Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik stel vandaag graag een vraag over de toekomst van de brugprojecten en voortrajecten omdat ik daar al jaren bezorgd om ben. Toen ik het regeerakkoord las, stelde ik mij de vraag waar we in Vlaanderen naartoe gaan met de brugprojecten en voortrajecten in het stelsel leren en werken. In het regeerakkoord staat dat de Vlaamse Regering een ‘geïntegreerd duaal stelsel leren en werken (wil) creëren, dat beleidsmatig en maatschappelijk als gelijkwaardig wordt beschouwd met alle andere vormen van secundair onderwijs en dat perspectief biedt voor jongeren en ondernemers’. Een resultaatsgerichte financiering dient hieraan bij te dragen.
In het stelsel leren en werken zijn er jongeren die arbeidsrijp zijn en die klaar zijn om te worden ingeschakeld op de reguliere arbeidsmarkt. Er is ook een ruime groep van jongeren die kiest voor het stelsel leren en werken omdat ze zich niet meer thuis voelen in het voltijds secundair onderwijs maar ook nog niet arbeidsrijp zijn. Voor die groep moeten we bijzondere trajecten uitwerken.
In Vlaanderen is ervoor gekozen om verschillende trajecten aan te bieden aan jongeren die op persoonlijk vlak nog een hele ontwikkeling moeten doormaken en die extra begeleiding nodig hebben. Voor hen worden Persoonlijke Ontwikkelingstrajecten (POT) ontwikkeld. Daarnaast zijn er ook brugtrajecten en voortrajecten die al meer werken in de richting van tewerkstelling en die in een meer beschermde omgeving jongeren voorbereiden op de reguliere arbeidsmarkt. Ik stel vast dat de inspanningen die gebeuren door zowel de centra leren en werken als de verschillende promotoren die een werkplek aanbieden, geen verloren inspanningen zijn. Het gaat om heel kwetsbare jongeren die in die periode toch wel extra begeleiding nodig hebben, die een extra traject nodig hebben. Nogal wat jongeren slagen erin, dankzij die extra begeleiding en die specifieke trajecten, om nadien de stap te zetten naar de reguliere arbeidsmarkt.
Het is ook dankzij de financiering van het Europees Sociaal Fonds (EFS) dat dit alles mogelijk wordt gemaakt. Dit fonds stimuleert Vlaamse organisaties om de arbeidsmarkt te versterken en de werkgelegenheid te vergroten. Het ESF ontvangt kapitaal van de Europese Unie en de Vlaamse overheid, en verdeelt deze middelen in de vorm van subsidies. We zijn zeker van deze middelen tot 2015-2016. De grote vraag is wat we nadien mogen verwachten.
Ik lees ook dat we er rekening mee moeten houden dat we niet over evenveel middelen zouden kunnen beschikken en dan begin ik mij zorgen te maken. Het gaat hier wel om de meest kwetsbare jongeren.
Vanuit mijn kennis die ik de voorbije jaren binnen het onderwijs vergaard heb, stel ik aan u een vraag, minister. Het is duidelijk dat het van groot belang is om op een zo vroeg mogelijke leeftijd te investeren in jonge mensen en om heel veel aandacht te hebben voor aangepaste trajecten voor die jongeren die het meest kwetsbaar zijn. We zien binnen onderwijs dat het van belang is om te investeren in kleuters, problemen al bij de wortels aanpakken.
Minister, u bent verantwoordelijk voor Werk en Economie. Ik ben er ook van overtuigd dat wij iedereen nodig hebben op de arbeidsmarkt en dat we ervoor moeten zorgen dat iedereen wordt ingezet op de arbeidsmarkt. Om die doelstelling te behalen, is het van belang om die jongeren zo vroeg mogelijk arbeidsrijp te maken. Dat vraagt extra aandacht voor die jongeren die vandaag in brugprojecten en voortrajecten terechtkomen. Als we daar niet in investeren, is er later ongetwijfeld een hogere kost. Minister, ik maak me er echt zorgen over en ik hoop dat u als minister van Werk een keuze maakt om te blijven investeren in die jongeren.
