Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de aanpak van de fileproblematiek
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, collega’s, Touring Mobilis heeft in januari 2015 een nieuwe filebarometer gepubliceerd met gegevens over de fileproblematiek in Vlaanderen. De langste file bedroeg 380 kilometer en deed zich voor op dinsdagochtend 29 april 2014 als gevolg van het slechte weer en een aantal ongevallen. Dit is een verbetering ten opzichte van 2013 toen de langste file door toedoen van sneeuw meer dan 400 kilometer bedroeg.
Wat Touring Mobilis wel opmerkt, is dat er meer dan 1000 uren een file van meer dan 100 kilometer en maximaal 200 kolometer heeft gestaan op de wegen. Dat zijn dan de zogenaamde korte files. Door deze laatste evolutie stelt Touring vast dat het aantal lange files, files van meer dan 300 kilometer, daalt maar dat er steeds meer structurele files zijn. Dat zijn files die niet veroorzaakt worden door een ongeval of klimatologische omstandigheden zoals slecht weer, maar door toedoen van moeilijke passages in het Vlaamse wegennet die voor opstoppingen zorgen omdat er een hoge concentratie van automobilisten is op eenzelfde tijdstip. Kortom, capaciteitsproblemen of een geweldig hoge druk op het wegennet op een bepaald zelfde tijdstip.
Touring geeft zelf een aantal voorbeelden van hoe de fileproblematiek concreet aangepakt kan worden: een beter openbaar vervoer, meer voorzieningen in de omgeving van steden om de auto achter te laten en een ander vervoermiddel te kiezen, extra spitsstroken en het aanpakken van de zwarte punten op de gewestwegen. Voor deze keuzes verwijzen ze naar de studie die Touring samen met Febiac en Be Mobile in 2009 besteld heeft bij de KU Leuven.
Minister, in de beleidsnota Mobiliteit en Openbare Werken 2014-2019 is het aanpakken van de fileproblematiek een essentieel onderdeel van uw beleid. Ik verwijs naar operationele doelstelling 7 die handelt over het verzekeren van de doorstroming in Vlaanderen. Een cruciaal element daarvoor is het aanpakken van de zwarte punten in ons wegennet want daar ontstaan juist de meeste structurele files, en die verhinderen een vlotte doorstroming. In het kader daarvan wordt er in de beleidsnota ook verwezen naar de realisatie op korte termijn van de 33 quick wins rondom Antwerpen om de fileproblematiek in en rond Antwerpen aan te pakken. Een aantal van deze quick wins zijn al uitgevoerd.
– Mathias De Clercq treedt als voorzitter op.
Wanneer men echter het jaarprogramma 2015 van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) bekijkt, stelt men vast dat er maar weinig van de resterende quick wins opgenomen zijn om in het huidige werkjaar te realiseren. Nochtans hanteerde uw voorganger, Hilde Crevits, in december 2013 tijdens een presentatie als uitgangspunt dat alle quick wins ten laatste in 2015 gerealiseerd moesten zijn.
Minister, binnen welke termijn plant u de realisatie van alle quick wins?
Is er een volgorde van belangrijkheid in de realisatie van de quick wins? Zo ja, vertaalt dit zich ook in de meerjarenplanning?
Welke instrumenten zult u hanteren om de structurele files op te volgen en te evalueren na realisatie van de quick wins?
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, binnen deze commissie zijn er over de partijgrenzen heen een aantal aandachtpunten die u trouwens ook naar voren hebt gebracht toen u hebt gezegd dat u de files wilt aanpakken en mee wilt zorgen voor een betere doorstroming op autosnelwegen en gewestwegen.
De filebarometer van Touring toont aan dat 2014 het zwaarste filejaar ooit was. Dat komt onder meer door de grote treinstakingen, maar het fileprobleem is veel structureler dan alleen de treinstakingen. Elke dag zijn er files van 100 tot 150 kilometer op onze wegen, ongeacht de weersomstandigheden of het aantal ongevallen. De verklaring voor de groeiende fileproblematiek is logisch, aldus Touring. Aangezien de economie aantrekt, zijn er meer vrachtwagens en mensen op de weg, zowel voor werk en school als voor vrijetijdsuitstapjes.
