Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Beenders heeft het woord.
Voorzitter, ik refereer aan wat u al hebt verteld: de op 19 december 2014 goedgekeurde beslissing van de Vlaamse Regering over het uitvoeringsbesluit inzake maatwerk bij collectieve inschakeling. U hebt gezegd dat het in werking moet treden op 1 april 2015. Ik heb een vraag over artikel 113, waarin wordt gesteld dat maatwerkbedrijven die dienstenchequeactiviteiten aanbieden, deze kunnen cumuleren met de steun voor werkondersteunende maatregelen tot eind 2018. Dit artikel heeft een grote impact op de tewerkstelling van personen met een arbeidsbeperking, maar ook op de financiële leefbaarheid van deze werkplaatsen. Concreet betekent dit dat een aantal werkplaatsen zich zullen moeten heroriënteren en hun activiteiten zullen moeten herdenken. Het kan zelfs betekenen dat een aantal maatwerkbedrijven zullen moeten stoppen en het einde van hun erkenning zullen moeten tegemoetzien. We vernamen van een aantal werkplaatsen dat dat laatste zeer realistisch is.
Minister, ben u er zich van bewust dat het artikel 113 deze gevolgen heeft? Kunt u de impact van deze bepaling in het besluit van de Vlaamse Regering wat meer duiden? Hoeveel werkplaatsen en arbeidsplaatsen worden momenteel met dienstenchequeactiviteiten ingevuld? Wat is het aandeel van deze activiteit op de totale tewerkstelling binnen de werkplaatsen? Welke stappen zult u ondernemen om de tewerkstelling bij deze werkplaatsen te continueren? Hoe zult u deze werkplaatsen ondersteunen en heroriënteren naar een werking zonder dienstenchequeactiviteiten?
Minister, houdt u rekening met een uitdoofscenario van deze toegekende arbeidsplaatsen? Wat zult u doen om de bestaande tewerkstelling te behouden? Zijn er al werkplaatsen gecontacteerd? Is er overleg geweest met de betrokken werkplaatsen? Als dat niet is gebeurd, zult u dat dan nog plannen in de nabije toekomst?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, de vragen van de heer Beenders zijn terecht, maar ik wil er een vraag aan toevoegen. Waarom zal het in de toekomst verboden zijn om dienstenchequeactiviteiten en werkondersteunende maatregelen te cumuleren? Het is me niet duidelijk wat de reden en de achtergrond is van die beslissing. In wezen gaat het om twee verschillende subsidies die niets met elkaar te maken hebben. De dienstencheque is een consumptiesubsidie en dus geen loonsubsidie, zoals de werkondersteunende maatregelen. Die laatste maatregelen zijn erop gericht een eventueel rendementsverlies van een bedrijf tegen te gaan door kansengroepen in dienst te nemen.
Dreigen we zo niet naar een situatie te gaan waarin kansengroepen twee keer de dupe worden? Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Vroeger was er in Europa een regel dat bedrijven die met dienstencheques werkten, met een bepaald aantal werknemers uit kansengroepen moesten werken. Sinds kort is die regel afgeschaft. Dat wil zeggen dat in bedrijven met dienstencheques geen incentives meer worden gegeven om personen uit kansengroepen aan te nemen.
Daarnaast neem je, door deze cumulmaatregel in te voeren, ook nog de subsidie weg die de bedrijven normaal gezien krijgen voor hun rendementsverlies als ze personen uit kansengroepen aannemen. Daar bestaat dus een soort van dubbel risico. Waarom is dat zo? Erkent u het dubbel risico dat dreigt op te komen voor kansengroepen?
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Artikel 113 was me niet bekend. Ik heb het even nagelezen. Ik ken enkele werkplaatsen die met dienstencheques werken en heb hen opgebeld met de vraag of ze daar wakker van liggen. Alle drie antwoordden ze dat ze daar niet meteen van wakker liggen. Blijkbaar heeft de heer Beenders andere werkplaatsen gebeld. Ze zeggen: “Als de tewerkstelling maar behouden blijft, ongeacht van welk stelsel het komt.” Daar liggen ze wakker van.
Minister Homans heeft het woord.
