Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Maertens heeft het woord.
Dank u, voorzitter, en welkom als voorzitter in deze commissie.
Minister, ik wil het met u even hebben over de zogenaamde elders verworven competenties (EVC’s). Ik ben ervan overtuigd dat iedereen die heeft, maar het is toch een zeer specifiek item want sinds 1 oktober 2012 kan ook de Vlaamse overheid geschikte kandidaten aanwerven zonder dat zij het gevraagde diploma hebben. Relevante kennis of beroepservaring kunnen volstaan. Ik lees in het regeerakkoord dat u meer mogelijkheden zult creëren om op basis van die EVC’s bij de Vlaamse overheid aan de slag te kunnen gaan.
Uit recent bekend geraakte cijfers van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) blijkt dat op basis van die EVC’s of op basis van eerdere ervaring sinds oktober 2013 slechts twee personen bij de Vlaamse overheid werden aangeworven. Ik weet natuurlijk niet hoeveel aanwervingen bij de Vlaamse overheid er zijn geweest in dezelfde referteperiode. Maar goed, die cijfers zijn toch wel sprekend. Wij moeten bekijken wat er aan de basis hiervan zou kunnen liggen.
Minister, ik feliciteer meteen uw diensten met de website www.bestuurszaken.be. Daar vind je hierover heel wat informatie. Je vindt er ook veel over de beleidsevaluatie van dit systeem. Een enquête wijst uit dat er een te logge en te lange procedure is, een te hoge kostprijs voor de identiteiten, maar ook een perceptieprobleem. Maar er is nog een tweede element: de erkenning van de gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen. Dat gebeurt door – in mooi Nederlands – het National Academic (& Professional) Recognition and Information Center (NARIC). Daarbij rijzen toch een aantal vragen. Ik herinner mij dat er al een kritiek was dat de erkenningsprocedure daar veel te lang duurt: gemiddeld vier maanden voor de erkenning van een buitenlands diploma, terwijl dat hier perfect te hanteren valt. Dat duurt te lang, waardoor mogelijk uitstekende of geschikte kandidaten die erkenning niet tijdig krijgen, waardoor ze niet kunnen deelnemen aan de selectie.
Ik weet niet of het een primeur zal zijn voor Vlaanderen of voor West-Vlaanderen, maar mijn stad zal voor de eerste keer een Nederlander als stedenbouwkundig ambtenaar aanwerven. Die man komt als beste uit de selectieprocedure, wij willen hem aanwerven, maar nu is het wachten op de erkenning van zijn diploma, en dat kan wel enige tijd duren. Dat is een probleem voor de lokale besturen, maar ook voor de Vlaamse overheid.
Minister, hoe evalueert u het instrument van de EVC’s om personen aan te werven bij de Vlaamse overheid tot op vandaag? Welke maatregelen zult u nemen om dat instrument te optimaliseren en om de erkenning van de in het buitenland behaalde diploma’s te faciliteren?
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik sluit mij graag aan bij deze vraag omdat ik hierover in het verleden al vragen heb gesteld aan uw voorganger. Het thema ligt mij na aan het hart. Mijn laatste vraag hierover dateert van januari 2014. Ik stelde deze vraag naar aanleiding van, zoals de heer Maertens het ook al zegt, de teleurstellende resultaten van de EVC-procedure. Ondertussen is er een evaluatie gebeurd, en als ik mij niet vergis, werd de onlinebevraging begin februari 2014 afgesloten. Minister Bourgeois zei in deze commissie dat het zijn bedoeling was om te trachten om nog in de vorige legislatuur een bijsturing te doen.
Naar aanleiding van die evaluatie werden aanbevelingen opgesteld. Ze staan ook op de website bestuurszaken.be. Ze werden opgesplitst in aanbevelingen op korte termijn en aanbevelingen op lange termijn. De eerste aanbeveling is er een op korte termijn: geen agendering en onderhandeling meer op het sectorcomité. Ik heb begrepen dat deze aanbeveling intussen zou zijn doorgevoerd.
Minister, in het regeerakkoord lees ik dat er iets moet gebeuren met de EVC-procedure. Ik hoop dan ook dat uw antwoord zal wijzen op een evolutie in vergelijking met het antwoord van toenmalig minister Bourgeois, destijds bevoegd voor de bestuurszaken. Ik hoop dat er sinds januari 2014 vooruitgang is geboekt.
Minister, in welke mate zult u ook met de andere aanbevelingen, zowel deze op korte als deze op lange termijn, rekening houden?
De heer Kennes heeft het woord.
Ik zal kort zijn en niet herhalen wat mijn collega’s hebben gezegd. Tijdens de vorige legislatuur hebben we het hierover vaak gehad. Een van de knelpunten was vaak dat de vakbonden nogal weigerachtig waren om de waarde van het diploma los te laten. Dit is een van de hindernissen om de EVC’s mogelijk te maken.
Minister, in welke mate is het standpunt van de vakbonden op dat punt ongewijzigd? Komt er een wijziging in? Hebt u daar bepaalde initiatieven tot overleg gepland? Of is dat probleem overroepen? Ik had begrepen dat daar een van de knopen zat en ik verneem graag wat daarover uw standpunt is.