Er zijn duidelijk oplossingen nodig om de files aan te pakken. Enkele mogelijke voorstellen daarbij zijn het invoeren van meer spitsstroken zoals ook de heer Keulen heeft gezegd, en meer randparkings waar mensen op het openbaar vervoer kunnen overstappen.
Wat de spitsstroken betreft, heb ik in een eerdere schriftelijke vraag gepeild naar plannen voor een spitsstrook in de andere richting op de E19, afrit Sint-Job. Daar hebt u toen op geantwoord dat daar geen plannen voor zijn.
Daarnaast wil ik verwijzen naar de quick wins die de mobiliteit in Antwerpen moeten verlichten. Zeven daarvan zijn al klaar en in 2015 volgen er nog eens dertien. Volgens de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) zorgen die al voor een verbetering van de doorstroming, al blijven structurele aanpassingen uiteraard noodzakelijk.
Minister, hoe wilt u de files verder aanpakken?
Zijn er plannen om bijkomende spitsstroken aan te leggen? Komen er meer randparkings?
Kunt u meer informatie geven over de stand van zaken van de quick wins en de impact van de reeds gerealiseerde quick wins?
Bracht het Vlaams Instituut voor Mobiliteit (VIM) overheden, belangenorganisaties, Fietsberaad Vlaanderen al bij elkaar om verder te onderzoeken welke inspirerende quick wins nog verder kunnen worden uitgewerkt ?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de twee vraagstellers. Ik ben ook blij dat het belang van de combimobiliteit wordt benadrukt en de inzet op veel meer dan één verkeersmodus of ingreep om het verkeer weer vlot te trekken. De minister heeft hier al een aantal keren een toelichting gegeven over die befaamde 33 quick wins waarvan er al heel wat zijn uitgevoerd. Vanuit Antwerpen is men daar heel tevreden mee, ik denk dan aan de spaghettiknoop en andere exotische omschrijvingen.
Er zijn natuurlijk nog heel wat quick wins die op de plank blijven. Het is niet zo dat alle quick wins die nog niet zijn uitgevoerd, allemaal uitvoeringsklaar liggen te wachten. Sommige worden nog bestudeerd of voorbereid. Wanneer we zouden merken dat er quick wins zijn die het hele studietraject hebben doorlopen en die onmiddellijk uitvoeringsklaar zijn, niet zijn opgenomen in de budgetvoorbereiding van AWV, kan daar dan nog worden bijgestuurd? Is er nog een interne controle bij de diensten? Kunnen er nog verschuivingen plaatsvinden wanneer men vaststelt dat een aantal van die quick wins nog kunnen worden uitgevoerd, maar nog niet zijn opgenomen in de uitvoeringsplannen?
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
De fileproblematiek beroert ons allemaal. Er zijn twee groepen van oplossingen, waaronder de quick wins en de spitsstroken waarbij we met een klein beetje rommelen in de marge het leed wat proberen te verzachten. Maar fundamenteel is natuurlijk dat ons mobiliteitsmodel dat nogal eenzijdig gericht is op automobiliteit en dat blijft groeien, in zijn voegen zal blijven kraken ongeacht hoeveel spitsstroken we aanleggen.
Ik heb twee kleine deelvragen, minister. Wat de spitsstroken zelf betreft, heb ik in het antwoord op een schriftelijke vraag van de heer de Kort gelezen dat u zegt dat er een evaluatiestudie zal gebeuren in 2015. Het lijkt me niet oninteressant om eerst de evaluatie van de bestaande spitsstroken af te wachten alvorens investeringsbeslissingen te nemen over nieuwe spitsstroken. Als we kijken naar bijvoorbeeld Nederland waar men dat al een tiental jaren doet, dan ziet men dat de verkeerstroming op sommige plaatsen sterk, zelfs bijna structureel is verbeterd. Op een aantal andere plaatsen heeft dat een tijdelijk effect waarna de file gewoon iets breder wordt, maar zeker niet korter. In tijden van budgettaire krapte kunnen wij ons niet veroorloven om investeringsbeslissingen te nemen waarvan we niet zeker weten dat ze een structureel effect zullen hebben.
