Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het Steunpunt Taalwetwijzer heeft de volgende taken: informatie over taalwetgeving ontsluiten en verspreiden naar burgers, ondernemingen, overheden en andere organisaties, vragen en klachten over taalgebruik opnemen en doorverwijzen. Indien men op dit ogenblik een vraag stelt aan het Steunpunt Taalwetwijzer, krijgt men echter het volgende antwoord: “Het Steunpunt Taalwetwijzer is onbemand van 24 december 2014 tot 20 mei 2015. Uw vraag zal gedurende deze periode dan ook onbeantwoord blijven. Mijn excuses voor dit ongemak. U kunt met eenvoudige vragen terecht bij de Vlaamse Infolijn.” Dit zorgt uiteraard voor een duidelijk probleem met betrekking tot de continuïteit van de dienstverlening.
Uw voorganger Pascal Smet zei in een antwoord op een schriftelijke vraag van Paul Delva in september 2013: “Indien deze ambtenaar om een of andere reden niet meer beschikbaar is, stelt er zich sowieso een probleem met betrekking tot de continuïteit van de dienstverlening en de bereikbaarheid van de Taalwetwijzer. De dagdagelijkse opvolging ervan kan niet worden ondervangen door de andere personeelsleden van het team Coördinatie Brussel omdat daarvoor specifieke kennis vereist is.”
Het is niet de eerste keer dat het steunpunt onbemand is. Dat gaf u ook aan in een antwoord op een schriftelijke vraag van collega Karl Vanlouwe in oktober 2014: “Zoals reeds werd aangehaald, heeft het Steunpunt Taalwetwijzer sinds zijn oprichting al verschillende periodes van onbeschikbaarheid gekend ten gevolge van personeelswissels. Tijdens deze periodes treedt er wel een systeem van parallelle dienstverlening in werking waarbij andere entiteiten ingeschakeld worden om de vraagstellers, waar mogelijk, de nodige informatie te bezorgen.”
Op dit moment geeft het steunpunt echter aan dat de vragen onbeantwoord zullen blijven. Een onhoudbare situatie, vind ik. Minister, waarom is het Steunpunt Taalwetwijzer opnieuw onbemand? Klopt het dat er tot 20 mei 2015 niemand werkzaam is? Wat is uw mening hierover? Klopt het dat de vragen nu onbeantwoord zullen blijven? Indien ja, waarom treedt er niet opnieuw een systeem van parallelle dienstverlening in werking? Wie verwerkt op dit ogenblik de taalklachten in de Brusselse ziekenhuizen?
De heer Bajart heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, toen ik de vraag las, ben ik zelf een en ander gaan opzoeken. Zoals de heer Segers zegt, blijkt het Steunpunt Taalwetwijzer op dit moment inderdaad onbemand te zijn. De situatie is misschien nog onduidelijker dan geschetst is.
Volgens de Vlaamse Infolijn is het niet meer mogelijk om het Steunpunt Taalwetwijzer telefonisch te contacteren, maar het zou wel nog mogelijk zijn om het steunpunt via e-mail te bereiken. Volgens de contactpagina op de website van Steunpunt Taalwetwijzer is het nog altijd mogelijk hen telefonisch te contacteren via het nummer van de Vlaamse Infolijn – 1700 – maar daar wordt dan weer aangegeven dat het steunpunt niet telefonisch te contacteren is.
Voor de taalklachten over de Brusselse ziekenhuizen en de dienst 100 geven de websites van de betrokken organisaties ook geen uitsluitsel. Het Steunpunt Taalwetwijzer zegt letterlijk “vragen en klachten over taalgebruik op te nemen en door te verwijzen”. Ook nog: “Taalwetwijzer kan zelf geen klachten behandelen. Het steunpunt heeft geen onderzoeks- en bemiddelingsbevoegdheid en kan geen bindende beslissingen nemen.” Volgens het steunpunt zouden de klachten via het Vlaams Meldpunt Taalklachten in de Brusselse ziekenhuizen moeten worden doorgegeven. Bij het taalmeldpunt staat te lezen dat: “Uw taalklacht zal worden onderzocht door het Steunpunt Taalwetwijzer. Zij onderzoeken de gegrondheid van de klacht. Zij zullen u informeren over uw rechten en over de stappen die u kunt ondernemen. Zij kunnen u bijvoorbeeld begeleiden als u een verdere klacht wilt indienen bij de bevoegde instanties.“
Minister, volgens mij is dit niet duidelijk voor een burger die een vraag of een klacht heeft. Kan deze onduidelijkheid worden opgeklaard?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik sluit me aan bij de vragen die reeds gesteld zijn.