Minister, wat moeten wij in de toekomst verwachten voor die brugprojecten en voortrajecten? Is er een projectaanvraag ingediend bij het ESF? Zo ja, wat is de timing ervan? Zo neen, zijn er alternatieve financieringsbronnen om ervoor te zorgen dat er een degelijk traject aan die jongeren kan worden aangeboden zodat ze krijgen waar ze recht op hebben, recht op een onderwijs dat hen op een bijzondere manier voorbereidt op de arbeidsmarkt? Dat is toch wel een van de doelstellingen die het secundair onderwijs moet realiseren. De combinatie van leren en werken is een methodiek en een formule die wij hebben uitgewerkt om dit waar te maken.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik sluit me aan bij de terechte vragen van mijn collega. Ik wil het echter meer specifiek over de arbeidsrijpe jongeren hebben. Zoals u weet, zijn er heel wat arbeidsrijpe jongeren in het stelsel van het deeltijds beroepssecundair onderwijs die op dit moment geen werkplek hebben. Dat is natuurlijk een ongelooflijke verspilling van talent, die we een halt moeten toeroepen door hun een werkplek te bezorgen. Er zijn heel goede aanzetten in het regeerakkoord terug te vinden over leren en werken. Hebt u al plannen om er daadwerkelijk voor te zorgen dat die 1800 jongeren zonder werkplek in het deeltijds beroepssecundair onderwijs op korte termijn alsnog een werkplek kunnen krijgen en op die manier een volwaardige opleiding kunnen volgen, met leren en werken geïntegreerd in één traject? Graag had ik een stand van zaken.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik deel de bezorgdheden van mevrouw Helsen. De voortrajecten en de brugprojecten zorgen er eigenlijk wel voor dat de meest kwetsbare jongeren de beste garanties op arbeidsmarktgerichte perspectieven krijgen. Ook het alternerend leren voor deeltijds leerplichtigen en het alternerend leren voor leerlingen in het buitengewoon secundair onderwijs genieten echter van dat ESF waarover mevrouw Helsen heeft gesproken. Mijn vraag heeft veeleer betrekking op het financiële. Dan gaat het om het vermijden dat die trajecten zonder financiering vallen. Ik zou dan ook heel graag wat verduidelijking willen krijgen over die toekomstige financiering.
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik zal beginnen met de heer Bothuyne. Het invullen van werkplaatsen komt inderdaad al sterk aan bod in het regeerakkoord. Mijnheer Bothuyne, zoals u weet, zijn er dan beleidsnota’s en beleidsbrieven waarin dat verder wordt uitgewerkt. Zoals u ook weet, zal dat vrijdag door de regering worden besproken. Hier en daar lekken er dan bij wonder dingen in de pers uit, maar dit is iets dat de pers nog niet heeft gehaald. Ik zal het dus houden voor na de regeringsbespreking en de indiening. Dan zullen er wat meer details worden gegeven. Echter, u mag natuurlijk niet verwachten dat in beleidsnota’s al in detail wordt uitgewerkt wat we de volgende vijf jaar gaan doen, maar dit gaat iets verder dan wat er in het regeerakkoord staat.
Mevrouw Helsen, ik vind dat u zich nu in uw vraag wel meer toespitst op brugprojecten en voortrajecten, terwijl ik het gevoel had dat ze veeleer ging over de ESF-projecten, over de ondersteuning door het ESF en dergelijke meer. Mevrouw Van Eetvelde heeft dat ook naar voren gebracht. Ik vind dat die brugprojecten en voortrajecten zeker hun nut hebben in dit specifieke stelsel van leren en werken. U weet ook dat de regering heeft beslist dat we met het overbrengen van het industrieel leerlingwezen zouden gaan naar één stelsel van duaal leren en werken. Ik zal dat samen met minister Crevits verder uitwerken. In uw vraag had u het over 2013-2014 en 2015-2016. Voor alle duidelijkheid, tot het schooljaar 2014-2015 is er geen probleem wat de financiering van die brugprojecten en voortrajecten betreft. Tot midden 2015 zijn de middelen dus gegarandeerd.
Ik schat dat we begin 2015 opnieuw ESF-oproepen kunnen lanceren. Dat is een ander belangrijk punt. Vorige week of de week ervoor heb ik naar aanleiding van een vraag om uitleg ook gesteld dat het operationeel programma voor 2014-2020, op basis waarvan die oproepen kunnen worden gelanceerd, op 17 juli als ontwerp is ingediend. Het is pas na goedkeuring door de Europese Commissie dat wij oproepen kunnen lanceren. We moeten ook een voorstel opmaken voor een Vlaamse operationeel programma voor 2014-2020. Daarin staat de verdeling van de middelen tussen de diverse prioriteiten en investeringsprioriteiten. Na de goedkeuring door de Europese Commissie zal er dus op Vlaams niveau worden bekeken hoe die algemene strategische keuzes zullen worden geoperationaliseerd in oproepen. Ik wil er wel op wijzen dat het budget voor dit operationeel programma een stuk lager ligt dan in de vorige periode. U hebt daar allebei op gewezen. Het is eveneens belangrijk om hier even naar voren te brengen dat de Europese Commissie andere klemtonen heeft gelegd dan in het verleden. Ik zal echter samen met minister Crevits afspraken maken over de vraag hoe we dan de middelen zullen verdelen als we eenmaal de goedkeuring hebben gekregen van Europa. Ik wil daar niet op vooruitlopen. Ik zal dat samen met haar doen.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Dat toont inderdaad aan dat wij zeer bekommerd moeten zijn om de toekomst van de tewerkstelling van die kwetsbare jongeren. U zegt dat we enigszins zullen moeten afwachten. U stelt dat Europa een aantal andere klemtonen heeft gelegd. Denkt u dat dit een extra moeilijkheid zal zijn voor Vlaanderen om, bijvoorbeeld, voluit te kiezen om te investeren in die jongere? Ik verwacht immers dat Vlaanderen een bepaalde keuze maakt. Zelfs al dalen de budgetten, tot nu toe heb ik de voorbije jaren vanuit de sector steeds te horen gekregen dat het aanbod aan voortrajecten en brugprojecten echt minimaal is, dat er meer jongeren nood hebben aan die trajecten dan we trajecten kunnen aanbieden. Natuurlijk wordt het, als de middelen dan afnemen, nog moeilijker om de noden te lenigen. Dan zal Vlaanderen, rekening houdend met het kader dat we krijgen, toch vrij snel aan de slag moeten gaan, om te bekijken hoe het ervoor gaat zorgen dat die jongeren op een gepaste manier worden voorbereid op wat we van het secundair onderwijs verwachten. Hoe schat u in dat Europa zal reageren, op basis van de nieuwe prioriteiten die het heeft bepaald? Hoe zult u aan de slag gaan om op korte termijn binnen dat stelsel van leren en werken klaar te zijn om op te vangen wat er eventueel op ons afkomt?