Ik heb nog een tweede concrete vraag. Als we dan gaan naar de fundamentele oplossingen, dan denk ik ook aan het debat over de salariswagens. Minister, uzelf en uw federale collega’s zijn voorstander van een mobiliteitsbudget. Daar moet overleg over worden gepleegd met de Federale Regering. Is dat intussen al gebeurd? Kunt u een stand van zaken geven over de planning inzake de invoering van het mobiliteitsbudget?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, u hebt het over rommelen in de marge wanneer het gaat over spitsstroken. U zegt ook dat die op sommige plaatsen effect hebben. U reist nu niet meer naar Limburg omdat u Oost-Vlaming bent geworden, maar u moet toch wel weten dat er een spectaculaire verbetering is op de E40 met precies die strategie van spitsstroken. We moeten dan ook onderzoeken of we meer van datzelfde kunnen doen, wat mij betreft tot in Genk.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat het algemene debat betreft, hoeven we de discussie van de beleidsnota niet over te doen. We zetten in op combimobiliteit en focussen op het woon-werktraject. We willen mensen ook verleiden om op dat woon-werktraject de wagen op zijn minst voor een deel van dat traject te laten staan. Daarvoor moeten we inzetten op meer snelheid en comfort in vergelijking met alternatieven zoals openbaar vervoer en fiets. Daarnaast moeten we meer werk maken van verkeerswisselaars.
Wanneer we het hebben over investeringen, gaat het niet alleen over grote projecten maar ook over kleinere projecten, en dan komen we onmiddellijk bij de quick wins. Wat dat betreft, kan ik nog eens een stand van zaken bezorgen aan de commissie. Het gaat over vijf projecten die niet in aanmerking komen. Het gaat dan bijvoorbeeld over de installatie van een tijdelijke brug voor de afrit Ekeren-Noorderlaan waar men de doorstroming en de bereikbaarheid van haven en stad op het oog had. Daar heeft men vastgesteld dat een gelijkaardige quick win een even groot effect heeft met minder kosten. Hetzelfde geldt voor de wenselijkheid van een busstrook op de A12. Dat conflicteert dan weer met een andere quick win op diezelfde A12 waarvan de aanbesteding intussen loopt. Ook de verbinding van bussen E313 met de Turnhoutsebaan komt niet in aanmerking omdat die beweging geen probleem stelt. Dat zou enkel zinvol zijn bij een tolstrook.
Er zijn drie projecten die on hold staan zoals de aansluiting van de Albertkanaalbaan op de N12 in Wijnegem. Dat heeft te maken met ruimtelijke beperking waarbij men eerst de potentie van de Hoogmolenbrug wil evalueren.
En dan zijn er achttien projecten die ofwel in voorbereiding, ofwel in evaluatie zijn. Bij de eerste groep is het zo dat de aanbesteding loopt of dat er een begin wordt gemaakt van de uitvoering. Bij projecten in evaluatie bedoel ik dat men nog aanpassingen wil aanbrengen in functie van opmerkingen van de stakeholders. Zo heeft men bij de inritten van de E17 voor de Kennedytunnel opmerkingen gekregen van de gemeente Zwijndrecht. Er zijn ook opmerkingen over het complex Scheldelaan-R2 en de fileopbouw in de Tijsmanstunnel. De opmerkingen en vooral vragen komen van het Gemeentelijk Havenbedrijf. Men wil daar rekening mee houden.
Daarnaast zijn er zeven werken die intussen volledig zijn uitgevoerd. Er zijn al voorbeelden gegeven zoals de spaghettiknoop en de aansluiting van de Turnhoutsebaan in Borgerhout op de Singel.
Mijnheer Keulen, wat uw vraag betreft over de volgorde van belangrijkheid en de opvolging en evaluatie van de fileproblematiek, is het misschien zinvol om nader in te gaan op de criteria die worden gehanteerd om bepaalde prioriteiten vast te leggen en de fileproblematiek te evalueren.
Wat het hoofdwegennet betreft, gebeurt de opvolging van de fileproblematiek door het Vlaams Verkeerscentrum aan de hand van een set van indicatoren die betrekking hebben op de verzadigingsgraad, de filelengte, de locatie van structurele filezones en filekans, de hinderincidenten en de filezwaarte.