Vorige week is uw administratie, Coördinatie Brussel, hier toelichting komen geven. Ik heb toen heel wat informatie gekregen over de werking van Brussel, de verhouding met de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Ik denk dat het team heel goed werk levert, en zeker ook het Steunpunt Taalwetwijzer. Er is daar een personeelsprobleem, zij het beperkt.
Ik heb het jaarverslag van het Steunpunt Taalwetwijzer van 2013-2014 eens gelezen. Twee weken geleden hadden we hier een discussie over het verminderd aantal klachten.
Als ik zie dat het Steunpunt Taalwetwijzer de voorbije tien jaar niet altijd operationeel was en dat op dit ogenblik ook niet is, denk ik echter dat er ook een structureel probleem is. Ik verwijs naar het activiteitenverslag, waaruit blijkt dat er in 2004, 2005, 2008, 2013 en 2014 in de tabellen telkens een asterisk staat, waarbij vermeld wordt dat in die periodes het Steunpunt Taalwetwijzer onbemand was, waardoor er geen systematische registratie van het aantal dossiers gebeurde.
Op tien jaar tijd was het steunpunt meer dan de helft van die periode onbemand. Dan denk ik dat er een structureel probleem is. Ik denk nochtans dat het steunpunt goed werk zou kunnen leveren, maar dan zou er toch op de een of andere manier bijsturing moeten gebeuren inzake personeel.
Er komen klachten binnen op verschillende plaatsen: op kabinetten, bij individuele parlementsleden, bij de infolijn, bij de Vaste Commissie voor Taaltoezicht. Er moet dus werk gemaakt worden van een coördinatie van die klachten. Ik zou graag hebben dat dat door de Vlaamse overheid zou gebeuren. Het steunpunt zou daar een initiatief toe kunnen nemen. Het zou ook de federale overheid kunnen zijn, maar ik heb de indruk dat er bij de Vaste Commissie voor Taaltoezicht ook niet altijd een efficiëntie behandeling van taalklachten is. Mijn eigen ervaring daarmee is dat dat in het begin wel wat werd opgevolgd, maar dat het nadien wat minder was, ondanks de tientallen brieven die ik zelf gestuurd heb.
Ik hoop dat er werk kan worden gemaakt van het efficiënt maken van die dienst, en tegelijk van een coördinatie van die verschillende taalklachten, want die zijn en blijven er jammer genoeg, we leven nu eenmaal niet in een ideale wereld. Pas als we weten in welke dienst het probleem effectief bestaat, zal het ook grondig aangepakt worden. Naast die coördinatie pleit ik dus voor sensibilisering, en voor het overige sluit ik me aan bij de vraag van collega Segers: waar zit het probleem op dit ogenblik?
De heer Poschet heeft het woord.
Ik wil er even op wijzen dat de Vaste Commissie voor Taaltoezicht niet alleen klachten krijgt, waar ze overigens goed mee omgaat, maar ook veel vragen. Ze heeft met andere woorden ook een adviserende en informerende rol te spelen. Dat geldt dus niet alleen voor het Steunpunt Taalwetwijzer.
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik zal eerst de administratieve achtergrond uitvoerig belichten, daarna zal ik, samen met u, een aantal politieke conclusies proberen te trekken.
Het klopt dat de persoon die binnen het team Coördinatie Brussel normaal instaat voor de bemanning van het Steunpunt Taalwetwijzer, enkele maanden afwezig is. Dat kwam al aan bod tijdens de hoorzitting die op 21 januari laatstleden in deze commissie heeft plaatsgevonden over de werking, taken en opdrachten van onder meer het team Coördinatie Brussel, waarvan ik de appreciatie van collega Vanlouwe overigens deel. Zij leveren in de breedte zeer goed werk en zijn een meer dan degelijke administratie.
