Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, op 17 januari 1995, bijna twintig jaar geleden, is het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland afgesloten. Het bestaat dus bijna twintig jaar. Dat is een goede reden om de nauwe culturele samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland te vieren. Voor de uitvoering van het verdrag is twintig jaar geleden de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland (CVN) opgericht. Die commissie had tot taak toe te zien op de uitvoering van het verdrag, alle kansen en belemmeringen voor samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland aan de verantwoordelijke ministers van Vlaanderen en Nederland te melden en die samenwerking ook te stimuleren. Die commissie heeft vooral de afgelopen jaren een woelig bestaan gekend. Zelf heb ik dat niet meegemaakt, maar de heer Vandaele zou daarover meer kunnen zeggen. In 2012 is de commissie opnieuw samengesteld, met de hoop dat er een nieuwe start zou worden genomen. Het is een groep van bijzonder competente en gemotiveerde leden uit Vlaanderen en Nederland. Mezelf – ik was ondervoorzitter – reken ik daar niet bij.
Die commissie is potentieel een sterke troef voor de Vlaams-Nederlandse samenwerking. Binnen de commissie werd heel erg uitgekeken naar de viering van twintig jaar Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland. De leden van CVN waren dan ook verbaasd dat die viering wordt vormgegeven en uitgevoerd door deBuren en Dutch Culture, onder de noemer BesteBuren. Hoewel CVN geen operationele taak heeft en op zich kan nemen en het opzet van BesteBuren veelbelovend is – het wil met kleine projecten op het veld de samenwerking gestalte geven – is het verwonderlijk dat CVN in deze viering niet werd en wordt betrokken.
Minister, kunt u verklaren waarom CVN niet werd betrokken bij de voorbereiding van die belangrijke viering? Binnen CVN heeft men er het raden naar.
Het is significant dat CVN bij die viering buiten beschouwing wordt gelaten. De vraag is dan ook welke toekomst u nog ziet voor de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland.
De heer Vandaele heeft het woord.
Het klopt dat ik de instelling vrij goed ken. Ik was al lid van de commissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands Cultureel verdrag van 1946, ergens in de jaren 80. In 1995 heeft men dat dan vervangen door het Vlaams-Nederlands Cultureel Verdrag. Ik heb ook mee aan dat verdrag geschreven en ik ben er de eerste secretaris van geworden, tussen 1989 en 2009, toen ik naar het Vlaams Parlement ben gekomen. Ik laat in het midden of dat al dan niet een promotie is.
Ik heb vastgesteld dat CVN sinds 2009 steeds meer onder vuur kwam te liggen. Men heeft een aantal keren bespaard en de budgetten omlaag getrokken. Ik denk dat ze nu nog tweemaal 180.000 euro hebben, voor Nederland en voor Vlaanderen. Ook het personeel is echt wel afgeslankt en de taakstelling is veranderd. De kerntaken zijn een aantal keren bijgesteld. Toch geloof ik nog altijd dat dat cultureel verdrag zinvol is.
Ik schets even de achtergrond. Zo was er het Taalunieverdrag van 1980 dat de samenwerking op het gebied van taal en letteren moest bevorderen. Dat was een heel zware structuur met veel middelen en personeel, met een comité van ministers en een interparlementaire commissie. Die Taalunie zit echt goed in elkaar. Men heeft toen voorgesteld om een cultureel verdrag op te stellen, een lichtere structuur met minder middelen en mensen en met andere thema’s waarin men niet zo ver kan gaan als voor taal en letteren, zoals media, cultuur, onderwijs, theater, wetenschapsbeleid, welzijn.
Ik zie dat allemaal een beetje met lede ogen aan. Ik heb het gevoel dat een regering een thema pas belangrijk vindt als daar een parlementair draagvlak voor is, een politiek draagvlak en liefst ook een draagvlak in de samenleving. Het is een taak van ons allemaal, zeker vanuit de commissie Cultuur maar ook vanuit de Interparlementaire Commissie voor de Taalunie, om dat politieke draagvlak te maken en te tonen dat dat draagvlak er nog altijd is over de partijgrenzen heen. Ik ben ervan overtuigd dat dat zo is. Als ik de vraag hoor van mevrouw Segers, die toch niet tot mijn partij behoort, dan denk ik dat daar een partijoverschrijdend draagvlak voor bestaat.
Ik neem me voor om daar ook in de schoot van de Interparlementaire Commissie voor de Taalunie eens naar te kijken. Verandering mag, niet alles moet blijven zoals het is. Alles moet veranderen, wij zijn voor verandering. Als we eens kijken naar de Taalunie, naar het cultureel verdrag, naar de Brakke Grond, naar deBuren, naar de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), dan kunnen we de minister aantonen dat het draagvlak er wel degelijk is.
Minister Gatz heeft het woord.
In het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland wordt de taakomschrijving van de commissie als volgt beschreven: “De Commissie evalueert de uitvoering van dit verdrag en brengt ter zake advies uit.” Na een reflectieoefening over de werking van CVN werd in 2011 door de Vlaamse Regering, in volledige samenspraak met de Nederlandse overheid, de beleidskeuze gemaakt om de commissie vooral vraaggestuurde aanbevelingen te laten verstrekken inzake internationale culturele samenwerking ten behoeve van de Nederlandse en Vlaamse overheden.