De verzadigingsgraad geeft de relatieve benutting van de beschikbare wegcapaciteit waarbij een drempel van 10 uur wordt gehanteerd als verzadigingsdrempel. Boven die drempel spreekt men van verzadiging. Daaruit blijkt dat de meeste wegvakken op de R1, de zuidelijke ring Antwerpen, en op het noordelijke deel van de ring rond Brussel een zeer hoge graad van verzadiging kennen. Het gaat over waarden van 12 en meer. Een hoge graad van verzadiging blijkt tevens het geval te zijn voor meerdere wegvakken op de radiale snelwegen die aansluiten op de volgende ringwegen: de E19-zuid tussen Brussel en Mechelen, de E40 tussen Brussel en Aalst en aan de andere kant tussen Brussel en Leuven, de E313 tussen Antwerpen en Herentals. Ook verder van Brussel en Antwerpen verwijderd komen verzadigde wegvakken voor: op de E314 in de omgeving van Leuven, op de E40 tussen Wetteren en Merelbeke en op de E17 tussen Antwerpen en Gent.
Een andere indicator heeft betrekking op de filelengte. Het gaat dan over de maximale waarde van de gecumuleerde filelengte in een specifieke periode. In 2013 was de filelengte doorgaans beduidend hoger dan het jaar voordien. De recorddag in 2013 was 12 maart. Er stond toen een file van 658 kilometer. Bijna alle piekwaarden in de filelengte worden opgetekend tijdens de ochtendspits. De top tien van langste files in Vlaanderen is nagenoeg ook de top tien voor de regio Brussel. Slechts een deel van de top tien is voor de regio Antwerpen.
Daarnaast zien we duidelijk de invloed van de weersomstandigheden op de filelengte. Ook acties van het spoor hebben een impact.
Een volgende indicator heeft betrekking op de filezwaarte. Dat drukt men uit in kilometeruren. De filezwaarte houdt rekening met de filelengte en met de fileduur. Daarbij geven de cijfers de gemiddelde filezwaarte weer per dag of per dagdeel en per regio. Die gemiddelden worden op jaarbasis gerapporteerd waarbij men telkens het gemiddelde neemt van de voorbije twaalf maanden om seizoenschommelingen uit te vlakken en enkel een langetermijntrend te kunnen rapporteren.
Vervolgens zijn er de structurele filezones en de filekans. Het gaat om de geografische locatie van de files. Dat beeld varieert naargelang van de dag, de weeromstandigheden en het tijdstip van de dag. We hebben hier een heel actueel beeld van. Dit beeld wordt ook weergegeven op de website van het Verkeerscentrum Vlaanderen. Er wordt daar een exact beeld van het fileprobleem geschetst. Voor zover ik weet, wordt elk kwartier in een update voorzien.
Daarnaast is er een indicator met betrekking tot het aantal hinderincidenten. Dit biedt een beeld van het aantal ongeplande voorvallen op de weg. Het is een mix van verkeersongevallen, ladingverlies en allerhande incidenten. Als ze hinder veroorzaken, worden ze geregistreerd.
Er is natuurlijk een grote piek op de R0, de ring rond Brussel. In totaal zijn er in 2013 een duizendtal incidenten geweest. Per kilometer ringweg is dit een piek. Dat is een Europese topscore.
Op basis van de indicatoren evalueert het Verkeerscentrum Vlaanderen de uitgevoerde quick wins op het hoofdwegennet. Het effect op de structurele files wordt aan de hand van de verkeersparameters gemeten. Hiervoor worden onder meer de meetlussen in het wegdek gebruikt.
De cijfers die ik met betrekking tot de verkeersindicatoren geef, hebben betrekking op 2013. We stellen momenteel de rapportering op in verband met de verkeersindicatoren voor 2014. Normaal gezien zou dat in februari 2015 rond moeten zijn.
Er is me een concrete vraag over de spitsstroken gesteld. Er is een evaluatie geweest. De tussentijdse resultaten zijn natuurlijk positief. Wat de E313 betreft, heeft dit tot een vlottere uitstroom van het verkeer geleid. Dit geldt vooral voor het verkeer op de buitenring en in mindere mate voor het verkeer op de binnenring. De avondfiles stroomopwaarts van de E313 zijn ontegensprekelijk verminderd. Ze zijn niet verdwenen, maar wel verminderd. De lengte en de tijdsduur van de files is afgenomen. De snelheid in de files is verhoogd. Op die fronten is er een duidelijke vooruitgang.