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, ik ben het eens met de opmerking dat we als Vlaamse overheid een voorbeeldfunctie hebben en dat we moeten evolueren naar een moderne werkgever en moeten afstappen van het diplomafetisjisme, dat ik persoonlijk ook helemaal niet genegen ben.
De EVC-procedure, die nog niet zo lang geleden ontwikkeld is, is zeer ruim. Zodoende kan ze toegepast worden op om het even welke functie, met dien verstande dat er nog altijd functies zijn waarvoor een welbepaald diploma nodig blijft. Als we bijvoorbeeld een arts of een verpleegkundige willen aanwerven in het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel, zullen we niet kunnen afwijken van het vereiste diploma.
Werk op basis van de EVC-procedure heeft niet alleen het voordeel dat er meer wordt gekeken naar de competenties en wordt afgestapt van de schoolse kennis of de diploma’s, maar er kan ook een oplossing worden geboden voor het probleem waar ik als minister van Bestuurszaken en Diversiteit mee geconfronteerd wordt binnen het ambtenarenkorps. Mensen met een migratieachtergrond en het al dan niet erkennen van buitenlandse diploma’s, dat zorgt voor problemen. Mensen met een migratieachtergrond zijn een van de drie doelgroepen in ons diversiteitsbeleid. Daar kan de EVC-procedure wel degelijk een tandje bijsteken.
Ik vind het zeer jammer dat sinds de invoering van die procedure nog maar twee aanwervingen zijn gebeurd, eentje bij de VDAB en eentje bij de Dienst voor de Scheepvaart. Dat is zeer betreurenswaardig weinig. Daarom hebben we in het regeerakkoord heel duidelijk gesteld dat we er nog meer aan willen werken om dat te verhelpen.
Zoals collega De Loor aangaf, hebben wij een enquête gedaan bij alle entiteiten, om te vragen of de EVC-procedure voldoende bekend is, wat de problemen zijn en zo meer. 97,5 procent van alle entiteiten die hebben geantwoord, zei de procedure wel te kennen, maar stelde dat ze enerzijds te log is en dat er anderzijds een kostenplaatje aan hangt dat behoorlijk weegt op de begroting van de betrokken entiteit.
Dat ze te log is, heeft te maken met het feit dat er heel veel betrokken partijen zijn. Zo moeten de dossiers voorkomen op het Sectorcomité XVIII. Collega Kennes vroeg naar een eventuele verandering in de opstelling van de vakbonden in dezen. Ik kan u wel zeggen dat er bijvoorbeeld bij de private sector een heel andere houding van de vakbonden is dan de houding van de vakbond in Sectorcomité XVIII.
Het kostenplaatje blijft een drempel, omdat het altijd de VDAB is die de portfolio moet beoordelen. Dat is iets wat we zullen moeten blijven doen. Misschien kan die kostprijs verminderen als er heel veel van die portfolio’s worden doorgestuurd. Dat is misschien een optie.
Maar volgens mij is het vooral de procedure die we moeten bijsturen, zodat we niet meer constant naar Sectorcomité XVIII moeten gaan. Dat is zo vanaf 1 januari 2015. We moeten niet, maar het mag wel. Ik zeg dus niet dat de vakbond hier compleet buitenspel zal worden gezet, maar ik vind het wel belangrijk dat er een mentaliteitswijziging komt, bij de Vlaamse overheid, maar natuurlijk ook bij de syndicale partners, die een vertrouwenspersoon zijn en een partner in het beleid dat wij als Vlaamse overheid als werkgever naar voren willen brengen.
Ik zal, conform het regeerakkoord, een aantal concrete maatregelen uitwerken. Ik neem aan dat we daar in het kader van de bespreking van de beleidsnota uitgebreider op kunnen ingaan. Ik val misschien in herhaling, maar ik vind het zeer belangrijk om mensen op basis van competenties te kunnen aanwerven, veeleer dan op basis van het diploma.
Het klopt, mijnheer Maertens, dat de niet-erkenning van buitenlandse diploma’s door NARIC een struikelblok is. Mijn voorganger, collega Geert Bourgeois, heeft, in samenspraak met de toenmalige minister van Onderwijs, Pascal Smet, al verschillende contacten gehad. Ik neem mij voor om samen met collega Hilde Crevits een goede oplossing te zoeken, zodat we ook iets kunnen doen aan het diversiteitsbeleid dat ik als minister van Bestuurszaken en als werkgever, als Vlaamse overheid, absoluut wil nastreven. We moeten deze doelgroepen alle kansen geven die zij verdienen.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Iedereen hier zal het erover eens zijn dat die elders verworven competenties van cruciaal belang zijn voor personen met een migratieachtergrond die toegang tot de Vlaamse overheid willen krijgen, maar ook voor historisch lager geschoolde Vlamingen, die in de toenmalige context geen mogelijkheden hadden om zich te scholen tot op het niveau waarmee je nu heel vlot binnen kan bij de overheid, maar die intussen wel heel ervaren zijn.
