Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, vorige week werd een kaart gepubliceerd die de landschapsevoluties in beeld brengt. Met deze kaart kunnen we letterlijk de veranderingen in het landschap van Vlaanderen en Brussel zien sinds het einde van de achttiende eeuw.
De kaart toont dat het Vlaamse landschap geen statisch geheel is, maar doorheen de jaren veranderde door menselijk ingrijpen. Zo valt onder andere het verdwijnen van duin- en heidegebieden op, of zien we dat bossen zich van het westen naar het oosten van Vlaanderen verplaatst hebben de afgelopen eeuwen. Ook de sluipende verharding van Vlaanderen wordt mooi in beeld gebracht.
De kaarten geven inzicht in ons natuurlijk kapitaal en kunnen dus een belangrijke tool zijn om beleidsbeslissingen op te baseren. Kappen we nog eeuwenoude bossen? Welke valleien richten we in als overstromingsgebied? In welke gebieden is er veel potentieel voor natte veengebieden? Welke weides moeten we beschermen en waar is er eventueel nog potentieel om graslanden om te zetten naar plantaardige voedselproductie?
Welke lessen trekt u uit deze kaarten?
U beloofde een veenherstelplan. Kunnen deze kaarten daarbij helpen?
Zult u op basis van deze kaarten een initiatief voorbereiden om onze eeuwenoude ruimtelijk bedreigde bossen beter te beschermen?
Minister Demir heeft het woord.
De kaarten met de evolutie van het landgebruik in Vlaanderen tussen 1778 en 2022 zijn nog maar net afgewerkt. In het INBO-rapport (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) dat bij de kaarten hoort, zijn analyses gemaakt van de landgebruiksveranderingen. Die tonen aan dat bepaalde natuurlijke en halfnatuurlijke landschappen in de voorbije 250 jaren sterk achteruit zijn gegaan, en dat onveranderd landgebruik zeldzaam is in Vlaanderen. Het behoud van zeldzame, onveranderde landgebruikstypes, zoals oude graslanden, bossen, heide enzovoort, is belangrijk om verschillende redenen, zoals het behoud van de biodiversiteit, erfgoedwaarden, grote koolstofvoorraden en de ecosysteemdiensten die deze landschappen leveren.
De nieuwe kaarten zijn bedoeld om de ruimtelijke uitwerking van acties van de Vlaamse overheid die momenteel al lopen, te ondersteunen. Denk dan bijvoorbeeld aan Natura 2000, de Blue Deal en bosuitbreiding.
Er zijn wel enkele opvallende vaststellingen. Zo bleef het aandeel van de beboste oppervlakte gedurende de voorbije eeuwen stabiel en lag het steeds ongeveer rond de 10 procent van de totale landoppervlakte. Bossen in het westen en het zuiden van Vlaanderen verdwenen door ontginning naar landbouwgrond, vooral akkers, terwijl in de Kempen en zandig Vlaanderen een ongeveer gelijke oppervlakte van nieuwe bossen ontstond op heide en dit voornamelijk met oog op het voortbrengen van mijn- en industriehout. Wie veronderstelt dat we nu in Vlaanderen veel minder bos hebben dan in bijvoorbeeld de Oostenrijkse periode in de achttiende eeuw, heeft het mis. Het bevestigt dat de trendbreuk die we hebben ingezet richting een netto-uitbreiding van het bosareaal, echt wel historisch is.
Ik kom tot uw tweede vraag. Veen – heel belangrijk – kan zich in de praktijk op drie niveaus bevinden. Het kan zich aan de oppervlakte bevinden, met in natuurlijke staat vaak een specifieke en unieke flora en fauna, waardoor veengebieden een hoge ecologische waarde hebben. Er is ook ondiep begraven en diep begraven veen, met grote voorraden aan CO2, dat niet meer aangroeit, maar wel gevoelig is voor bijvoorbeeld drainage. Om bij te dragen aan de biodiversiteitsdoelen en klimaatmitigatiedoelstellingen moeten veenbescherming en -herstel dus op deze drie niveaus ingrijpen.
Het is niet evident om op basis van de moderne kaarten altijd te weten waar zich ondergronds veen bevindt. Daarom zal voor de veenbescherming in de praktijk gewerkt worden met de veenwaarschijnlijkheidskaart op basis van modellering, vertrekkend van duizenden effectieve bodemstalen. De kaarten in kwestie geven weer waar in de achttiende en de negentiende eeuw niet-beboste moerassen aanwezig waren die waarschijnlijk een veenbodem hebben. De kaarten kunnen dan ook helpen bij de interpretatie van de veenwaarschijnlijkheidskaart in de verkenningsfase voor veenbeschermings- en veenherstelprojecten door nog niet-gekende of verdwenen venen te lokaliseren.
Ik kom tot uw derde vraag. Bij tal van ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) zet ik bestaand bos in woon-, industrie- en landbouwgebied om in bosgebied. Zo wordt het bos op termijn planologisch correct verankerd. Ook gemeenten en provincies kunnen zo’n planinitiatief nemen.