We kunnen dit trachten te kwantificeren in het aantal voertuigverliesuren. Tijdens de eerste zes maanden na de start van de spitsstrook op de snelwegen in de regio Antwerpen lag dit aantal uren tijdens de avondspits 16 procent lager dan voor de ingebruikname van de spitsstrook. Die gegevens zijn trouwens ook op de website van het Verkeerscentrum Vlaanderen te vinden.
In functie van bijkomende spitsstroken wordt momenteel nog een en ander onderzocht. Concreet nemen we de E17 in de richting van Antwerpen, de E19 Noord in de richting van Antwerpen en de E313 in richting van Antwerpen tussen Wommelgem en de R1 onder de loep. Het onderzoek ten gronde loopt nog.
Tot slot is nog een concrete vraag over het mobiliteitsbudget gesteld. Dit wordt door de Federale Regering getrokken. Ik wacht op een initiatief uit die hoek. Ik heb er minister Galant al op aangesproken. We moeten echter op een concreet initiatief wachten.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, u hebt in de eerste plaats een heel uitvoerig antwoord gegeven. Binnen welke termijn voorziet u de concrete realisatie van de quick wins? Om het programma wat concreter te kunnen invullen, vraag ik me ook af wanneer welke quick wins komen.
The proof of the pudding is in the eating. Er zijn 33 quick wins. Een aantal van die quick wins is om plausibele redenen weggevallen. Dat is geen enkel probleem. Specifiek zou ik graag vernemen wanneer welke quick wins zullen worden uitgevoerd. Hebt u een indicatieve planning?
Wat de verdere plannen voor de spitsstroken betreft, is er iets wat ik niet goed begrijp. Hoewel u er in de loop van uw antwoord even bij hebt stilgestaan, is er iets wat ontbreekt.
Voor wie vanuit Brussel langs de E314 in de richting van Limburg rijdt, is de situatie catastrofaal. Er is daar een echt structureel capaciteitsprobleem. In de omgeving van Leuven wordt de E314 voor lokaal verkeer gebruikt. De verbindingen tussen de stad en de omliggende dorpen lopen langs de autostrade. Het blijft hier de hoofdstad van het surrealisme. Dit geldt voor iedereen die vanuit Limburg naar Brussel rijdt. Ook in de omgekeerde richting wordt hetzelfde vastgesteld.
Wat de spitsstrookproblematiek en het voorzien in bijkomende capaciteit betreft, vormt de omgeving van Leuven een conditio sine qua non. Als we de filedrukte, de filelast en de capaciteitsproblematiek gewoon objectief inventariseren, moet dit er zeker deel van uitmaken.
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitvoerig antwoord. U zult merken dat we met de vragen om uitleg die we stellen mee een oplossing zoeken. In de toekomst moeten we niet telkens naar voren treden als we denken dat we een idee hebben of als het werkveld iets aanreikt om de files op te lossen.
Ik kan er de vakliteratuur op naslaan. In feite kan ik maar een voorbeeld aanhalen, namelijk het project betreffende gemeenschappelijke trailerparkings. De transportsector heeft gesuggereerd om rondom congestiegevoelige gebieden meer gemeenschappelijke parkings te plaatsen. Er kan dan, in samenwerking met de transportsector, op andere uren verder worden vervoerd.
Met het oog op de toekomst moeten we eens voor onszelf uitmaken waarover we eigenlijk rapporten wensen te ontvangen. Het is hier al jaren een traditie rapporten over de toestand van de autosnelwegen en de gewestwegen te krijgen. Zou het niet beter zijn af te spreken dat we in de toekomst rapporten over de knelpunten op ons wegennet krijgen? In dat geval zou AWV, samen met een aantal andere spelers, zoals het VIM en de onderzoekscentra, ons meedelen wat er eigenlijk misloopt en oplossingen suggereren om tot een betere benutting van de wegcapaciteit te komen.
