Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik hoop dat de adviezen die geformuleerd zijn vanuit het project in Oost-Brabant, een deel van de oplossing bieden. Men heeft gedurende twee jaar een aantal sociale-economiebedrijven laten samenwerken met de reguliere sector. Men heeft nagegaan wat werkte en wat er schortte, waar er leemtes zaten en op welke manier aan doorstroom kan worden gewerkt. Toen ik het las, vond ik het zeker de moeite om daar een vraag om uitleg over te stellen zodat we erover kunnen praten.
Het is een illusie om ervan uit te gaan dat doorstroom vanzelf gebeurt. Dat blijkt ook uit het project. Wie de sector een beetje kent, weet dat er meer nodig is dan wat regels inzake doorstroom. Men heeft twee jaar geëxperimenteerd. Men heeft intensief samengewerkt en komt nu tot enkele aanbevelingen. Men moet werken aan technische compensaties, aan arbeidsattitudes en men moet sollicitatievaardigheden uitwerken. Naast die individuele begeleidingstrajecten werden verschillende kennismakingsacties georganiseerd waarbij de doelgroepwerknemers van de drie sociale-economiebedrijven kennismaakten met gewone-economiebedrijven om het vertrouwen te stimuleren en om zo aan de doorstroom te kunnen werken.
Men heeft bruggen gebouwd tussen sociale en reguliere economie, eerst via gesprekken en later door bedrijfsbezoeken. Er werd gezocht naar de gelijkenissen en naar de verschillen.
De eerste aanbeveling die ze doen, is stages en externe werkervaring mogelijk maken voor alle doelgroepwerknemers uit de sociale economie. Door het ontbreken van een wettelijk kader is dat meestal niet mogelijk. Misschien is dat een zinvolle suggestie. Een tweede aanbeveling is de rechten op tewerkstellingsmaatregelen bij doelgroepwerknemers uit de sociale economie gelijkstellen met die van werkzoekenden. Nu krijgen werkzoekenden premies die mensen die uit de sociale economie doorstromen niet krijgen, waardoor het voor een werkgever in het gewone circuit niet interessant is om iemand uit de sociale economie aan te werven. Blijvend aandacht hebben voor het creëren van werkbaar werk voor lagere profielen is een derde suggestie. Voor een aantal mensen zal doorstroom nooit mogelijk zijn en is de sociale economie de werkgever. Er zijn echter ook heel wat doelgroepwerknemers die kunnen werken op de reguliere arbeidsmarkt als er aangepaste jobs beschikbaar zijn. Dan is dat werkbaar werk en dat zit wellicht bij minister Muyters. Vierde maatregel: werkgevers blijven aanmoedigen om werk te maken van een divers personeelsbeleid, en dit niet enkel financieel maar ook door hun coaching aan te bieden. Het project in Oost-Brabant, Rent-a-coach van VELO, geeft daar een voorbeeld van. Een vijfde maatregel is het inhoudelijk en financieel beter ondersteunen in hun opdracht als opleidings- en werkervaringsinitiatief. Hun activiteiten ter bevordering van de doorstroom kunnen misschien een aparte financiering krijgen. Dat geeft natuurlijk een heel andere financiering van de maatwerkbedrijven.
Minister, wat vindt u van deze aanbevelingen? Zijn er suggesties die u meeneemt? Of wilt u liever eerst eens kijken wat het allemaal zal brengen?
Minister, net zoals mevrouw Claes aanhaalt, weten we dat doorstroom geen gemakkelijke evidentie is. Er zijn daarin een aantal knelpunten, onder andere bij de kandidaat zelf: een gebrek aan competentie, taal, mobiliteit. Maar er is ook de kloof tussen sociale economie en de reguliere sector. De aanbevelingen die volgen uit het ESF-project (Europees Sociaal Fonds) – dat ik niet ken, maar ik heb het even doorgenomen – verwijzen hier ook naar. Het project beoogt de doorstroom van werknemers, waarbij de projectpartners hun expertise bundelen. Ik geloof er zelf ook in. Door kennis te nemen van elkaars personeelsbeleid, competentieprofielen, vacatures en stages, kan de overstap van werknemers vanuit de sociale economie naar de reguliere economie haalbaarder en aantrekkelijker worden. Maar ik wil toch aanbeveling 1 aanhalen. Daar staat letterlijk: “stages en externe werkervaringen mogelijk maken voor alle doelgroepmedewerkers”. Op zich zie ik heil in het organiseren van stages, maar het moet toch de beleidsintentie zijn dat wij enkel middelen inzetten op werknemers die echt in aanmerking kunnen komen voor doorstroming, en niet op alle doelgroepmedewerkers.
De heer Beenders heeft het woord.
