vergelijking, die ik niet kan weerleggen, met de ons omringende Europese landen gehoord. De diverse stappen van het mechanisme zijn in werking getreden of zijn in werking aan het treden, en de contacten zullen eerstdaags worden gelegd.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Voor mij was het in ieder geval nuttig dat u het kader even scherp hebt gesteld. Ik begrijp dat er een aantal elementen zijn die u voorlopig liever afwacht. Er zijn verschillende elementen.
Er is het onderzoek van de Raad voor de Mededinging naar echte marktverstoring. Dat is nog een stap verder dan een markt die niet echt optimaal functioneert. En dan is er de aan de gang zijnde poging, ik denk van Mobistar, om op een acceptabele manier toegang te krijgen tot het netwerk. Ik geloof dat Base het al heeft geprobeerd en daarin mislukt is. Base heeft het opgegeven. Mobistar doet nu een nieuwe poging. Maar we kunnen daar niet eindeloos op blijven wachten. Als er signalen komen dat dat niet vlot loopt, moeten we de druk opdrijven en kijken waar het schoentje knelt.
Ik zal deze materie dus blijven opvolgen. Het gaat in vele gevallen toch over aanzienlijke budgetten die de gezinnen elke maand spenderen aan telecom. Ik heb het over telecom en niet enkel over breedband omdat het steeds meer in bundels en pakketten wordt verkocht. Dit is een materie die we deze legislatuur tot een goed einde zouden moeten kunnen brengen. Er zullen in de breedbandmarkt meer spelers komen. Dat zal zonder enige twijfel een opvallend gunstig effect hebben op de prijzen die de consument betaalt. In Europa is de prijs gemiddeld gedaald. Ik heb niet de indruk dat dat in Vlaanderen het geval is.
Ik begrijp dat er een aantal elementen zijn die maken dat u nu nog even wilt temporiseren. Ik begrijp ook dat u van goede wil bent om dit dossier ter hand te nemen. Maar het is mijn politieke wil om het niet te laten zoals het is als het in de komende weken en maanden niet vooruit begint te gaan. Als een speler als Base, die er toch alles, bijna in termen van overleving, bij te winnen heeft om op het breedbandnet te geraken en daar niet in slaagt en het opgeeft, dan vind ik dat een teken aan de wand. Met Mobistar moet het lukken. Binnen het Europa van de vijftien kan die situatie niet blijven wat zij is. Ik heb het over het Europa van de vijftien omdat we ons niet willen vergelijken met de andere landen, die geen nieuwe spelers hebben op hun bestaande netwerk.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, dank u voor uw omstandige antwoord. Dit is een heel belangrijke materie, waarin de VRM een heel belangrijke rol kan spelen. Dit extra takenpakket is voor mij ook de aanleiding om eens in het algemeen de werking van de VRM te bekijken in functie van alle nieuwe taken en de ontwikkeling van het medialandschap, die maakt dat het toezicht op alles wat er beweegt – telecom, kabel, enzovoort – steeds meer nodig is. Kijk maar naar de beslissing die de Europese Commissie deze week heeft genomen met betrekking tot Telenet. De overname van VIER en VIJF is een goede zaak voor VIER en VIJF, maar betekent toch ook dat we heel nauw toezicht zullen moeten blijven houden. De VRM is een heel belangrijke speler in dat geheel van taken. Wij moeten kunnen starten met een denkoefening over hoe we de VRM kunnen uitbouwen en versterken.
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Van Rompuy, ik dank u voor het feit dat u ervan uitgaat dat ik goede bedoelingen heb. Ik kan dat bevestigen. Laat ons in juridische termen stellen dat het een weerlegbaar vermoeden is.
Het klopt dat Base pogingen ondernomen heeft, maar dat was dan bij Proximus. De vraag van Mobistar is nu bij Telenet aan de gang. Dat doet niets af aan de onderliggende waarde van uw vraag. We zien dat bepaalde dingen in theorie mogelijk worden gemaakt maar zich niet in de praktijk realiseren. We moeten ons daar ernstige vragen bij stellen. Dat kan ook deel uitmaken van het overleg tussen de gemeenschappen en de federale overheid, gekoppeld aan het onderzoek van de Raad voor de Mededinging, waarop ik absoluut niet kan of wil vooruitlopen.
Ik geef nog een feitelijk element dat interessant kan zijn. Aangezien het gebruikelijk is dat de marktanalyses van de regulatoren zich om de drie jaar herhalen, is het wellicht aanneembaar dat de VRM de voorbereiding voor de nieuwe marktanalyse aan het opstarten is. Zoals u weet, nemen zij deze beslissingen autonoom. Dat maakt dat we daar toch ook weer nieuwe elementen tegemoetzien die een dieptezicht in deze problematiek nog zullen verscherpen.
Ik ben het met u eens dat deze zaak daarmee niet afgelopen is en dat eindeloos geduld nooit goed is, zeker ook niet in deze zaak.
De vraag om uitleg is afgehandeld.