Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord
Voorzitter, minister, dames en heren, een tijdje geleden lazen we in de pers dat een aantal zelfstandige kinderdagverblijven in het Antwerpse de voorbije periode zouden zijn opgelicht door ‘consultants’ in kinderopvang. Het gaat om zogenaamde experts die mensen die willen starten met een kinderopvanginitiatief of dit willen overnemen, beloven om alle administratie te regelen en procedures te doorlopen die komen kijken bij de opstart of de overname van een kinderdagverblijf. De gespecialiseerde bemiddelaars zouden zorgen dat alles in orde komt: een inspectieverslag van Kind en Gezin, financiering bij de bank, administratie, begeleiding doorheen de hele opstartfase enzovoort. Diensten waarvoor de slachtoffers een contract moeten ondertekenen en waaraan hoge sommen geld zijn verbonden. De betrokken kinderdagverblijven blijven uiteindelijk in de kou staan. Niet alleen het geld is verloren, dit heeft natuurlijk ook gevolgen voor de ondernemers, de kindjes en hun ouders.
De malafide praktijken waarover wordt bericht, zouden zijn gepleegd door een bedrijf uit Antwerpen dat afgelopen zomer failliet zou zijn gegaan. Ondertussen zouden de verdachten nog steeds actief zijn, zij het onder een andere naam. Ze stappen zelf op kinderdagverblijven toe en vallen ze aanhoudend lastig, in de hoop dat ze toch maar met hen in zee gaan. Veel klachten kwamen uit Antwerpen, maar ook vanuit het Waasland en Limburg kwamen al getuigenissen. Sommige dateren al van 2010. UnieKO, de erkende beroepsvereniging voor de zelfstandigen in de kinderopvang in Vlaanderen en Brussel, heeft aan de alarmbel getrokken.
Ik wil hier niet enkel een individueel geval in de kijker zetten en er vragen over stellen, want mijn bekommernis is veeleer algemeen. De gebeurtenissen tonen aan dat kinderopvang organiseren niet eenvoudig is en dat er tal van zaken bij komen kijken. Heel veel mensen beginnen met veel enthousiasme, maar dreigen verloren te lopen in een doolhof. Een goede begeleiding en informatie aan wie kandidaat is om met een kinderopvanginitiatief te starten of over te nemen, is dan ook onontbeerlijk, niet alleen voor de organisator zelf maar voor de ouders en de kinderen. Als het nadien misloopt, staan zij in de kou.
Kind en Gezin verwijst op zijn website naar een aantal ‘partners’ die zich inzetten op begeleiding van organisatoren in de kinderopvang en die, naar ik oordeel, betrouwbaar zijn. Daarnaast wordt ook gewaarschuwd voor adviseurs die minder goede bedoelingen hebben of onvoldoende kennis van kinderopvang.
Minister, is het probleem, zoals aangehaald in de pers, waarbij zelfstandige kinderopvanginitiatieven zouden zijn opgelicht in het kader van begeleiding, bekend bij Kind en Gezin? Welke acties zijn er ter zake al ondernomen? Is bekend of ten onrechte wordt verwezen naar Kind en Gezin? Kunt u een beeld schetsen van de omvang van het probleem? Gaf dit aanleiding tot het stopzetten van initiatieven? Welke gevolgen waren er dan voor organisatoren, medewerkers, ouders en kinderen? Plant u bijkomende initiatieven in het kader van het informeren en begeleiden van kandidaten die zich voornemen een kinderopvanginitiatief te starten of over te nemen?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dat zijn belangrijke vragen. Op de laatste vraag over de begeleiding van kandidaten wil ik voortbouwen. We hebben een tijdje geleden een debat gevoerd over startsubsidies die niet beschikbaar waren. Is daar al nieuws over? Het is een element voor een startend kinderopvanginitiatief of ze al dan niet de decretale startsubsidie kunnen krijgen.
We moeten ook met een kritische blik onze eigen regulering durven te bekijken. Is die niet te complex? Moeten we niet durven na te gaan of er een deregulering kan zijn in de sector van de kinderopvang? Moeten we het decreet in die zin niet grondig laten evalueren?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Schryvers heeft een belangrijke vraag gesteld. Het duidt erop dat startende kinderopvanginitiatieven, en zeker de zelfstandige, nood hebben aan begeleiding en ondersteuning. Waarschijnlijk zoeken ze dat dan niet altijd op de juiste plaats. Moeten we daar iets tegen doen? Ik weet niet hoe dit kan worden aangepakt. Misschien heeft de minister daar wel ideeën over.
Voor mij speelt Kind en Gezin hier een belangrijke rol in. Op de website vind je begeleidingsformulieren, nota’s enzovoort. Er zijn ook partners die instaan voor de ondersteuning en begeleiding van startende kinderopvanginitiatieven. Dit is misschien wel een signaal om te evalueren of dat op de juiste manier gebeurt.