Indien we dat niet doen, zal iedereen naar zijn eigen regio kijken en zullen we door middel van schriftelijke vragen of vragen om uitleg telkens die knelpunten naar voren brengen. Het zou een goede zaak zijn een globaal beeld te krijgen van de files, van de mogelijke aanpak en van de suggesties van een aantal mensen met de nodige kennis ter zake, zoals de onderzoekscentra, het VIM. Hierover kan samen met AWV in het Vlaams Parlement worden gerapporteerd.
Indien dit niet zou gebeuren, zou het VIM misschien heel wat kunnen bestuderen, maar die studies zouden nadien netjes in een kast in een kantoor verdwijnen. De vraag is dan ook of we verder over een toekomstige rapportering over de aanpak van de files kunnen nadenken.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Minister, ik kom nog even terug op mijn vraag. Het is niet de bedoeling dat u nu al kunt vertellen wanneer welke projecten zullen worden afgerond of aan bod kunnen komen. De vraag is of hiermee rekening wordt gehouden bij het opstellen van het budget voor AWV. We hebben er geen idee van wanneer die in de loop van 2015 kunnen worden ontrold. Ik vraag me dan ook concreet af of de budgetten nog kunnen worden aangepast als er een vijftal in het voorjaar en een vijftal in het najaar aan bod komen. Met quick wins is het immers de bedoeling dat ze snel worden gerealiseerd. Ik zou graag uw houding ter zake kennen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik beschik niet over de exacte timing, maar ik zal de tabel aan deze commissie overmaken. Een hele kolom heeft betrekking op de momenteel vooropgestelde timing van de verschillende projecten. Uit de vergelijking met de vorige rapportering zal blijken waar dit afwijkt.
De budgetten die hiermee natuurlijk gepaard moeten gaan, moeten we nog vastleggen. Dit geldt vooral voor de periode na 2016. Dit lijkt me essentieel. In functie daarvan wil ik meteen ingaan op een ander aandachtspunt dat de heer de Kort heeft aangebracht.
Het is net de bedoeling op basis van alle indicatoren die ik heb opgesomd tot een objectivering van de knelpunten te komen. We moeten niet voor onze eigen kerk preken. De rapportering voor 2014 kan een startpunt vormen. Voor zover we ze nog niet kennen, kunnen we ten aanzien van de verschillende indicatoren aanduiden wat de grootste knelpunten zijn. De R0, de R1 en, in afgeleide orde, de aftakkingen van die wegen zijn weerkerende problemen. Het lijkt me zinvol dit in functie van de rapportering te bekijken. We kunnen op basis van zeer objectieve indicatoren voortwerken en objectief oplijsten welke zones in de eerste plaats moeten worden aangepakt.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik kijk uit naar het lijstje met de quick wins in het programma voor 2015 dat de minister heeft toegezegd ons te bezorgen. Het was me er immers om te doen hier wat concrete duidelijkheid over te krijgen.
Ik herhaal mijn opmerking over de spitsstrokenproblematiek in de regio rond Leuven. Hier moet zeker rekening mee worden gehouden. Ik vind het vreemd dat een van de absolute pijnpunten nu niet aan bod komt. Gelet op de dagelijkse verkeersdrukte die daar bestaat, is dit absoluut noodzakelijk. Als we spitsstroken als een pijnstiller willen gebruiken en de druk wat willen verlichten, hoort dit er zeker bij.
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, het is een goede zaak dat AWV aan u rapporteert. AWV doet dit op basis van die indicatoren. Het is ook van belang na te denken over de vraag of we de in andere onderzoekscentra ontwikkelde nieuwe ideeën en methodes niet tijdig kunnen gebruiken. Sommige onderzoekscentra denken aan het gebruik van weefstroken. Volgens anderen moeten we weefstroken dan weer vermijden. Het lijkt me goed die kennis tijdig te implementeren om effectief te zorgen voor een betere benutting van de wegcapaciteit en voor een betere doorstroming.
Wat dit laatste punt betreft, wil ik eerst opmerken dat de indicatoren door het Verkeerscentrum Vlaanderen en niet door AWV worden opgevolgd. We beschikken natuurlijk ook over instituten. In sommige gevallen ondersteunen we ze ook. Die kennis staat net in functie van het aandragen van alternatieven om oplossingen en nieuwe technieken uit te rollen. Ik houd hier rekening mee.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.