Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn vraag gaat over de steunpunten die instaan voor strategisch basisonderzoek. Het steunpuntenprogramma werd in 2001 opgestart om het beleid van de Vlaamse overheid wetenschappelijk te ondersteunen, zodat er snel en proactief kon worden ingespeeld op maatschappelijke ontwikkelingen en uitdagingen. Het voordeel van het steunpuntenprogramma was dat er op die manier strategische keuzes gemaakt werden, dat beleidsgerichte en academische doelstellingen verzoend werden en dat verschillende onderzoekscentra en disciplines meer gingen samenwerken zodat er sinds 2001 bespaard kon worden op een aantal kosten, die, ook wat mij betreft, op dat moment misschien dubbel opliepen.
Als minister bevoegd voor het wetenschapsbeleid bent u verantwoordelijk voor dit programma. De diensten van Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) verzorgen de coördinatie van de steunpunten. Uw collega-ministers sturen de steunpunten inhoudelijk mee aan aangezien ook op hun bevoegdheden onderzoek wordt gedaan.
Minister, u bent de coördinerende minister in dit verband. Ik denk niet dat ik u iets nieuws vertel. Er heerst momenteel een grote onzekerheid bij verschillende steunpunten. De erkenningstermijn van de zogenaamde derde generatie loopt af op 31 december 2015. Het is voor een aantal onder hen geheel onduidelijk wat op dat ogenblik met de steunpunten zal gebeuren.
Normaal gezien worden de steunpunten grondig geëvalueerd. Dat is ook logisch. Op basis van die evaluaties wordt over een mogelijke vernieuwing van de contracten beslist. Die beslissing wordt genomen met betrekking tot elk afzonderlijk steunpunt en voor de steunpunten in het algemeen. Nog voor de eindevaluatie goed en wel was gestart, zou de Vlaamse Regering al beslissingen hebben genomen die de werking van de steunpunten op de helling zetten.
Volgens persberichten die u vermoedelijk ook hebt gelezen, zou de cofinanciering door het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI), die voor sommige steunpunten twee derde van het budget vertegenwoordigt, vanaf 1 januari 2016 worden stopgezet. Ik heb in die persberichten tevens een aantal verdachtmakingen gelezen in verband met dubbele financiering, doelverschuivingen of zelfs politiek ongewenste beleidsadviezen van sommige steunpunten. Dit zouden mogelijke argumenten zijn om de werking vanaf 1 januari 2016 fundamenteel te herbekijken. Dit is wat in de persberichten wordt gesuggereerd. Ik spreek hierover met een groot voorbehoud. Ik moet immers afgaan op wat in de pers is verschenen.
Minister, in die artikelen staat niet op welke van de twintig betrokken steunpunten de klachten betrekking hebben. Misschien kunt u van de gelegenheid gebruikmaken om daar vandaag een duidelijker antwoord op te geven. Ik stel immers vast dat de Vlaamse Regering die geruchten in de pers tot nu toe niet heeft tegengesproken.
Indien geen andere financieringsvorm in de plaats wordt gesteld, kan de schrapping van de subsidies voor meer dan honderd onderzoekers het verlies van hun job betekenen. Bovendien wordt gevreesd dat een vervangende financiering per project door de betrokken departementen de onzekerheid voor de steunpunten zal vergroten.
Ik wil ook het ruimer kader schetsen. Gelijktijdig zouden namelijk ook andere kanalen voor het strategisch beleidsgericht onderzoek op de helling worden gezet. Ik denk dan aan de POD Federaal Wetenschapsbeleid (Belspo) en aan de interuniversitaire attractiepolen voor het federaal wetenschapsbeleid. Die kanalen zijn natuurlijk op een ander bestuursniveau gesitueerd.
Minister, in een ruimere context kan ik ook verwijzen naar de beperking van de autonomie of naar het geheel uitrangeren van een aantal strategische adviesraden. De heer Vanbesien heeft hierover al met u gediscussieerd. Op die manier dreigt op korte termijn een vacuüm te ontstaan in het strategisch beleidsgericht onderzoek en in de onafhankelijke beleidsadvisering, die we belangrijk vinden.
Het lijkt erop dat de Vlaamse Regering in de tijd terugkeert en wil afzien van meer autonoom en soms ook kritisch onderzoek buiten de eigen administraties. Ik zou u hierover dan ook een aantal vragen willen stellen.