Er is een aanpak uitgerold en toch blijken sommigen dit niet te kunnen realiseren met de ondersteuning van Kind en Gezin. We dringen aan op een evaluatie van de ondersteuning en begeleiding. Het stond ook in uw beleidsnota dat we de geldende regelgeving moeten screenen om na te gaan of een vereenvoudiging mogelijk is.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het feit dat dit soort bedrijven kans maakt om de kinderdagverblijven op te lichten, vloeit natuurlijk voort uit de enorme complexiteit die het organiseren van kinderopvang ondertussen is geworden. Er worden constante wijzigingen aangebracht, waardoor heel veel initiatieven het op administratief vlak niet meer zien zitten. Er is ook de problematische communicatie tussen Kind en Gezin en de kinderdagverblijven, ook de gesubsidieerde, waarbij de regelgeving verschillend wordt uitgelegd aan organisatoren en ouders. Al deze factoren samen maken dat kinderdagverblijven de nood ondervinden om de hele rompslomp uit handen te geven.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dames en heren, het probleem zoals aangehaald in de pers, is al sinds enkele jaren gekend bij Kind en Gezin. Het gaat daarbij niet alleen om starters die op een malafide manier zijn benaderd en begeleid. Er liepen bij Kind en Gezin in de loop van de voorbije jaren ook verschillende meldingen binnen dat men de naam van Kind en Gezin misbruikt om voorzieningen te benaderen. De oplichters probeerden zo onder meer verzekeringspolissen te verkopen aan kinderopvangvoorzieningen.
Kind en Gezin heeft verschillende keren contact opgenomen met degenen die achter deze acties zaten en hen met de feiten geconfronteerd. Uiteraard ontkenden zij in alle toonaarden. Verder heeft Kind en Gezin via de nieuwsbrief, de website en persoonlijke contacten met starters en voorzieningen gewaarschuwd voor deze praktijken, waarbij telkens ook werd onderstreept dat er gratis professionele ondersteuning en begeleiding is, via onder meer VoorZet, ‘t OpZet, Agentschap Ondernemen en/of UNIZO. Ook deze partners en de beroepsorganisaties, in concreto UnieKO, de federatie van sociale ondernemingen (SOM) en het Vlaams Welzijnsverbond, verspreidden voortdurend dezelfde boodschap.
Kind en Gezin liet ten slotte juridisch onderzoeken welke stappen het kan ondernemen. Het onrechtmatig gebruik van de naam van het agentschap is hierbij cruciaal. Helaas zijn hiervan geen harde bewijzen: het staat nergens op papier of op mail. Uit het juridische advies blijkt dan ook dat bijgevolg alleen de directe slachtoffers van de oplichting stappen kunnen ondernemen. Kind en Gezin is geen betrokken partij. Het staat Kind en Gezin in het kader van zijn opdracht wel vrij om via allerlei publiciteit kenbaar te maken dat zij of een partner de desbetreffende diensten gratis levert. Bovendien kan zij de slachtoffers bijstaan in de organisatie van hun verweer. Dit laatste wordt nu, in samenspraak met de beroepsorganisatie UnieKO, nader bekeken.
Kind en Gezin heeft tot nog toe weet van veertien organisatoren die tussen 2008 en vandaag op dergelijke consultants een beroep hebben gedaan. Van deze veertien hebben vier initiatieven hun activiteiten stopgezet, zijn er vier attesten van toezicht of vergunningen ingetrokken, is er één nooit opgestart en vechten er vier, waarvan één voor de rechtbank, het contract met de consultant aan. De intrekking van het attest van toezicht of de vergunning gebeurde telkens na herhaaldelijke vaststelling van meerdere ernstige tekortkomingen in de pedagogische werking.
Sinds oktober 2014 is de ondersteuningsstructuur voor ondernemers in de kinderopvang vernieuwd. VoorZet fungeert sindsdien als centraal infopunt of loket voor elke vraag naar ondersteuning of begeleiding. Voor het ondernemingsluik bouwt UNIZO een ruim en toegankelijk aanbod uit. Voor het luik kwaliteitszorg wordt doorgedreven ondersteuning aangeboden door ‘t OpZet en elf pedagogische en taalondersteunende organisaties. Meer informatie hierover vindt u op de website van Kind en Gezin.
Om te kunnen starten met kinderopvang moeten organisatoren met meer dan achttien plaatsen vanaf 2015 een opleiding ‘organisatorisch beheer’ bij SYNTRA hebben gevolgd.
Ten slotte is er sinds september 2014 een uitgebreide digitale starterswijzer ter beschikking op de website van Kind en Gezin. Dit is een digitale gids die starters in de sector stap voor stap wil helpen en begeleiden. Er wordt daarbij geregeld verwezen naar de bestaande professionele ondersteuning en gewaarschuwd voor malafide consultants. Daarnaast biedt Kind en Gezin, in samenwerking met zijn partners, minstens acht jaarlijkse starterstrajecten aan, dit van telkens drie halve dagen.