Mijn administratie heeft tijdens die commissievergadering al meegedeeld dat het voor een dergelijk relatief klein team niet evident is om de continuïteit van die specifieke dienstverlening op permanente basis te garanderen. Het steunpunt is immers bemand door één juriste, een adjunct van de directeur, die echter enkel en alleen hieraan geen voltijdse functie heeft. Daarom werd in het kader van de reeds doorgevoerde afslankingen van het ambtenarenkorps tijdens de vorige legislatuur beslist om de desbetreffende juriste, naast de dienstverlening voor de Taalwetwijzer, ook deeltijds in te zetten voor juridische dienstverlening rond geografische informatie, de openbaarheid van bestuur, open data, privacywetgeving en het hergebruiken van overheidsinformatie. Het gaat om juridische taken voor andere teams die administratief bij dezelfde afdeling ingedeeld zijn als het team Coördinatie Brussel.
Als deze juriste echter om de een of andere redenen niet beschikbaar is, is er sowieso een probleem met betrekking tot de continuïteit van de dienstverlening en de bereikbaarheid van de Taalwetwijzer. Dat is wat zich nu voordoet, doordat de betrokkene tot mei 2015 met zwangerschapsverlof is.
Net als u acht ik het belangrijk dat de dienstverlening van het Steunpunt Taalwetwijzer gegarandeerd kan blijven. Het steunpunt heeft immers als opzet om via een betere kennis van de taalwetgeving ervoor te zorgen dat burgers op de hoogte zijn van hun rechten op het vlak van taal, in casu het Nederlands, ten aanzien van overheden, bedrijven of andere organisaties, en ook dat die organisaties zelf weten wanneer zij met die regelingen rekening moeten houden.
Het blijkt echter niet mogelijk om de dagelijkse opvolging van alle vragen die bij het steunpunt toekomen, zonder meer te laten opvangen door andere personeelsleden van het team Coördinatie Brussel. Dat lijkt mij een juiste analyse, maar het is zeker niet het einde van het verhaal. Het heeft onder meer te maken met de techniciteit van de materie. Daarom is gekozen voor een systeem van parallelle werking. Een aantal parlementsleden hebben daar al op gewezen. Ik kom daar straks nog op terug.
Toch is het probleem dat voortvloeit uit de tijdelijke niet-bemanning van de Taalwetwijzer, minder groot dan op het eerste gezicht lijkt. Mijnheer Segers, u verwees naar de boodschap die verschijnt bij het stellen van een vraag aan de Taalwetwijzer. U haalde echter slechts een deel van het antwoord aan. Naast de verwijzing naar de Vlaamse infolijn wordt immers ook meegegeven dat op de website www.taalwetwijzer.be meer informatie terug te vinden is over de taalwetgeving, met ook een rubriek ‘veelgestelde vragen’.
Juist vanwege de problematiek van een mogelijke discontinuïteit van de dienstverlening, werd in de afgelopen maanden werk gemaakt van een nieuwe website. Op die website worden ook alle andere instanties opgesomd die per sector – bestuurszaken, werkgelegenheid, lokale besturen en dergelijke meer – advies kunnen verstrekken over de toepassing van de taalwetgeving.
We worden echter met een ongelukkige samenloop van omstandigheden geconfronteerd. De taalwetgeving is de wet van Murphy. De vernieuwde website, die ik al heb aangehaald en die een sterk element van mijn antwoord zou moeten vormen, is dat, voorlopig tenminste, niet. Normaal gezien, zou deze website nu online moeten zijn. Om technische redenen is de lancering echter met een drietal weken uitgesteld. Midden februari 2015 zal de website opnieuw operationeel zijn. De website zal later online zijn. Waarschijnlijk is ten gevolge hiervan minstens een foute perceptie ontstaan. Mijn diensten zullen er alles aan doen om zo snel mogelijk en zo duidelijk mogelijk een boodschap op de website te plaatsen. Ook de mensen die het steunpunt vragen mailen, krijgen een verwijzing naar de huidige opvangmogelijkheden.
Om tegemoet te komen aan de huidige discontinuïteit van de bemanning van het Steunpunt Taalwetwijzer is immers een parallelle dienstverlening in werking gesteld. Dat is in het verleden ook al gebeurd.
Eenvoudige vragen van particulieren worden door de Vlaamse Infolijn opgevangen. Verder zijn andere entiteiten ingeschakeld om de vraagstellers, indien mogelijk, de nodige informatie te bezorgen. De vragen van de Vlaamse overheidsdiensten, de agentschappen, departementen en dergelijke, worden binnen de juridische dienstverlening van het Departement Algemeen Regeringsbeleid (DAR) opgevangen. De vragen van lokale besturen, gemeenten, provincies en intercommunales, worden door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur opgevangen. Een globale evaluatie van de territoriale en inhoudelijke spreiding van de dossiers, gekoppeld aan een analyse van de herkomst van de vragen, toont overigens aan dat de lokale overheden in het homogeen Nederlands taalgebied de belangrijkste bron van de vragen vormen. Werknemers met vragen over het taalgebruik in bedrijven kunnen terecht bij het Departement Werk en Sociale Economie en bij de afdeling Inspectie Werk en Sociale Economie. De vragen van particulieren in de Vlaamse Rand kunnen ook door vzw ‘de Rand’ worden ondervangen.