Binnen de huidige regeerperiode lijkt het opstarten van nieuwe RUP’s niet meer haalbaar. Zoals u weet, was er geen akkoord binnen de meerderheid om deze legislatuur verder te werken met de voorgestelde methodiek om de meest kwetsbare en waardevolle bossen een betere bescherming te geven. Ik volg dan ook andere pistes, zoals het verlagen van de drempels voor bebossing, een hogere bosbehoudsbijdrage voor het ontradend effect en een snelle, efficiënte boscompensatie. We blijven ook inzetten op het responsabiliseren van de lokale besturen, want het is in de eerste plaats hun verantwoordelijkheid om het Bosdecreet na te leven en bedreigde waardevolle bossen op hun grondgebied te beschermen. Zoals u weet, verdwijnen de meeste bossen na een beslissing van lokale besturen. Vandaar de verstrenging rond boscompensatie.
Tot slot wil ik toch ook graag wijzen op wat er op pagina’s 5 en 7 van het INBO-rapport staat, iets wat in de mediaberichten niet goed is doorgekomen. Het beeld – en dus ook de kwaliteit – van de landschappen toen en nu is wel heel anders. Bossen worden nu doorgaans minder intensief gebruikt en minder beheerd ten opzichte van het begin van de twintigste eeuw, omdat de bomen toen veel jonger waren en er veel vaker hakhout werd gekapt. Naast kwantiteit speelt ook kwaliteit van het ecosysteem een rol. Ook dat is een punt dat we beleidsmatig hebben benadrukt. Voor de graslanden en akkers zal dat wellicht anders zijn. Aanhoudende milieudruk heeft evenwel een negatieve impact op de kwaliteit, maar daar hebben we met de hydrologische ingrepen en stikstofreductie een aanpak voor.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, u gaf aan dat onveranderd landgebruik zeldzaam is, en dat klopt: 20 procent van Vlaanderen zou onveranderd zijn, 80 procent is dus sinds de achttiende eeuw totaal veranderd. Dan gaat het vooral over die meer natuurlijke landschapstypes. 14 procent is grasland dat is omgezet naar akkerland, 1,5 procent is bos. Dat betekent dat er heel weinig oud bos is in Vlaanderen, dus we moeten dat oud bos bijzonder hard koesteren.
In 2022 heeft het Departement Omgeving een opdracht uitgeschreven om de bestemmingswijzigingen van ruimtelijk bedreigde bossen voor te bereiden. Er is een studiebureau aangesteld, maar daarna is het windstil gebleven over de resultaten van die studie, laat staan over beleidsmaatregelen die eruit zouden kunnen voortvloeien. Die studie is aanbesteed in 2022. Ik heb u daar toen vragen over gesteld. Er is budget tegenover gezet, er is een studiebureau op gezet.
Een, is die studie afgerond? Twee, zijn er initiatieven genomen om ervoor te zorgen dat … De studie was: een grootschalig RUP maken per provincie om de ruimtelijk bedreigde bossen te herbestemmen en dus naar bosgebied om te zetten. Mijn vraag is: waar is dat blijven steken? Zijn er resultaten? Kunnen we die zien? Beleidsmaatregelen heb ik nog niet gezien, dus ik veronderstel dat die er niet komen, maar als het tegenovergestelde waar is, zou dat mijn dag goedmaken. Wat is de stand van zaken?
Minister Demir heeft het woord.
Dat laatste zal ik moeten opvragen. Ik wil dat gerust schriftelijk meegeven.
Binnen de Vlaamse Regering was er geen overeenkomst over de methodiek om oude zonevreemde bossen te herbestemmen. Daar is veel over gediscussieerd, maar we hebben helaas geen overeenkomst bereikt over de manier waarop we dat zouden kunnen doen.
Wat die studie betreft: ik zal moeten navragen waar dat nu exact zit. Als u het goedvindt, zal ik dat schriftelijk overmaken.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, bos vinden wij zeer belangrijk en het is ook belangrijk dat we in Vlaanderen werken aan bosbehoud en -uitbreiding. Er zijn stappen gezet om meer bos aan te planten in Vlaanderen, maar dat verloopt zeer moeizaam. Vandaar is het bijzonder belangrijk om bestaand bos te behouden.
Als we naar die kaarten kijken, zien we dat van het bos dat er is, maar heel weinig echt oud bos en dus bijzonder waardevol bos is. Het is dan ook zeer belangrijk dat er van dat bijzonder waardevol bos geen millimeter gekapt wordt. Ik pleit dus nogmaals voor het beschermen van alle oud en waardevol bos in Vlaanderen en dus een kapverbod daarvoor. Volgende week bespreken we in dat verband een voorstel van resolutie. Ik hoop natuurlijk dat de meerderheid van gedacht veranderd is en de methodiek die wij voorstellen, zal aanvaarden, om het oude bos in Vlaanderen te beschermen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.