Natuurlijk ben ik me bewust van het probleem. We hebben zelf de cumul geschrapt. Waarom heb ik dat gedaan? Wel, er bestaat zoiets als Europa. We zijn door Europa op de vingers getikt. Europa heeft gezegd dat overheden een kader opgelegd kunnen krijgen – Europa doet dat ook – waarbinnen staatssteun geoorloofd is. Ook wordt er gesproken over maximale bijdragen voor het loon, die worden geregeld in een verordening. Daardoor zijn we op onze vingers getikt. Die regels liggen nota bene mede aan de basis van het nieuwe maatwerk, dat we nu hebben gedaan en aan de bewuste schrapping van de cumul, die we ook hebben gedaan omdat we ons toch willen conformeren aan de Europese regelgeving. Dat was essentieel. Daarin hebben we nu het probleem van de staatssteun aan de sociale werkplaatsen opgelost. Door de combinatie van maatwerk en dienstencheques worden de steundrempels opnieuw overschreden, wat ook de reden was om de cumul tussen beide uit te sluiten.
Hoe kan ik ervoor zorgen dat er geen tewerkstelling verloren gaat? Ik heb cijfers opgevraagd bij de administratie. Die heeft enkel zicht op de combinatie van de activiteiten als het over strijkateliers gaat. Ik kan enkele cijfers geven. Het gaat welgeteld over 49,5 voltijdsequivalenten (vte’s) in 9 sociale werkplaatsen. Over andere sectoren kan ik niets zeggen.
De sector spreekt zelf over een honderdtal plaatsen. Het is voor mij niet duidelijk hoe dat werd berekend. Mijn administratie heeft alleen zicht op die 49,5 vte’s. Als u andere informatie hebt, zou ik blij zijn als u die wilt delen met mij of mijn administratie. Vooralsnog kon niemand anders accuratere cijfers geven.
Het gaat over 1 à 2 procent van de tewerkstelling in de sociale werkplaatsen. In een aantal organisaties gaat het om de hoofdactiviteit, in een aantal andere is het een nevenactiviteit. Het is belangrijk om daar een onderscheid te maken.
Gaat dat meteen in of plan ik een overgangsmaatregel? Er is een overgangsmaatregel. Het Maatwerkdecreet en alle nieuwe regelgeving en het cumulverbod gaan in op 1 april 2015, maar er is wel een overgangsperiode gepland van vier jaar. Het is goed dat we dat doen. Op die manier geven we de kans om bepaalde activiteiten te heroriënteren. Zo hebben ze de mogelijkheid om te heroriënteren of te stoppen met een bepaalde activiteit. De overgangsperiode is in elk geval vier jaar en de toestemming om dat te kunnen doen hebben we gekregen van Europa.
Toen ik net minister was, werd ik geconfronteerd met het probleem van het dossier Swecom. Ze zijn ermee moeten stoppen. Ik heb ervoor gezorgd dat al die mensen werden herplaatst. Ze zijn onder andere geplaatst bij Natuurpunt en ook bij andere instellingen. Er is geen enkele tewerkstellingsplaats in de sociale economie verloren gegaan. Als er nu door het cumulverbod bepaalde bedrijven zeggen dat ze jammer genoeg moeten stoppen, dan zal ik er ook voor zorgen dat geen enkele werkplaats verloren gaat. Ik heb het Limburgs dossier aangehaald; er is ook nog een dossier Posthof in Berchem bij Antwerpen. Daar hebben we net hetzelfde gedaan. We hebben die mensen in een andere sociale of beschutte werkplaats tewerkgesteld, wat ik toch heel belangrijk vind.
Uiteraard is er al overleg geweest, niet alleen in het kader van het Maatwerkdecreet en de lokale diensteneconomie. Ondertussen zijn alle werkplaatsen, zowel de sociale als de beschutte, gecontacteerd door de administratie om individueel op gesprek te komen om de eventuele onduidelijkheden of implicaties van de nieuwe maatregelen, het Maatwerkdecreet en de lokale diensteneconomie, toe te lichten op een zeer objectieve manier en de ongerustheid in de sector hopelijk weg te nemen.
De heer Beenders heeft het woord.
Ik heb vooral gehoord dat de overgangsperiode van vier jaar zal worden gebruikt om de mensen te begeleiden en te zorgen dat er geen enkele job verloren gaat. Dat verheugt ons.
Minister, kunnen we nog een kopie krijgen van de vingertik van Europa om te kijken welke reactie Europa heeft gegeven op het beleid?
Minister Homans heeft het woord.
Ik zal de Europese regelgeving en verordening – de vingertik – overmaken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.