Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer de Kort heeft het woord.
Voorzitter, ik heb deze vraag om uitleg oorspronkelijk aan minister Muyters gesteld. Ik ben toen doorverwezen. Ik zou deze vraag om uitleg veeleer hier moeten stellen. Dankzij u krijg ik hier nu de kans toe.
De Vlaamse overheid heeft haar engagement ten aanzien van elektrische voertuigen tot nu toe voornamelijk vertaald in de Vlaamse Proeftuin Elektrische Voertuigen. Die beslissing is in december 2010 genomen en is in 2011 uitgevoerd.
Een zeventigtal partners uit de industrie, de universiteiten en andere betrokken organisaties zijn samengebracht om het elektrisch rijden in Vlaanderen door middel van experimentele projecten in de praktijk te testen. De proeftuin heeft ruwweg gelopen van 2011 tot het einde van vorig jaar. Op dat ogenblik bleken 319 laadpalen in gebruik te zijn genomen. Concreet gaat het om 112 laadpalen voor fietsen en scooters en om 207 laadpalen voor wagens.
Uit de Vlaamse Proeftuin Elektrische Voertuigen is duidelijk gebleken dat het elektrisch rijden in de praktijk voordelen oplevert. De echte doorbraak van het elektrisch rijden zal echter pas mogelijk worden indien meer laadinfrastructuur wordt geïnstalleerd en indien meer bedrijven en particulieren de technologie gebruiken. Op dit ogenblik hebben veel partners zich in vijf consortia verder verenigd.
Naast de proeftuin verleent het Agentschap Ondernemen ook steun aan elektrische laadpalen in het kader van de ecologiepremie. Hierbij zouden een vierhonderdtal laadpalen gesteund zijn door de premie. Verder wil de Vlaamse Regering een actieplan uitwerken conform de Europese doelstellingen, en dat wil ik graag aanmoedigen.
Bij de uitwerking van dit actieplan zou echter ook een raamcontract wenselijk zijn. Zo zien we dat er inzake ANPR-nummerplaatherkenning wordt gewerkt met zo’n raamcontract. Veel lokale besturen spelen hier met hun politiezones op in om de veiligheid in hun gemeenten te vergroten. De stad Antwerpen gaat verder via nummerplaatherkenning haar werking van lage-emissiezones implementeren. Daarnaast is er ook al een raamcontract voor de aankoop van elektrische voertuigen uitgewerkt. Het is dan ook aangewezen dat de Vlaamse overheid ook voor laadpaleninfrastructuur een raamcontract uitwerkt. Er wordt verwacht dat dit zal zorgen voor een snellere uitrol van elektrische laadpaleninfrastructuur.
Van de federale overheid worden voornamelijk financiële stimuli verwacht via het fiscaal beleid voor personen en bedrijven. Ook de federale overheid kan een faciliterend en sensibiliserend beleid ontwikkelen. Daarnaast moeten echter ook stappen voorwaarts worden gezet voor de vergroening van de Vlaamse autofiscaliteit. De Vlaamse overheid kan in dit kader, in samenwerking met Autopia, een sensibiliserend beleid ontwikkelen voor het promoten van het delen van elektrische voertuigen van het gemeentelijk voertuigenpark.
Ik haal graag enkele voorbeelden uit het buitenland aan. In Parijs is het elektrisch autodelen met Autolib’ – een logisch vervolg op Velib’, een bijna gratis huurfiets – een groot succes en het heeft het straatbeeld in Parijs grondig veranderd. Het delen van elektrische voertuigen is voor bedrijven en burgers een goede introductie tot deze nieuwe technologie. In Londen is in de uitbouw van het laadnetwerk voorzien dat er een goede integratie is tussen elektrisch rijden en publieke transportmiddelen. Er gaat hier veel aandacht naar hubs, overstapplaatsen waar de Londenaar de auto parkeert en oplaadt en tegelijk een andere verplaatsing maakt binnen de stad. In Ierland wordt elektromobiliteit bewust gekoppeld aan de opwekking van hernieuwbare energie. Reeds in april 2009 is in Ierland het ‘Drive for zero’-rapport voorgesteld. Dat rapport stelde een plan voor om de 2 miljoen auto’s die op het eiland rijden geleidelijk te transformeren naar elektrisch.