De problematiek van de cao in de sector is intussen beslecht in het paritair comité. We zijn dus nu in staat om het gesprek over de besteding van de middelen in 2015 te voeren. In dat overleg over de besteding van de uitbreidingsmiddelen is uiteraard de kwestie van de financiering van de starters ook aan de orde.
Met de structuur die er op dit moment is, probeert Kind en Gezin alles te doen wat mogelijk is om de kandidaatstarters te begeleiden. Zoals afgesproken in het regeerakkoord – en ik heb het ook al bij de bespreking van de beleidsnota gezegd –, zijn we in intens overleg om het aspect deregulering, flexibilisering, terugdringen van administratieve procedures te onderzoeken.
Ten slotte wil ik toch nog eens beklemtonen, dat wat velen nu overkomt, niet zozeer enkel een gevolg is van het decreet op de voorschoolse kinderopvang, maar ook van het feit dat je als ondernemer in de sector uit de schemerzone moet. Dat is het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, dat zijn de sociale regels, dat is de fiscaliteit, dat zijn de circulaires van de FOD Financiën, dat zijn zoveel zaken die de ondernemers in Vlaanderen ook overkomen en waar zij mee worden geconfronteerd. Het zijn vaak historisch gegroeide situaties. Het gaat vaak om mensen die met veel enthousiasme en overtuiging een onderneming opbouwen die pedagogisch en sociaal een bijzondere missie heeft. Het is niet zo dat de complexiteit helemaal terug te brengen is op het feit dat er een harmonisatie van zes verschillende stelsels is gebeurd. Precies door het opzetten van die ondersteuningsstructuren, die gratis en ter beschikking zijn, proberen we ook de diverse uitzichten van het ondernemen in de kinderopvang voldoende te ondersteunen, ook het pedagogische. Men zou het nog vergeten, maar het is een belangrijk aspect waarin we met aanzienlijk wat middelen proberen om alle initiatiefnemers de kans te geven er op een goede manier mee om te gaan. Dat, gecombineerd met overleg over administratieve vereenvoudiging en met toch belangrijke overgangsbepalingen, moet ons helpen om de transitie op een succesvolle manier door te zetten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is duidelijk dat uzelf en ook Kind en Gezin aanvoelen hoe belangrijk een goede begeleiding en ondersteuning is voor mensen die een kinderdagverblijf willen starten of overnemen.
Ik verneem dat sinds oktober 2014 de ondersteuning vernieuwd is. Ik neem aan dat dit weloverwogen is, maar ik wil u toch vragen om dit op een goede manier te evalueren want een goede ondersteuning is belangrijk.
Kind en Gezin kan niet duidelijk genoeg zijn wanneer het vaststellingen doet van malafide praktijken. U hebt gelijk dat juridisch optreden vanuit Kind en Gezin tegen consultants die malafide zijn, niet zo eenvoudig is omdat er gewoonlijk niet veel op papier staat. Als het van verschillende kanten wordt gemeld, zal er wel iets van waar zijn en moet Kind en Gezin dit klaar en duidelijk naar buiten brengen om mensen te waarschuwen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, u hebt een interessante zin gezegd: in het paritair comité is beslist op welke manier de cao ingevoerd zal worden. Wat is de afspraak? Ik begrijp dat ik nog niet kan vragen hoe de 20 miljoen euro zal worden verdeeld, maar wel wat de conclusie is van de afspraak binnen het paritair comité. Zal er geleidelijke invoeging zijn, gerichte invoeging?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, u zegt dat ondernemerschap enorm complex is, en dat is zo. Ik denk dat we de bevoegdheden die wij hebben om administratieve last aan te pakken, zoveel mogelijk moeten gebruiken om de druk voor de ondernemers zoveel mogelijk weg te nemen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De afspraak die de sociale partners binnen het paritair comité hebben gemaakt, is dat voor de zelfstandige sector – alles wat niet de historisch erkende en gesubsidieerde sector is – een geleidelijke invoering wordt georganiseerd om de minimumlonen gelijk te stellen met de lonen van het paritair comité waartoe men was toegetreden. In de loop van het jaar zullen wij een eerste opstap doen om het verschil tussen de minimumlonen van de Nationale Arbeidsraad en de minimumlonen van het paritair comité te overbruggen.
We zijn het technisch aan het berekenen, maar we weten dat het uiteraard niet het hele budget zal opnemen. Wij hebben er dus voor gepleit om het geleidelijk in te voeren in de loop van het jaar. We gaan nu na hoe groot het exacte budget is, maar er zal nog een behoorlijke marge zijn om nieuw beleid te voeren binnen het budget van 20 miljoen euro dat voor uitbreiding beschikbaar is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.