Gedreven door de overtuiging dat het belangrijk is om de relatie tussen Vlaanderen en Nederland op cultureel vlak uit te dragen naar de burgers en derden in binnen- en buitenland, gaven beide overheden in 2012 dan ook de opdracht aan de commissie om een beleidsadvies uit te brengen over een mogelijke Vlaams-Nederlandse viering in 2015. Dit advies werd op 4 september 2013, in de marge van de heropening van het Vlaams-Nederlands Huis in de Leopoldstraat, waar CVN samen met deBuren is gehuisvest, gepresenteerd aan mijn voorganger Joke Schauvliege en de heer Frans Timmermans, toen en ook nu nog Nederlands minister van Buitenlandse Zaken.
Dit CVN-advies was de basis voor de beleidskeuzes over de viering die nu effectief zal plaatsvinden in 2015 en voor het operationaliseren van het feestjaar.
CVN heeft een nuttige rol gespeeld door een advies af te leveren dat de basis was voor het feestjaar, maar de overheden hebben mijns inziens terecht geoordeeld dat CVN niet de juiste actor was om de viering in de praktijk vorm te geven. Ten eerste moet tot nader order trouw worden gebleven aan de eerder gemaakte beleidskeuze om CVN enkel vraaggestuurde aanbevelingen te laten verstrekken, maar daarnaast heeft de commissie ook niet het juiste profiel om een operationele rol op te nemen. Het leek beide overheden daarom beter om het feestjaar te laten organiseren door Vlaams-Nederlandse actoren die wel met beide voeten in het werkveld zelf staan.
Het Vlaams-Nederlands Huis deBuren en DutchCulture zijn als organisaties geschikt door hun respectieve ervaring met de praktijk van de Vlaams-Nederlandse samenwerking en het opzetten van bilaterale samenwerkingsjaren.
De basis voor het beleid ten aanzien van CVN is op dit ogenblik de beslissing van de Vlaamse Regering over de werking van CVN van 2011, waarbij werd geopteerd om de commissie vooral vraaggestuurde aanbevelingen inzake internationale culturele samenwerking te laten verstrekken. Indien er in de toekomst ooit andere keuzes gemaakt zouden worden, zou dit gebeuren op voorspraak van de voogdijministers van CVN. Dit zijn de respectieve ministers van Buitenlandse Zaken van Vlaanderen en Nederland.
Eventuele beleidswijzigingen zal ik uiteraard van nabij volgen, ook op het federale niveau.
Mijnheer Vandaele, ik wil gerust de uitnodiging aanvaarden om een platform binnen deze commissie of elders te creëren. Als er wordt geoordeeld dat er te weinig slagkracht, dynamiek of bewegingsruimte is voor de commissie, kunnen we dat daar herbekijken. Als we dat zouden doen, zou het wel nuttig zijn om daar hier eerst intern een draagvlak voor te creëren – met intern bedoel ik Vlaanderen – voor we met onze liefhebbende maar immer kritische Nederlandse collega’s over bijkomende stappen praten. Het is zeker mogelijk en ik kan me inbeelden dat u met lede ogen de brug van het verleden naar de toekomst aanschouwt. Ik heb u de stand van zaken vandaag gegeven, de toekomst kunnen we samen maken, in de mate van het mogelijke.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Uiteraard weet ik van het bestaan van het advies dat CVN heeft overgemaakt aan minister Timmermans en uw voorganger, minister Schauvliege. Ik heb het hen zelf overhandigd op 4 september 2013. De vorm die de viering heeft aangenomen, is uitstekend, maar niet precies zoals wij het in ons advies hadden gezien. Daarom blijf ik het merkwaardig vinden dat, ook al heeft CVN geen operationele taak, er helemaal geen rekening is gehouden met het advies. Er was radiostilte bij beide ministers.
Uit wat u zegt over de toekomst van CVN, maak ik op dat die bijzonder onzeker wordt de komende jaren. Er komen momenteel geen vragen om advies binnen en wanneer CVN zelf adviesvoorstellen doet, worden ze afgewezen. De mensen die in de commissie zitten – en dat zijn toch niet de minsten – vragen zich vandaag af wat ze er nog doen. Daar moet heel snel uitklaring over komen. Samen met de leden van de commissie geloof ook ik in de meerwaarde van die Vlaams-Nederlandse samenwerking. Het zou heel jammer zijn om het kind met het badwater weg te gooien.
In plaats van de mensen in het ongewisse te laten, moeten we samen nadenken over de vraag hoe we de uitvoering van het verdrag beter in de praktijk kunnen brengen. CVN is zelf vragende partij om daaraan deel te nemen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik sluit me aan bij mevrouw Segers. Als we die mensen willen blijven motiveren, is het de hoogste tijd om te bekijken waar we naartoe willen en hoe we dat op een zinvolle manier in stand kunnen houden binnen het geheel van de Nederlands-Vlaamse samenwerkingsvormen. We moeten er werk van maken. Ik vermoed dat de IPC een forum kan zijn, omdat de meeste mensen vanuit deze commissie die belangstelling hebben voor de Nederlands-Vlaamse samenwerking, ook daar aanwezig zijn.
Minister, u hebt gelijk dat het een kwestie is van de bevoegde ministers, maar dat moet op te lossen zijn. We mogen dit niet te lang laten liggen.
Het is inderdaad een bredere bevoegdheid dan Cultuur, het gaat over meer.
Minister Gatz heeft het woord.
Het is gewoon een constructieve vaststelling dat de vragen aan mij gericht zijn, maar ook aan u allen. Zo weet iedereen wat gedaan.
Straks bespreken we de regeling van de werkzaamheden. Ik vertel al even dat ik de vraag heb gekregen van CVN om eens naar deze commissie te komen of om op een andere manier contact met ons te hebben. We kunnen straks bespreken of dat in ons rijtje past. Zij voelen die behoefte dus ook zo aan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.