Minister, wordt er voor het uitrollen van elektrische laadinfrastructuur een strategisch meerjarenplan ‘Vlaanderen elektrisch’ uitgewerkt met duidelijke doelstellingen gekoppeld aan een klimaat- en duurzaam mobiliteitsplan? Kunt u meer uitleg verschaffen over de potentiële inhoud van dit plan en de bijhorende doelstellingen? Komt er in dit kader een promotiecampagne van ‘Vlaanderen gaat elektrisch’, met aandacht voor hubs en hernieuwbare energie in samenwerking met de publieke en private sector en financiële stimulansen? Wordt er verder overleg gepland met de federale overheid inzake financiële – lees ‘fiscale’– stimulansen?
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, sorry dat ik me kom moeien in deze commissie, maar vroeger viel dit onderwerp onder de bevoegdheden van de commissie Economie en Innovatie. Ik heb het daar opgevolgd, samen met de heer Bothuyne. We hebben er regelmatig bij de toenmalige minister van Innovatie op aangedrongen om een voortrekkersrol op te nemen voor de uitrol van de elektrische wagen. Dat betrof zowel Vlaamse initiatieven inzake laadinfrastructuur als het proberen overtuigen van de federale overheid om bepaalde maatregelen terug te schroeven, onder andere de fiscale stimuli die men had laten vallen. Dat had de verkoop van elektrische wagens bijna volledig tenietgedaan. Dat is toen niet gelukt.
De reden waarom we dat deden, was tweeërlei. Ten eerste was het de bedoeling om een vergroening van het wagenpark te krijgen. Ten tweede was het de bedoeling om wereldwijd een voortrekkersrol te spelen, waardoor we de economische activiteit voor het bouwen of ontwikkelen van de elektrische wagen naar Vlaanderen zouden kunnen halen. Ook dat is niet gelukt. Het is jammer dat de minister zich daar toen niet harder achter heeft gezet.
AVERE, de Europese associatie van elektrische voertuigen, heeft recent laten weten dat Vlaanderen de ideale proeftuin had kunnen zijn, maar dat we een beetje zijn afgeschreven en dat we daar als productieland niet meer op moeten rekenen.
Ik wil ook verwijzen naar andere ontwikkelingen. Het elektrisch rijden vindt zeer moeilijk ingang. Er zijn ook de waterstofauto’s die steeds meer opkomen. Dat zal ook in de commissie voor Innovatie moeten worden besproken. Ook daarover is onlangs een artikel verschenen. In Japan zullen ze bijvoorbeeld heel wat waterstofwagens verkopen en zal de infrastructuur worden uitgebouwd. We moeten ons de vraag stellen hoe we dit ook hier kunnen ondersteunen met een waterstofinfrastructuur. De Euregio, de samenwerking Nederland-Vlaanderen, heeft daar een voortrekkersrol in. Ze zijn in elk geval bereid om daar verder over na te denken. Dat zit nog meer in het stadium van het innovatiegedeelte.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me aan bij de vragen van de heren de Kort en Diependaele. De Europese richtlijn van 22 oktober 2014 gaat niet enkel over elektrische infrastructuur, maar gaat veel breder. Het gaat over alternatieve brandstoffen in de meest brede zin. De heer Diependaele verwees al naar waterstof, maar het gaat ook over aardgas, biomethaan, LNG en LPG. Het is dus een hele waaier van alternatieve brandstoffen. Ik heb een beetje de indruk dat de ministers binnen de Vlaamse Regering het dossier naar elkaar doorschuiven. Minister, wie zal dit dossier coördineren?
In het kader van de Europese richtlijn moet er ook worden gewerkt aan een nationaal plan. Daar is ook de federale overheid bij betrokken. In de richtlijn is duidelijk een timing opgenomen. Er is nog wat tijd, maar ik zou er niet te lang mee wachten. Hoe zal de Vlaamse Regering participeren? Zult u zelf voortrekker zijn en het federale niveau achter zijn vodden zitten om dergelijk nationaal kader te scheppen? Het is belangrijk, niet alleen op het vlak van mobiliteit en ecologie maar ook op vlak van innovatie, dat we proberen aan de spits te lopen. Ik ben het eens met de heer Diependaele dat dat jammer genoeg de afgelopen jaren te weinig is gebeurd. Past dit in een breder kader? Zult u dit als minister van Mobiliteit ten volle ter harte nemen?
