Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het debat over de noodzaak aan en de concretisering van een literaire canon loopt al enkele jaren in Nederland en in Vlaanderen. In Nederland werd in 2007, naar aanleiding van een aantal debatten en de vernieuwde aandacht voor het cultureel en literair erfgoed, een plan voorgesteld. Dat canonplan werd voorgesteld door het Huygens Instituut en het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (NLPVF). In Vlaanderen volgde nadien ook een debat met een aantal artikelen in Knack en er waren enkele parlementaire vragen, onder andere van collega Dirk de Kort.
Vanuit de vaststelling dat dit thema in Vlaanderen nog niet echt op de literaire agenda voorkwam en vanuit de bezorgdheid om dit thema maximaal als een gemeenschappelijk Vlaams en Nederlands project te ontwikkelen, nam het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) daarop in 2008 het initiatief om de direct betrokken literaire partners in Vlaanderen samen te brengen om de opinies rond dit thema te activeren en te verzamelen, samen een visietekst te ontwikkelen. Hier kwam dan een summier actieplan uit voort dat werd voorgelegd aan de Vlaamse en Nederlandse ministers van Cultuur en Onderwijs en de Nederlandse Taalunie. Dit resulteerde in een korte heldere nota, namelijk ‘Literaire canon: een verrijkende dialoog tussen verleden en heden’. Daarin werden kernpunten en principes opgenomen: een instrument voor de bevordering van leescultuur, digitale bereikbaarheid is belangrijker dan beschikbaarheid in boekvorm, de situering binnen literatuuronderwijs, open en dynamisch zijn, gedifferentieerd voor doelgroepen.
Tijdens de voorbije legislatuur heeft minister Schauvliege dit dossier opgenomen in het overleg binnen de Nederlandse Taalunie, maar ze heeft het ook als opdracht opgenomen in de beheersovereenkomst van het Vlaams Fonds voor de Letteren. Zowel de heer Paul Delva als de heer Marius Meremans hebben de minister hierover ondervraagd.
In de vernieuwde beheersovereenkomst 2012-2016 met het VLF lezen we over de literaire canon het volgende: “Het VFL was in 2008 initiatiefnemer voor het opstellen van een basisvisie voor Vlaanderen op de Nederlandstalige literaire canon. Het is de opdracht van het VFL om de ontwikkelingen hierrond te volgen bij de betrokken partners in Vlaanderen en Nederland. Het VFL signaleert vanuit deze permanente opvolging nieuwe noden, formuleert oplossingsgerichte voorstellen en mogelijke acties en voert in opdracht bijkomende taken uit zowel in coördinatie, conceptvorming en uitvoering.”
Door een gebrek aan beschikbare middelen zowel bij de letterenfondsen als bij de Taalunie geraakte het gezamenlijke project niet echt van de grond, al moet gezegd dat het VFL binnen zijn reguliere werking productiesubsidies toekent aan uitgeverijen die nieuwe edities uitbrengen van Vlaamse klassiekers. In het recente verleden gebeurde dit onder andere voor werk van Hugo Claus, Louis Paul Boon, Albert Bontridder, Ivo Michiels en Paul van Ostaijen. Daarnaast kent het VFL biografiebeurzen toe voor biografieën van klassieke auteurs zoals Ernest Claes, Gerard Walschap, Paul Snoek, Maurice Maeterlinck en anderen. Ook ondersteunt het VFL jaarlijks een achttal auteursgenootschappen die het werk van Vlaamse klassieke auteurs levend houden.
Minister, intussen zitten we halverwege de beheersovereenkomst met het VFL. Wat is de stand van zaken in het dossier van de literaire canon voor Vlaanderen en Nederland?
Welke concrete samenwerking werd hierover opgezet met het Nederlands Letterenfonds en de Nederlandse Taalunie?
De heer Meremans heeft het woord.
Ik heb die vraag ook al eerder gesteld, en voor mij ook nog de heer Arckens. Het is dus een verhaal dat blijft terugkeren. Dat wijst ook op het belang daarvan.
Ik heb mijn vraag destijds gesteld aan minister Schauvliege. Zij antwoordde dat dit gezien de besparingen voor Nederland toen geen prioriteit was. Men dacht ook meer aan een dynamisch gegeven in plaats van een statisch gegeven. Men wilde daar een bestand van maken dat voortdurend zou worden aangepast.
Het VLF heeft voor buitenlandse geïnteresseerden inderdaad een boekje met daarin een aantal klassieke Vlaamse auteurs. In het kader van de Frankfurter Buchmesse met Brazilië als gastland, heeft men ook geprobeerd een aantal Braziliaanse auteurs te promoten als de literaire canon van Brazilië. Ik weet niet in hoeverre daar rekening mee wordt gehouden bij de promotie van Vlaanderen en Nederland ter gelegenheid van de Frankfurter Buchmesse. Misschien kan daar ook wel iets mee gedaan worden.
Minister Gatz heeft het woord.
Binnen het kader van het geïntegreerd letterenbeleid hebben het Vlaams Fonds voor de Letteren en de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) in juni 2014 besloten om via een werkgroep binnen de KANTL een voorstel te formuleren voor een aanpak rond een dynamische canon binnen het Nederlands taalgebied.