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, ik heb begrepen dat we niet op de zaken moeten vooruitlopen. Wat mij betreft, heeft de minister een duidelijk antwoord gegeven. Tot en met 2015 zitten we nog veilig. Daarna, in het begin van 2015, moeten we de zaak opnieuw bekijken en eventueel nieuwe oproepen lanceren.
Wat me een beetje verontrust, is dat het budget waarschijnlijk lager zal zijn en dat de klemtonen anders zullen liggen. Het wordt afwachten wat het zal worden. Ik kijk ernaar uit. We zullen dit zeker blijven opvolgen.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voorzitter, we weten, voor alle duidelijkheid, dat de middelen van het ESF zullen dalen. Volgens mij moeten we hier discussiëren over de wijze waarop we dit binnen de structurele middelen zullen opvangen. Het gaat niet enkel om de afhankelijkheid. Er wordt steeds over de middelen van het ESF gepraat. Het is goed dat die middelen er zijn, maar de hoofddoelstelling is in voldoende structurele middelen te voorzien voor het stelsel leren en werken.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Kherbache, volgens mij hebt u dit juist verwoord. Dat is ook wat ik bedoelde. We hebben het hier over het budget van het ESF. Daarnaast is er de vraag of het budget voor de brug- en voortrajecten in zijn totaliteit zal wijzigen.
De aanvulling voor de brug- en voortrajecten valt onder de minister van Onderwijs en niet onder de minister van Economie. De middelen van het ESF vallen onder de minister van Werk. Dat geld gaat naar het onderwijsbudget. De rest van de middelen voor de brug- en voortrajecten komt van de minister van Onderwijs. Net om die reden heb ik verklaard dat we dit in overleg zullen bekijken.
De middelen van het ESF zullen sterk dalen. We zullen beslissen naar welke projecten die middelen zullen gaan. Er zijn projecten die binnen de beleidsdomeinen Werk, Onderwijs en Sociale Economie horen. We moeten keuzes maken. We kunnen ook overal een vermindering doorvoeren. Ik zal dat met de bevoegde ministers bespreken. We zullen moeten kiezen of we de aanvullende middelen vanuit de beleidsdomeinen Onderwijs, Sociale Economie en Werk zullen gebruiken voor de projecten die in die beleidsdomeinen thuishoren. Wat er precies zal gebeuren, moeten we voor elk project bekijken.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, ik hoop dat u ervan overtuigd bent dat het belangrijk is dit ook vanuit het beleidsdomein Werk te benaderen. Op basis van uw reactie heb ik de indruk dat dit het geval is. U moet nagaan op welke wijze u dit, samen met de minister van Onderwijs, mee kunt ondersteunen.
Als ik het antwoord goed heb begrepen, denkt de Vlaamse Regering momenteel niet aan een volledige herdenking van de wijze waarop de voor- en brugtrajecten tot stand komen. Dit zou natuurlijk ook een mogelijkheid zijn. Binnen het beleidsdomein Onderwijs zou een totaal nieuw kader kunnen worden uitgewerkt. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Ik ga ervan uit dat u deze zaak samen zult bekijken. Indien de financiële middelen ontoereikend zouden zijn om het nodige te realiseren, kunnen we niets anders dan over een nieuw kader nadenken. Dit nieuw kader zou misschien meer bij de bevoegdheden van de minister van Onderwijs kunnen aansluiten. Dat zou ook niet het geval kunnen zijn. Op basis van uw antwoord heb ik de indruk dat dit denkspoor momenteel nog niet wordt bewandeld. Ik houd er echter rekening mee.
Minister, volgens u moeten we deze zaak pas in 2015 onderzoeken. Volgens mij moeten we, rekening houdend met de cijfers waarmee we worden geconfronteerd, nu al over een aantal denksporen nadenken. Ik ben niet geneigd te stellen dat we moeten wachten. Het is nu het moment om vooruit te kijken en over alle mogelijke scenario’s na te denken.
Ik zou het sterk appreciëren indien u, vanuit uw bevoegdheid als minister van Werk, samen met de minister van Onderwijs in alle ernst zou onderzoeken hoe u in Vlaanderen in die brug- en voortrajecten kunt blijven investeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.