Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, in het Vlaams regeerakkoord wordt – geheel terecht – veel aandacht besteed aan het recht op culturele ontplooiing voor alle bevolkingsgroepen van onze zeer diverse samenleving. Een van de belangrijke instrumenten daarbij is de UiTPAS. Dat is een succesformule, en de minister heeft in interviews dan ook al aangekondigd dat hij dat project wil uitbreiden.
Tegelijk wordt in het regeerakkoord uitdrukkelijk het belang van het sociocultureel werk in Vlaanderen én Brussel naar voren geschoven. In februari 2014 werd de cultuurwaardebon in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest door de VGC omgevormd tot de formule Paspartoe, geschoeid op de leest van de UiTPAS.
De cultuurwaardebon was een zeer succesvol ‘product’ en een middel dat veel gebruikt werd door de Nederlandstaligen en de mensen uit Brussel die aansluiting zoeken bij het Nederlandstalige verenigingsleven.
Bij de uitwerking van het concept Paspartoe hebben verschillende verenigingen de vrees geuit dat zij minder hun rol zouden kunnen opnemen als toeleider naar het cultureel aanbod. Terwijl afdelingen van verenigingen driemaal per jaar cultuurwaardebons mochten aanvragen om in groep een cultureel evenement mee te maken, werd dit beperkt tot een eenmalige aanvraag voor maximaal 45 personen per jaar.
Deskundigen en rechtstreeks betrokkenen uit het werkveld zijn het erover eens dat het verenigingsleven een belangrijke rol heeft in het beleid inzake cultuurparticipatie. Dit geldt des te meer voor Brussel dat als grootstad te kampen heeft met anonimiteit en vereenzaming.
Het element groep heeft in dat verband een absolute meerwaarde. Dat mogen we echt niet onderschatten. Bepaalde mensen die nooit individueel aan een culturele activiteit zouden deelnemen, doen dat wel in groep. Dat is een belangrijk element in het debat over cultuurparticipatie, ook in het Brusselbeleid.
Minister, onderkent u de negatieve gevolgen van de hervorming van cultuurwaardebon tot Paspartoe voor de emancipatorische en gemeenschapsvormende rol van de Nederlandstalige socioculturele verenigingen in Brussel? Hebt u al contacten gehad met uw collega bevoegd voor Cultuur in het college van de VGC rond de hierboven geschetste uitdaging? Zijn er mogelijkheden om de Paspartoe meer te doen aansluiten bij de UiTPAS?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, meestal vraag ik het woord om mij aan te sluiten bij de vragen, maar in dezen doe ik dat niet. Ik heb heel veel respect voor de heer Poschet en ik vind een deel van zijn bezorgdheden ook terecht, maar als er iets is wat Paspartoe is, is het gebaseerd te zijn op UiTPAS. De Paspartoe is een model dat gebouwd is op UiTpas en is eigenlijk een Brusselse UiTPAS.
Wat is het grote verschil tussen UiTPAS en Paspartoe? Dat je daar bij Paspartoe als groep op kunt intekenen. Dus mijnheer Poschet, eigenlijk is uw vraag net het omgekeerde van wat Paspartoe biedt, namelijk wel zorgen dat groepen daarop kunnen intekenen en ervoor zorgen dat zij nog steeds gebruik kunnen maken van dat aanbod, wat met de UiTPAS tot zover ik weet en mij heb kunnen informeren, niet het geval was. Het is dus misschien net interessant dat de UiTPAS werd hervormd tot Paspartoe.
Ik denk niet dat de Paspartoe momenteel perfect is. Er zijn nog een aantal uitdagingen. Hij is nog niet zo lang in omloop. We moeten eens nagaan wanneer we evalueren en waar we moeten bijsturen. Ik ga zeker niet zeggen dat er geen verbetering mogelijk is.
Voor Groen is het belangrijk om na te gaan wat de cultuurwaardebon betekende, wat goed en wat slecht was, wat de Paspartoe betekent. Een van de dingen waar de cultuurwaardebon op gericht was, was op het promoten van cultuur en het verlagen van de financiële drempel. Net bij het verlagen van de financiële drempel haperde het. We moeten dus ook nagaan of dit bij de Paspartoe wel werkt, of het emanciperend werkt en of meer mensen kunnen deelnemen. Uit de evaluatie van de cultuurwaardebon bleek dat de promotie van cultuur niet zozeer werd versterkt door de cultuurwaardebon. Mensen gebruikten de cultuurwaardebon wel, maar hij had geen versterkend effect. De Paspartoe is er gekomen om de financiële drempel te verlagen.
Het is belangrijk om de Paspartoe en de cultuurwaardebon niet als een vorm van subsidie aan organisaties te zien. Ik ga ervan uit dat u dat niet bedoelt, maar het is niet zo dat organisaties hun werkingskosten kunnen dekken dankzij de Paspartoe of de cultuurwaardebon. Het is daarom van belang dat de organisaties in Brussel voldoende financiële ruimte krijgen voor hun werking, ook zonder de Paspartoe. De Paspartoe is er voor mensen en om te zorgen dat mensen kunnen deelnemen aan cultuur en zo breed mogelijk kunnen deelnemen aan cultuur. Die insteek moet van belang blijven.