U bevestigt dat de procedure moet worden vereenvoudigd. Dat is mijns inziens van cruciaal belang om een draagvlak te creëren binnen de Vlaamse overheid. We kunnen ook de kostprijs drukken voor die departementen, agentschappen en ga zo maar door.
Uit de beleidsevaluatie blijkt dat er ook een groot perceptieprobleem is. De meeste mensen kennen de procedure wel, maar passen ze gewoon niet toe omdat er een negatieve connotatie aan vasthangt. In de beleidsevaluatie lezen we dat heel veel respondenten op basis van perceptie en niet op basis van ondervinding al bij voorbaat de overweging niet wensen te maken om een EVC-procedure te gebruiken. Daar is er een fundamenteel probleem. We moeten er misschien aan denken om dat nog wat dwingender op te leggen. Dat laat ik aan u en uw beleidsnota over.
Ik wil in deze context nog meegeven – en ik ga nu even van Bestuurszaken naar Binnenlands Bestuur – dat de lokale besturen nog niet zo heel lang ook die mogelijkheid hebben. Ik word er nu zelf ook mee geconfronteerd. Ik wil dat zelf ook actief toepassen. Maar ik denk dat het in Vlaanderen op het niveau van de gemeenten en de lokale besturen nog maar heel weinig gebeurt. Wij moeten de lokale besturen meer kunnen aansporen om dat element van EVC te gebruiken in hun personeelsbeleid, meer specifiek in hun aanwervingsbeleid.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik had gehoopt om te kunnen horen dat er een evolutie is geweest tussen het antwoord dat ik begin 2014 kreeg van toenmalig minister Bourgeois, bevoegd voor Bestuurszaken, en uw antwoord. Ik heb dat niet gehoord. Het blijft ook bij voornemens, net zoals er toen goede voornemens waren. Daar ben ik een beetje ontgoocheld over. Ik denk dat we allemaal vinden dat die EVC-procedure veel sneller doorgang moet vinden.
Ik had u ook gevraagd wat u zou doen met de aanbevelingen, zowel die op korte als die op lange termijn. Minister, ik ben van oordeel dat u een beetje ambitieuzer mag zijn. U zult moed aan de dag moeten leggen om die EVC-procedure te vereenvoudigen, zodat ze sneller kan verlopen en minder financiële impact heeft.
Mag ik een suggestie doen? De heer Maertens zei het al: het is ook een perceptieprobleem. In 2012 waren er informatiesessies. Bent u van plan om die infosessies over de EVC’s te herhalen? Krijgen ze een vervolg? Ik ben ervan overtuigd dat dit ook zou kunnen bijdragen tot een oplossing voor het perceptieprobleem.
Minister, ik ben ervan overtuigd dat een omslag noodzakelijk is. Een van de aanbevelingen op de langere termijn bestaat er nu net in om de EVC-procedure niet langer als de uitzonderingsprocedure te zien maar als de standaardprocedure.
Minister, er ligt veel werk op de plank. Dit mag niet opnieuw dode letter blijven.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Maertens, u stelt een concrete vraag over de lokale besturen. Hoe meer de Vlaamse overheid een voorbeeldfunctie invult, hoe meer lokale besturen het goede voorbeeld zullen kunnen volgen, natuurlijk met respect voor de autonomie van het lokale bestuur.
Ik wil een voorbeeldje geven. We kennen allemaal Steve Jobs. Indien de Vlaamse overheid hem had willen aanwerven, dan zou zij dat niet hebben gekund. Het is belangrijk om alle talenten te zien en ze ook te kunnen binnentrekken. De Vlaamse overheid moet absoluut een voorbeeldfunctie kunnen uitoefenen.
Mijnheer De Loor, die evaluatie werd pas op het einde van de vorige legislatuur geagendeerd als mededeling op de Vlaamse Regering. Uiteraard zal ik rekening houden met de aanbevelingen op de korte, de middellange en de lange termijn. Maar u zult daar meer over horen in de discussie over de beleidsnota. Ik ben het met u eens dat er moed moet worden betoond. Ik heb daarnet in mijn antwoord aangegeven dat ik niet alleen sta. Ik ben verantwoordelijk als minister, maar ik heb ook partners nodig in dezen, en niet het minst syndicale partners, van wie ik dezelfde graad van moed vraag. Ik denk dat daar het diplomafetisjisme veel meer heerst dan bij de Vlaamse overheid.
Ik ben het eens met u dat het ook een perceptieprobleem is. Ik heb dat ook gezegd in mijn antwoord. Maar om nu opnieuw een bevraging te organiseren, en een informatiesessie bij alle entiteiten om het perceptieprobleem weg te werken… Dan steek ik mijn tijd eerlijk gezegd liever in het wegwerken van de logge structuren en van de hoge kostendrempel, om toch meer resultaat te behalen in dezen.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Ik heb een louter informatieve vraag. Gelden die EVC’s ook voor bevorderingen?
Ze gelden enkel bij aanwervingsprocedures. Bevorderingen gebeuren op basis van functies.
De vraag om uitleg is afgehandeld.