Uiteraard moeten deze diensten de vragen die hen bereiken bovenop het regulier takenpakket behandelen. Ik sluit niet uit dat hier en daar wat vertraging kan optreden. De verdeling van de lasten maakt het voor iedereen echter wat draaglijker. In de huidige omstandigheden is dit voor iedereen de best mogelijke oplossing. In het verleden is al aangetoond dat dit werkbaar is.
De taalklachten over de ziekenhuizen worden momenteel niet verwerkt. Het aantal klachten hierover is echter veeleer beperkt. In het jaarverslag van het Steunpunt Taalwetwijzer staat te lezen dat het om twaalf tot dertien klachten per jaar gaat.
Mijnheer Vanlouwe, dat betekent natuurlijk niet dat het probleem ten gronde, de tweetalige dienstverlening in de Brusselse ziekenhuizen, niet verder moet worden aangepakt. Ik verwijs in dat verband graag naar de verschillende projecten in verschillende Brusselse ziekenhuizen die in samenwerking met het Huis van het Nederlands en met het Huis voor Gezondheid zijn opgezet. We hebben hierover twee weken geleden al eens van gedachten gewisseld.
Ik ben van mening dat de dienstverlening door het Steunpunt Taalwetwijzer, in de moeilijke context die ik net heb geschetst, naar best vermogen wordt ingevuld. Zodra de dame weer professioneel actief is, zal de opgelopen achterstand worden weggewerkt.
Na dit antwoord, dat op zich verdienstelijk is, moet ik naar aanleiding van de bijkomende vragen die me zijn gesteld nog een aantal verdere conclusies trekken.
We moeten een onderscheid maken tussen het administratieve aspect en het politieke aspect van het dossier. Wat het administratief aspect betreft, vind ik dat de diensten hun best hebben gedaan om correct te communiceren. In elk geval hebben ze met de boodschap op de website minstens de indruk gewerkt dat er een discontinuïteit van het bestuur is. Dat kan eigenlijk niet. Het is goed op een transparante wijze met de burger te communiceren. Het strekt tot eer dat dit is geprobeerd. Een burger heeft er echter geen boodschap aan dat iemand met zwangerschaps- of ziekteverlof is. In die zin is niet voldoende accuraat gecommuniceerd. We moeten dat rechtzetten. Gelukkig kunnen de meeste vragen worden opgevangen. Zoals ik al heb verklaard, gebeurt dat ook.
Wat het politieke aspect betreft, merk ik op dat de meeste vragen wel degelijk worden beantwoord. In verband met de onbeantwoorde vragen, in het bijzonder de vragen over de ziekenhuizen, verwijs ik naar de Vaste Commissie voor Taaltoezicht. Zodra de website www.taalwetwijzer.be opnieuw online komt, zou de basisinformatie duidelijk moeten zijn.
Mijnheer Vanlouwe, op één punt verschillen we van mening. De taalwetgeving is van kracht. Volgens mij kan ze ook best van kracht blijven. Zolang dat het geval is, vormt de Vaste Commissie voor Taaltoezicht het formele sluitstuk van de taalwetgeving. We kunnen daar ontevreden over zijn. Ik ben daar in het verleden ook ontevreden over geweest. Dat heeft tot een aantal politieke acties geleid. Een van de resultaten is we nu over het Steunpunt Taalwetwijzer beschikken. Het steunpunt kan zich echter niet boven de Vaste Commissie voor Taaltoezicht als coördinerend orgaan stellen.
Ik wil gerust samen met u onderzoeken hoe we dat kunnen oplossen. Ik weet dat de Vaste Commissie voor Taaltoezicht niet perfect werkt. Welke dienst doet dat wel? Momenteel is dat in elk geval het formele sluitstuk. Indien u van oordeel bent dat in dit verband bepaalde zaken moeten worden gewijzigd, dringt zich een mogelijke wijziging van de federale wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken op. We kunnen hierover overleg plegen over meerderheid en oppositie heen of binnen de meerderheid. Ik sluit dat niet uit. Ik houd me echter graag aan de bestaande regelingen.