De aanbevelingen zijn terecht. Willen we mensen laten doorstromen die ook effectief kunnen doorstromen, dan moeten wij werk maken van twee cruciale factoren. Minister, ik zie vooral het feit dat u acties kunt ondernemen om de reguliere bedrijven te stimuleren om vacatures open te stellen voor uitstromers uit de sociale economie. Zijn er al acties ondernomen om dat te stimuleren? Hebt u al overleg gehad met minister Muyters om te weten of hij al begonnen is met het openstellen van tewerkstellingsmaatregelen voor uitstromers uit de sociale economie? Die twee factoren vragen volgens ons extra prioriteit om de doelstelling van doorstroming te kunnen garanderen.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Claes, ik ben op de hoogte van dat onderzoek, en ook van de ESF-oproep en van alle projecten die erbij horen. U hebt zelf al enkele ESF-projecten genoemd, bijvoorbeeld VELO. De resultaten en bevindingen van elk afzonderlijk project werden nog niet met mij besproken. Dat is niet abnormaal, alles vraagt een beetje tijd. Het ESF-agentschap werkt samen met de vzw in|C aan een methodegids over doorstroom waarin de resultaten van de oproep gevalideerd zullen worden. Dat is een belangrijke manier om tot meer goede aanbevelingen te komen.
Met de bevindingen van dit project en de aanbevelingen wordt nu al rekening gehouden in de zaken die we nu al hebben gerealiseerd, bijvoorbeeld in het Maatwerkdecreet en in de lokale diensteneconomie, door te voorzien in de doorstroommodule en de fasering van de opstart van de trajecten. Dat hebben wij hier al uitgebreid besproken.
Daarnaast heeft minister Muyters, naar wiens bevoegdheid vaak wordt verwezen, wat niet onlogisch is aangezien er enige vervlechting is, in de nieuwe regelgeving voor de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP) en 50+ de doorstromers uit de sociale economie al toegang gegeven. Dat is een goede evolutie.
Andere aandachtspunten zullen een plaats krijgen in het actieplan rond doorstroom. Ik ben daarmee bezig, zoals ik heb aangekondigd in mijn beleidsnota. De uitwerking van dit actieplan is voorzien in de zomer en zal dus wellicht na het zomerreces worden voorgesteld in de commissie, hoop ik. Als jullie daar tenminste interesse voor hebben, maar ik twijfel daar niet aan.
Wij hebben al tot vervelens toe in deze commissie gezegd dat ik doorstroom belangrijk vind. Maar ik ben er mij echt wel van bewust dat doorstroom niet voor iedereen kan. We zullen altijd een bepaald segment van mensen in de sociale economie moeten houden omdat er voor hen geen mogelijkheid tot arbeid is. Ik vind dat zeer belangrijk.
Ik vind het ook belangrijk dat wij aandacht hebben gehad voor de warme doorstroom. Wat bedoel ik met warme doorstroom? Als er iemand doorstroomt van de sociale naar de reguliere economie, en het blijkt helaas toch niet te lukken, dan moet er een mogelijkheid zijn om terug te keren naar de sociale economie.
Mijnheer Beenders, er is al overleg geweest met minister Muyters over die doorstroom en dergelijke. Wij zijn daar nog mee bezig. Hij heeft wat dat betreft al enkele openingen gemaakt in het kader van zijn doelgroepenbeleid.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, natuurlijk verzamelt de methodegids alles. Maar we moeten daar niet op wachten. Ik ben het volledig met u eens dat niet iedereen kan doorstromen uit de sociale economie, dat tewerkstelling een finaliteit is voor een deel van de mensen. Ik ben er ook van overtuigd dat doorstromen niet vanzelf gaat. Wij maken van doorstromen een van onze belangrijke pijlers, naast tewerkstelling als finaliteit. Als wetgevende overheid moeten we erover nadenken hoe we maatregelen nemen om doorstromen mogelijk te maken. Individueel maatwerk is daarin een belangrijk element. Ik hoor daar heel weinig over. Dat maakt mij bezorgd. Ook het deel individueel maatwerk moet worden opgenomen, om de cirkel volledig rond te kunnen maken.
De heer Beenders heeft het woord.
Ik treed mevrouw Claes bij. De opening die minister Muyters heeft gemaakt, is zeker goed, maar wel nogal beperkt omdat er nog altijd andere doelgroepmedewerkers op dit moment verloren lopen. Wij moeten dat zeker met minister Muyters opnemen in het kader van zijn doelgroepenbeleid.
Minister, dank u voor uw antwoord. Wij zullen dat met minister Muyters bespreken. Wij hopen dat het overleg voortgaat en dat ook andere doelgroepmedewerkers worden aangesproken.
Minister Homans heeft het woord.
Ik heb vooral vastgesteld dat niet alleen de meerderheid maar ook de oppositie tevreden is met de maatregelen die worden genomen. Mijnheer Beenders, ik heb ook begrepen dat u mij zeer goed zult opvolgen. Dat is ook uw volste recht.
Mevrouw Claes, u vindt individueel maatwerk zeer belangrijk. Dat is de bevoegdheid van minister Muyters. Waarmee ik niet wil zeggen dat we dat niet kunnen opnemen in een van onze talrijke overlegmomenten.
In het Maatwerkdecreet zitten twee belangrijke delen hier: het collectief maatwerk en het maatwerk in de bedrijven. Maar het derde onderdeel is evengoed belangrijk als we dit willen laten slagen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.