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, het is duidelijk dat deze problematiek meerdere beleidsdomeinen overspant. We hebben deze vragen al gesteld aan minister Muyters voor het innovatieve luik. Er wordt dan gekeken naar Energie, Ruimtelijke ordening, Leefmilieu, Klimaat en Mobiliteit. Ik onderschrijf volmondig de vraag van de heer Rzoska om toch enige duidelijkheid te krijgen over welk departement en welke minister dit dossier zal trekken en coördineren binnen de Vlaamse Regering. Dat lijkt me ten zeerste aangewezen. Ik stel samen met de andere collega’s vast dat Vlaanderen achterop begint te hinken. Van de voortrekkersrol is allang geen sprake meer. (Opmerkingen van mevrouw Annick De Ridder)
Mevrouw De Ridder, ik zou de evaluaties over mijn jeugd niet voor uw rekening nemen als ik u was.
De transitie van onze mobiliteit naar een duurzame mobiliteit is een belangrijke troef die Vlaanderen kan uitspelen. In dat kader werd EVORA in het leven geroepen, waarbij de steden en gemeenten betrokken worden bij deze transitie en samen met autoconstructeurs en netbeheerders aan tafel zijn gaan zitten om een actieplan op te stellen. Antwerpen, Mechelen en Leuven zijn daarbij betrokken. Mijn eerste vraag is waarom Gent daar niet bij betrokken is. De goede collega-voorzitter van de commissie heeft in zijn stad verschillende initiatieven zien ontstaan zoals het ondertekenen van de burgemeestersconvenant, wat wij vanuit Antwerpen ten zeerste toejuichen. De vraag waarom Gent daar niet bij betrokken is, stelt zich.
Een ander punt is dat zodra men over elektrische mobiliteit en laadinfrastructuur spreekt, zich ook een probleem van inplanting aandient. Dat is de vraag van de kip en het ei. Moeten er eerst meer auto’s zijn vooraleer er meer elektrische laadpalen zullen zijn of moeten er eerst meer laadinstallaties komen om meer auto’s te kunnen krijgen? Ik denk dat eerder het laatste het geval is.
Wat betreft mijn vraag om een coördinerende rol op te nemen, minister, zou het ook goed zijn dat de Vlaamse Regering een richtlijn geeft, ook voor de steden en gemeenten. In die zin kan ik me aansluiten bij de vraag van collega de Kort. Een raamcontract kan nuttig zijn, al was het maar om ten minste min of meer dezelfde infrastructuur uit te rollen zodat wanneer men met zijn wagen van de ene naar de andere stad rijdt, men niet geconfronteerd wordt met compatibiliteitsproblemen. Mijn vraag is vooral: wie zal binnen de Vlaamse Regering het actieplan coördineren? Hoe ziet u de rol van de Vlaamse Regering ten aanzien van de steden en gemeenten om de uitrol van deze laadinfrastructuur een boost te geven?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik word overvallen door vragen. Er zijn verschillende vragen gesteld aan diverse collega’s, namelijk aan minister Schauvliege, minister Turtelboom en minister Muyters. Ik heb blijkbaar het kortste strootje getrokken. Ik vrees dat ik enigszins kort moet zijn.
Ik geef een correcte duiding. Het is inderdaad zo dat er initieel in een van de aanvankelijke ontwerpen sprake was van een specifieke doelstelling, namelijk 21.000 laadpunten. ‘En cours de route’ heeft men dat blijkbaar verlaten en is men in de finale versie geland op een formulering waarbij alle lidstaten een actieplan wordt opgelegd en waarbij van ons wordt verwacht dat we zelf concrete doelstellingen en haalbare objectieven formuleren.
Het gaat verder. Het gaat over de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen. Het gaat niet louter over laadpunten voor elektrische voertuigen, het gaat ook over CNG, LNG en walstroom. Het gaat dus iets ruimer. In dat kader wordt een Vlaams beleidsplan voorbereid, passend in het opgelegde nationaal beleidskader. Dat nationaal beleidsplan moet voor november 2016 worden bezorgd aan de Europese Commissie. Het is de bedoeling dat wij ons plan laten inschuiven in een nationaal plan. Voor de opmaak daarvan is er nu over de beleidsdomeinen heen, zowel intra-Vlaams als federaal, een gemengde werkgroep energie en transport opgericht, waarbinnen wordt overlegd.