Daarnaast hebt u terecht gewezen op de sensibilisering inzake het bestaan van het Steunpunt Taalwetwijzer. We zullen dat debat niet opnieuw voeren. Ook de bijkomende politieke initiatieven betreffende taalpromotie zijn belangrijk. We moeten beide elementen samen in de weegschaal leggen.
Ik zal even de drie functies van het Steunpunt Taalwetwijzer samenvatten. We weten dat er een taalwetgeving is. Mensen met klachten zouden bij de Vaste Commissie voor Taaltoezicht terecht moeten kunnen.
De eerste functie is de kanalisering van het ongenoegen. Op een bepaald ogenblik moet een ontevreden burger ergens terechtkunnen met een klacht of met een ongenoegen – want soms gaat het nog niet om een klacht. In sommige gevallen zal het steunpunt hem misschien laten weten dat hij ongelijk heeft en dat de wetgeving anders luidt. In andere gevallen zal het steunpunt antwoorden dat op dit vlak iets moet gebeuren.
Die kanalisering is echter niet voldoende. Hoewel sommige Franstaligen het daarmee niet eens zullen zijn, gaan de meeste klachten nog altijd uit van ontevreden Vlaamse burgers over onvoldoende dienstverlening in het Nederlands, vooral dan in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Het is dan ook een goede zaak dat het Steunpunt Taalwetwijzer in zijn jaarverslagen bewijslast of, in het Angelsaksisch jargon, evidence, verzamelt. Dat is de tweede functie.
Blijkbaar is er een grijze zone waarvoor geen antwoord wordt geboden. Het gaat dus over het remediëren aan het ongenoegen en over het verzamelen van bewijslast over de omvang van het probleem en hoe daaraan kan worden verholpen. Als dan de derde functie van het Steunpunt Taalwetwijzer kan worden ingevuld en individuele klachten kunnen worden opgelost of tenminste toch een oplossing dichterbij kan worden gebracht, dan zou dat een goede zaak zijn.
Mijnheer Segers en anderen, de cel Coördinatie Brussel is verhuisd van de Algemene Diensten naar het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Deze inkantelingsoperatie en ook andere operaties in mijn departement brengen aan het licht dat er een pool van verschillende juristen is. Ik verwees u al naar de parallelle dienstverlening. Het kan niet dat die parallelle dienstverlening niet een heel klein beetje kan worden opgevoerd. Aangezien het immers maar gaat over een beperkt aantal taalklachten in ziekenhuizen, moet het mogelijk zijn dat in geval van een afwezigheid de andere juristen de klachten behandelen.
Ik weet wel dat taalwetgeving een bijzonder geval is, maar juristen zijn doorgaans toch generalist genoeg om dat aan te kunnen. Ik wil samen met het Agentschap voor Binnenlands Bestuur en de ingekantelde cel Coördinatie Brussel bekijken of we niet een tandje kunnen bijsteken. Mijnheer Bajart, ik deel uw mening volkomen. Het moet voor de burger allemaal erg duidelijk zijn. Samen met de administratie wil ik daarvoor de verantwoordelijkheid op mij nemen, maar nu is het ook belangrijk dat we oplossingen voor de toekomst uitwerken.
Minister, ik dank u voor de omstandige toelichting en het opsplitsen van het probleem in een administratief en een politiek luik, zoals u hebt gedaan. We kennen uiteraard het probleem. Ik verwees al naar een aantal oude vragen en de antwoorden van uw voorganger. Het blijft een teer punt, dat we moeten blijven opvolgen. Elementen uit het tweede luik van uw antwoord stelden ons toch al gerust. Zo wilt u de parallelle dienstverlening nog meer structureren en ervoor zorgen dat die zelfs een tandje bijsteekt. De verschuiving van het coördinatieteam naar ABB moet voor een oplossing kunnen zorgen.