Is het effectief de bedoeling zwaar te besparen op de budgetten van alle steunpunten voor beleidsrelevant onderzoek? Is het de bedoeling om op andere kanalen voor het strategisch beleidsgericht onderzoek te besparen?
Wat zijn de onderliggende redenen voor deze keuze? Gaat het om puur budgettaire overwegingen of zijn er, zoals is gesuggereerd, vormen van onvrede over de werking van alle of sommige steunpunten? Indien dit het geval zou zijn, kunt u dit dan toelichten?
Op welke wijze zal de werking van de steunpunten na het einde van 2015 eventueel worden voortgezet? Welke inbreng krijgen de departementen? Hoe zal worden gewaakt over de autonomie die de steunpunten decretaal hebben verworven?
Deze hervorming is voor de betrokkenen relatief onverwacht gekomen. Dit heeft voor ontreddering gezorgd. Als de Vlaamse Regering bij haar plannen blijft, zou het volgens mij een optie kunnen zijn met betrekking tot de overgangsregeling enige soepelheid aan de dag te leggen. Een aantal onderzoeken lopen uiteraard op langere termijn. Is het, bijvoorbeeld, mogelijk te voorzien in een langere overgangsperiode tussen de huidige steunpuntgeneratie en de nieuwe structuur die na 2015 mogelijk op poten zal worden gezet?
De betrokken onderzoeksinstellingen zijn ten gevolge van de opgelegde besparingen nu al verplicht hun personeelsallocatie te herzien. Ze moeten de gaten dichten die in de steunpuntfinanciering zijn ontstaan of afslanken. Ze moeten dit zo pijnloos mogelijk laten verlopen. Is het voor de afwerking van de afgeslankte meerjarenplanning niet mogelijk te voorzien in een verlenging van de uitvoeringstermijn tot, bijvoorbeeld, juni 2016?
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, de heer Rzoska heeft al een ruime inleiding gegeven. Ik zal dat deel dan ook overslaan. Hij heeft verwezen naar de evaluatie van de steunpunten. Die evaluatie zou de basis van de beslissing over de hernieuwing van de contracten moeten vormen. De Standaard heeft in augustus 2014 gesteld dat de evaluaties, met de sterkte-zwakteanalyses, begin dit jaar klaar zouden moeten zijn.
Minister, mijn vragen zijn dan ook evident. Kunt u hier wat toelichting bij geven? Wanneer worden de evaluaties, indien ze er nog niet zouden zijn, verwacht? Wanneer en hoe zullen de verdere beslissingen over mogelijke sluitingen van steunpunten worden genomen?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, ik zou me gewoon bij de laatste vragen van de heer Schiltz willen aansluiten. Ik zou ook graag wat verduidelijking van de minister krijgen. Ik kijk er alvast met genoegen naar uit.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voorzitter, ik wil even op de inhoudelijke vragen van de heer Rzoska terugkomen. Ik vind zijn redenering vreemd. Zodra we iets dat al jaren bestaat, eens vanuit een helikopterperspectief bekijken en nagaan of alles intern nog goed samenhangt, ontstaat onmiddellijk een negatieve perceptie. We keren dan terug in de tijd en er is angst voor het beleid. Door een aantal zaken eens vanuit een helikopterperspectief te bekijken, in dit geval de steunpunten, kunnen we misschien zien dat andere structuren tot een veel betere werking zouden kunnen leiden. Ik vind het goed dat de Vlaamse overheid deze werking eens kritisch in vraag durft te stellen. Indien dit niet zou gebeuren, zouden we binnen vijf jaar misschien nog altijd op dezelfde manier werken. Het kan een goede zaak zijn kritische vragen te durven stellen en alles eens vanuit een ander perspectief te bekijken.
Minister, we kunnen ons natuurlijk vragen stellen bij de communicatie. U zult daar een antwoord op geven.
Er is nog een zaak die ons steeds verwondert. Zodra een bepaald departement iets wil organiseren, moet het budget altijd hoofdzakelijk van het Departement EWI komen. De vraag is of dit wel de logische manier is. Ik weet echter niet wat uw houding in dit verband is.
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik wil eerst meedelen dat de evaluatie nog niet is afgerond. Er is me verteld dat dit bijna klaar is. Ik kan nu moeilijk toelichten wat de evaluatie inhoudt. Ik kan die informatie nog niet verstrekken.