Ik geef toe dat er binnen de Vlaamse Regering geen trekker is aangeduid. Misschien is het zinvol om concreet in te gaan op de suggestie dat we een trekker aanduiden. Bij mijn weten is dat in het verleden ook niet echt gebeurd in de schoot van de Vlaamse Regering. Er zijn proeftuinen geweest, waar u op alludeert, maar dan in het kader van het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT). Daar lopen die besprekingen. Dat beleidskader zal voor verschillende alternatieve brandstoffen en vervoersmodi in concreto doelen en streefcijfers moeten vooropstellen en maatregelen die ervoor moeten zorgen dat die doelen behaald worden.
Wat komt daarbij onder de aandacht? Een meerjarig actieprogramma voor de uitrol van elektrische oplaadpunten en CNG-tankstations, LNG en walstroom voor de zee- en binnenvaarthavens, juridische maatregelen, financiële en andere directe stimulansen en incentives, steun voor de productie van alternatieve brandstoffen en onderzoek naar technologische ontwikkeling en demonstratie. Tot slot moeten ook de aanbevelingen die resulteren uit de proeftuinen meegenomen worden.
Wat betreft de vragen om inhoud en acties, zal het in hoofdzaak rond die verschillende punten draaien. Dat belet niet dat er nog een en ander kan bijkomen.
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, ik had mijn vraag oorspronkelijk gericht aan minister Muyters. Zoals ook door de collega’s is aangegeven, geloof ik ook dat het voor onze economie van belang is om daadwerkelijk die transitie naar de vergroening van het wagenpark in te zetten. Dat zou zowel ten aanzien van onze autoassemblage als van onze garages en het hele dealercircuit een belangrijke bijkomende stimulans naar werkgelegenheid kunnen betekenen. Daarom hecht ik daar heel veel belang aan.
Zoals ook door de heer Rzoska naar voren is gebracht, gaat het voor mij niet alleen over elektrische wagens maar ook over andere toepassingen van schonere brandstoffen ingevolge de Europese richtlijn waar duidelijke doelstellingen zijn vooropgesteld. Ik heb ook een vraag naar de andere leden die het woord hebben genomen: het is misschien goed dat we een kort voorstel van resolutie zouden formuleren ten aanzien van de Vlaamse Regering zodat er effectief een trekker zou zijn in dit dossier. Iedereen voelt wel aan dat het op dat vlak heel goed zou zijn dat ter zake iemand wordt aangeduid binnen de Vlaamse Regering om die rol op zich te nemen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, u hebt misschien het kortste strootje getrokken, maar u hebt wel een duidelijk antwoord gegeven en dat waardeer ik wel. Ik sluit me aan bij de vraag van collega de Kort. Ik denk echt wel dat het goed is dat er binnen de schoot van de Vlaamse Regering een duidelijke trekker is zodat we ook zeer duidelijk weten wie we kunnen opvolgen. Ik heb ook uit uw antwoord begrepen dat u dat niet zo slecht zou vinden. Ik vind het ook goed dat u zich inschrijft in die Europese richtlijn ter zake. Wat mij betreft, en ik hoop ook wat betreft de andere collega’s van de commissie, zou het zeer goed zijn te werken aan een kort voorstel van resolutie om een aantal aanbevelingen te doen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega’s, ik kan die suggestie volledig onderschrijven namens mijn fractie. Ik denk dat het een goed signaal is.
Minister, ik begrijp dat de doelstellingen zullen worden opgesteld tegen 2016. Ik begrijp dat u nu geen lijst van concrete acties en dergelijke naar voren kunt brengen. Ik denk wel dat het nuttig is om niet alleen een aantal algemene doelstellingen naar voren te schuiven. We weten allemaal wat er gebeurt met doelstellingen als daar ook geen concreet actieplan bij is dat zich op verschillende terreinen lanceert. Ik heb uit uw antwoord begrepen dat daar uiteraard wel ruimte voor is. Wanneer we het voorstel van resolutie ter discussie brengen, kan ook daar ruimte zijn om te kijken in welke mate we de regering kunnen verzoeken om van die concrete actiepunten werk te maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.