Ik bekijk uw antwoord ook in het licht van uw beleidsnota, waarin u stelt de vormingsfunctie van het steunpunt te willen uitbreiden. Dat heeft dan te maken met begeleiding en soms ook met de opvang van mensen nog voor hun grieven in een klacht worden omgezet. Ook daar blijft de nood aan opvangmogelijkheden. Men moet die mensen bij wijze van spreken kunnen ontvangen: men moet hun telefoontjes en mails kunnen beantwoorden. Als dat niet kan, heeft het allemaal weinig zin. Zoals de betrokken juristen zijn we dus allemaal in blijde verwachting.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Er zitten enkele positieve elementen in: het Brusselteam en de Vlaamse Rand zullen samenzitten met het oog op een vorm van coördinatie en de uitwisseling van expertise. Het Steunpunt Taalwetwijzer heeft niet enkel met Brussel te maken, maar ook met kwesties uit de Vlaamse Rand of zaken die zich op het federale niveau situeren. Als ik pleit voor een betere coördinatie, dan komt dat omdat de bal soms wordt teruggekaatst naar het federale niveau. Destijds is het Steunpunt Taalwetwijzer nochtans opgericht omdat we vaststelden dat er zich op het federale niveau een probleem voordeed. We mogen de bal niet voortdurend terugkaatsen.
Volgens de taalwetgeving – die goed is, maar er doen zich problemen voor met de toepasbaarheid en afdwingbaarheid – moeten we onze verantwoordelijkheid kunnen en durven nemen om de coördinatie misschien naar ons toe te trekken. Langs Franstalige kant is er minder discussie over de toepassing van de taalwetgeving. De vicegouverneur van Vlaams-Brabant ontvangt geregeld taalklachten. Ik denk evenwel dat de meerderheid van de problemen zich in Brussel en in de faciliteitengemeenten voordoen. U stelt dat we het ongenoegen moeten kanaliseren en bewijslast verzamelen. Dat moet op een functionele wijze gebeuren. Het kan niet dat de burger geen beroep kan doen op de diensten omdat één personeelslid afwezig is. U zei dat ook.
U vermeldde ook de derde functie: ons op weg zetten naar oplossingen. Ik durf zeggen dat we de coördinerende rol naar ons toe mogen trekken, in de vorm van een overleg met de andere diensten. Er is een centraal meldpunt voor ongenoegen over Brussel, de Vlaamse Rand en zelfs de federale diensten nodig, en dat mag wat mij betreft zeker door Vlaanderen gebeuren. Het Steunpunt Taalwetwijzer kan die rol op zich nemen. Wellicht moeten we hierop nog terugkomen, maar ik hoop dat een aanzet wordt gegeven op het vlak van de coördinatie van taalklachten én van de sensibilisering. Sensibilisering heeft raakvlakken met taalpromotie, waar ik erg achter sta. We moeten er ons bewust van blijven dat de dienst gedurende jaren geregeld onderbemand was. Gedurende tien jaar konden de taalklachten niet altijd worden geregistreerd. Dat wijst er toch op dat er iets moet gebeuren opdat die taalklachten wel worden geregistreerd. Ik denk dat Vlaanderen daarvoor de nodige inspanningen moet doen.
Mijnheer Vanlouwe, we zijn het eens dat de verschillende momenten van discontinuïteit een structurele oplossing moeten krijgen.
De coördinatie wil ik als volgt benaderen. Wat ons beiden bindt, is het feit dat we juristen zijn. Wat ons beiden bindt, is het feit dat we volgens onze overtuiging voluntaristen zijn. Wat ons beiden ook zou moeten binden, is dat we legalisten zijn. Als jurist weet u zeer goed dat er een grote kloof gaapt tussen ‘de lege lata’ en ‘de lege ferenda’. Ik ben zeker bereid om samen met u naar oplossingen te zoeken maar ik denk dat een minister in eerste instantie het best een legalist is. Ik wil best onderzoeken welke politieke projecten en veranderingen mogelijk zijn, maar de indruk wekken dat wij alles kunnen oplossen door unilateriaal de coördinatie naar ons toe te trekken, kan ons meer kwaad berokkenen dan u denkt.
Ik begrijp uw uitgangspunt, maar er zijn risico’s aan verbonden. Ik zoek samen met u naar een oplossing, maar daar moeten we nog eens dieper op ingaan, misschien in een ander gremium.
De oplossing ligt, zoals bij vele dingen, in samenwerking. Ik ben geen jurist, maar bij mijn weten is de taalwetgeving nog altijd een federale bevoegdheid. Ik zou er voor willen waarschuwen om er niet al te voluntaristisch mee om te gaan, want dat brengt ons verder van huis. Ik wil daarmee niet zeggen dat er geen problemen zijn, maar we moeten eerst de juiste kaders aftasten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.