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Poschet, laat me toe te zeggen dat ik uw visie over het belang van het verenigingsleven in de uitvoering van het beleid inzake cultuurparticipatie onderschrijf. In De Standaard van 5 september heb ik me ook in die zin uitgesproken. Ik moet hierbij wel benadrukken dat de Paspartoe een initiatief is van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, in samenwerking met UiTPAS en Muntpunt weliswaar. Het lijkt me dan ook in eerste instantie nuttig en logisch dat u deze vraag en uw terechte bekommernis zou opnemen met de collega’s in de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). Het is de VGC die in deze materie beslissingen neemt, het is aan het college om deze initiatieven te duiden.
Ter informatieve titel heb ik enige informatie verzameld bij de VGC, en kan ik u op basis daarvan alvast de volgende elementen geven. De Paspartoe is op de leest geschoeid van UiTPAS, zoals die ontwikkeld is door CultuurNet Vlaanderen. De UiTPAS heeft als doel de individuele participatie aan vrijetijd van elke Vlaming te verhogen. In de oorspronkelijke vorm van de UiTPAS was er echter niet in een optie voorzien tot groepsparticipatie. Op basis van een bevraging bij het socioculturele veld van Brussel, werd onderzocht hoe in het kader van de Paspartoe een systeem kon worden uitgewerkt voor groepen. De drijfveer daarbij was dubbel: enerzijds de groepsparticipatie verzekeren, en anderzijds de rol van de socioculturele verenigingen erkennen als toeleider naar het vrijetijdsaanbod. In de lijn van de vroegere cultuurwaardebon bestaat bij de Paspartoe daarom de mogelijkheid voor elke erkende vereniging en voor elke onderwijsinstelling in Brussel om jaarlijks een groepsbon aan te vragen. Met die groepsbon kunnen maximum 45 personen deelnemen aan een cultuuractiviteit. Bovendien kan een rondleiding met een gids volledig terugbetaald worden.
De discussie over de grootte van de groep en het herhaaldelijk kunnen gebruiken van de Paspartoe moet dus in eerste instantie in de VGC worden gevoerd. De ervaringen die de laatste jaren zijn opgebouwd met de cultuurwaardebon zullen daarin wel meespelen, niet alleen in de inhoudelijke noodzaak die u benadrukt, maar ook in de budgettaire beperkingen van elk beleidsniveau. Dat debat moet dus zeker worden voortgezet, maar het is zoals alle debatten, ook een debat tussen droom en daad en over het geld dat men daarvoor kan vrijmaken.
Via de socioculturele verenigingen hoopt de VGC enerzijds een toeleiding tot het culturele aanbod te verkrijgen, anderzijds wil zij bewerkstelligen dat verenigingen hun leden aansporen en motiveren tot de aanschaf van een individuele Paspartoe aan 5 euro, die recht geeft op één cultuurbon. Voor personen met een beperkt inkomen is de Paspartoe gratis. Met de Paspartoe kan die doelgroep aan een verlaagd tarief participeren aan het Brusselse vrijetijdsaanbod.
Ik heb hierover nog geen overleg gepland met het VGC-collegelid bevoegd voor Cultuur, maar ik zal de implementatie en de evaluatie van de Paspartoe enerzijds én de afstemming tussen de UiTPAS in Vlaanderen en de Paspartoe in Brussel anderzijds met veel aandacht volgen. Ik vertrouw hiervoor op de goede samenwerking tussen CultuurNet en Muntpunt.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u ook het belang van de socioculturele verenigingen erkent. Ik denk dat we echt niet moeten onderschatten dat heel veel mensen, ook voor hun individuele cultuurbeleving, afhankelijk zijn van mensen die hen mee begeleiden. De idee dat elke burger of elke Brusselaar automatisch naar een museum zal lopen zonder ondersteuning van een vereniging als voorportaal, is fout.
Minister, de vraag die ik aan u heb gesteld, zal ook door mijn collega Paul Delva in de raad van de VGC worden gesteld.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Begeleiding vanuit groepen is inderdaad belangrijk en cruciaal. De Paspartoe bood ook die mogelijkheid. Maar zelfs als je geen groepskaart hebt, kan een organisatie nog steeds een groep toeleiden omdat ieder individu in zo’n groep natuurlijk een Paspartoe kan hebben en een organisatie ook kan stimuleren om zo’n Paspartoe aan te vragen. Zoals ik daarstraks al zei, is het belangrijk dat mensen die in armoede leven, betrokken zijn. Dus moeten we niet alleen nagaan of het lukt voor de organisaties, maar ook of het lukt om effectief mensen te bereiken die moeilijk te bereiken zijn, om naar cultuur te gaan.
Ik hoop dat er een evaluatie komt en ik vind dat een evaluatie nuttig is, maar ik zou niet willen dat we zomaar zeggen dat de Paspartoe geen nut heeft gehad.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, als ik goed ben geïnformeerd, zijn de Paspartoe en de UiTPAS ook beschikbaar voor scholen. Zowel de VGC als de Vlaamse Gemeenschap zouden inspanningen doen om meer leerlingen te bereiken. Ik heb gehoord wat de collega’s zeiden en wat de minister heeft geantwoord. Ik wil toch even onderlijnen dat de weg om moeilijk bereikbare doelgroepen mee te krijgen, heel goed kan lukken via kinderen. In de evaluatie en de uitbreiding hoop ik dat niet alleen zij die het hardst roepen, eerst aan bod komen, maar dat er ook tijd en ruimte en middelen gereserveerd zullen zijn en blijven voor scholen en klassen. Voor de toekomst en op lange termijn, zal dit een van de duurzaamste manieren zijn om cultuurparticipatie op te drijven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.