Mijnheer Rzoska, u hebt een aantal vragen over de steunpunten gesteld. De Vlaamse Regering wil blijven inzetten op de wetenschappelijke ondersteuning van het beleid. Dat is geen punt. Dat we dit op een efficiënte en werkbare wijze willen doen, lijkt me ook vanzelfsprekend. Wat de Vlaamse Regering vooral wil doen, is een nieuwe en verbeterde aanpak uitwerken. Dit moet ertoe leiden dat de beleidsdomeinen weer worden geresponsabiliseerd.
De evaluatie, die bijna klaar is, zal bij de uitwerking van een vernieuwd concept uiteraard een informatiebron vormen. Het is nooit de bedoeling geweest om op basis van de evaluaties wat verbeterpuntjes te bepalen. We zullen hiermee rekening houden bij de uitwerking van een nieuw concept. Het spreekt voor zich dat we een beleid willen voeren dat onderbouwd blijft.
Ik zou dan ook niet stellen dat dit geheel onverwacht gebeurt. Toen de steunpuntprogramma’s de vorige keer afliepen, zijn er ook evaluaties en veranderingen geweest. Nu is dit ook het geval. Ik wil de onverwachtheid en de ontreddering dan ook wat nuanceren.
Dit is anderhalf jaar op voorhand aangekondigd. We hebben het enkel over de financiering van het wetenschappelijk onderzoek, wat niet vanuit de beleidsdomeinen zelf gebeurt. Ik verwijs even naar het beleidsdomein Sport, een voorbeeld dat ik zelf goed ken. Het steunpunt wordt uiteraard vanuit het beleidsdomein Sport gefinancierd. Er is ook een aanvulling vanuit het beleidsdomein Wetenschapsbeleid. We hebben het hier over die aanvulling.
U hebt ook om een verlenging gevraagd. Mij lijkt dit niet zo nuttig. Met betrekking tot de inhoud en het budget beschikken we over een planning. Er is een budget tot september 2015. We onderzoeken niet om te onderzoeken. Het is niet zo dat een steunpunt wat geld krijgt en dan maar wat onderzoek moet verrichten.
Dat is gericht onderzoek. Daar staat een timing op, zowel bij Werk als bij Sport, Economie, Armoedebestrijding en andere domeinen. Het is een afsluiter. We zouden graag hebben dat dat onderzoek gebeurt. Ik zie niet in waarom we daar zes maanden aan zouden toevoegen.
Dat er snel duidelijkheid moet komen, zeker. Dat wil ik graag doen, maar dat was in het verleden al zo. Bij de start van een nieuwe periode moet men uiteraard kijken en doorgeven wat men wil bereiken. Dat zullen we doen.
We zijn nog bijna een jaar bezig met het huidige programma. Het wordt zeker uitgevoerd.
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. U hebt een aantal vragen beantwoord, bij andere bent u wat vaag gebleven.
Ik begrijp dat de evaluatie die gepland was, en waar ik niet tegen ben, versta me goed, bijna rond is. Dat is misschien wel het moment – ik heb begrepen van de steunpunten dat ze overleg wensen – om het overleg op te starten zodat een paar zaken kunnen worden uitgeklaard.
Uit uw antwoord begrijp ik ook dat mogelijk een aantal suggesties die in de pers verschenen zijn, niet onderbouwd zijn of niet hard kunnen worden gemaakt.
Sommige collega’s halen puntjes uit mijn tussenkomst die ze dan in een verkeerd daglicht stellen. Als er inderdaad sprake is van dubbelfinanciering en dergelijke, daar ben ik ook geen voorstander van. Als we het efficiënter kunnen aanpakken, dan ben ik daar absoluut vragende partij voor. Het lijkt me wel van belang dat we op basis van de evaluatie en mogelijk het nieuwe model waar u al mee bezig bent, nagaan of we de doelstellingen – en de filosofie erachter – van de steunpunten, met name het academisch-wetenschappelijk onderbouwen van beleidsbeslissingen, op een of andere manier kunnen vrijwaren.
De autonomie die ik al benadrukt heb, blijft natuurlijk voor de steunpunten op die momenten van belang.
Maar goed, ik ben tevreden met uw eerste antwoord. Ik had gehoopt dat er wat meer concrete zaken in zouden zitten, maar ik stel voor dat we de discussie voortzetten als de evaluatie rond is.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik ben blij dat de heer Rzoska akkoord gaat met het principe dat een departement dat een beleidsonderzoek wenst, daar de budgettaire consequenties bij neemt. Dat zal de betrokkenheid gevoelig verhogen. Dat is de logica zelf. Ik stel voor dat u de evaluatie verder afrondt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.