Er werd geopteerd voor een pragmatische en realistische aanpak. Het canonvraagstuk moet daarbij in de eerste plaats een hefboom zijn voor een dynamische aanpak van Nederlandstalige klassiekers en literair erfgoed. Daarbij is het belangrijk dat rekening wordt gehouden met de verschillende potentiële doelgroepen voor de canon of onze literaire klassiekers. Een open benadering en veel aandacht voor maatwerk afhankelijk van de doelgroep is hierbij een uitdrukkelijke wens.
Vanuit diezelfde optiek heeft het VFL in het voorstel aandacht gevraagd voor digitale ontsluiting en een zo groot mogelijke toegankelijkheid van die canon waarbij papieren edities kunnen, maar op zich allesbehalve een dwingende voorwaarde zijn. Wellicht dienen zich daar ook via intensieve samenwerking met en advisering aan de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) complementaire kansen aan.
In een eerste fase kiest de werkgroep, bestaande uit een tiental leden onder wie de professoren Brems en Musschoot, voor een vijftigtal auteurs.
In een tweede fase gaat de KANTL in overleg met een ruime klankbordgroep van stakeholders, het literaire en onderwijsveld, de bibliotheken en het boekenoverleg. Een eerste overleg vindt deze week plaats. Bij het betrekken van deze brede groep spelers wordt beklemtoond dat het omgaan met literaire canon een flexibele en dynamische zaak is.
In een derde fase wordt een maatschappelijk draagvlak gecreëerd en wordt het publiek betrokken en warm gemaakt voor de literaire canon. Hiervoor worden onder meer gesprekken gevoerd met mediapartners. Deze dynamische canon moet worden ingeschakeld in een grotere visie rond leesbevordering. De canon moet leven en beleefd worden. Daarom wordt nagedacht over welke specifieke rol het onderwijs, de lerarenopleiding, literaire manifestaties, auteurslezingen, de boekhandels, uitgeverijen en de media kunnen spelen om de canon een zo groot mogelijk en levendig maatschappelijk draagvlak te bezorgen.
De werkgroep binnen de schoot van de KANTL is intussen geïnstalleerd en volop aan het werk. Hij ziet in het opstellen van een dynamische canon van de Nederlandstalige literatuur een mogelijkheid om uitgeefbeleid, leesbevordering en literatuuronderwijs op elkaar af te stemmen. Zo kunnen uitgevers bepaalde werken opnieuw op de markt brengen omdat ze deel uitmaken van de canon en verschijnen op lectuurlijsten in het onderwijs. Vandaag is het maar al te vaak zo dat bepaalde werken die op de lectuurlijsten staan niet meer verkrijgbaar zijn.
Uw tweede vraag gaat over de samenwerking met het Nederlands Letterenfonds en de Nederlandse Taalunie. Complementair aan de stand van zaken en de drie zaken die ik zonet heb geschetst, zijn in juni Vlaams-Nederlandse gesprekken over de canon opgestart. De gesprekspartners daar zijn de Nederlandse Taalunie, het Nederlands Letterenfonds, de Stichting Lezen Nederland, het VFL, Stichting Lezen Vlaanderen en Canon Cultuurcel. Ook binnen dit overleg wordt er bekeken hoe de literaire canon onder andere via onderwijs en leesbevordering levend gehouden en beleefd kan worden. Daarbij worden de werkzaamheden en bevindingen van de Vlaamse werkgroep meegenomen. Een volgend Vlaams-Nederlands overleg is gepland in februari 2015. De afgewerkte plannen die uit de werkgroepen komen, zullen in Vlaanderen worden besproken binnen het BoekenOverleg, en vervolgens met de Vlaamse ministers van de betrokken beleidsdomeinen.
Mijn conclusie: onder het motto ‘On n’est jamais aussi bien servi que par soi-même’ is de Vlaamse machine aan het draaien en dat zal en zou moeten leiden tot een bepaald resultaat. De contacten met de Nederlandse vrienden zijn volop aan de gang. Ik kan nog niet vooruitlopen op de mogelijke resultaten, maar ik neem graag de suggestie van de heer Meremans, als een concreet doel voor ons en voor hen, mee om de Buchmesse te bekijken, omdat het een aanknopingspunt is. Het is een timing waar we naartoe kunnen werken zodat dat niet in een soort onbestemdheid zou blijven voortdobberen, mocht dit al het geval zijn.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, zoals u het zelf aangaf, de Vlaamse machine draait inderdaad. Ik kan daar samen met u alleen maar tevreden over zijn. Ik heb ook gehoord dat enkele principes zoals ze in de nota van het Vlaams Fonds werden gedefinieerd, nu nog terugkomen zoals het dynamisch gegeven, het feit dat het open moet staan voor verschillende doelgroepen, het digitale element enzovoort.
Ik ben ook heel blij te horen dat het de bedoeling is om niet te komen tot een steriel gegeven. De suggestie van de heer Meremans kan daarin passen. Minister, samen met u kijk ik verder uit naar de volgende acties, zeker voor het creëren van het draagvlak met de verschillende partners. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.