Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over het vervangingsritme van drinkwaterleidingen in Vlaanderen
Verslag
De heer Pieters heeft het woord.
Bij het aantreden van deze Vlaamse Regering bedroeg voor het productiejaar 2020 het totaal lekverlies van geproduceerd drinkwater in Vlaanderen maar liefst meer dan 64 miljoen kubieke meter. Slechts één waterbedrijf, Aquaduin, scoorde op dat ogenblik een Infrastructure Leakage Index (ILI) die minder dan de norm van 0,5 bedroeg.
In de commissie Leefmilieu van 28 oktober 2020 beloofde u, in antwoord op de mondelinge vragen om uitleg 280 en 350 van respectievelijk mijn collega’s Freya Perdaens en Sam Van Rooy, expliciet dat u tijdens deze legislatuur alles in het werk zou stellen om deze onaanvaardbare drinkwaterlekverliezen drastisch terug te dringen. In die optiek zouden, in het kader van de Blue Deal, alle Vlaamse drinkwatermaatschappijen de nodige investeringen moeten doen om hun score tegen uiterlijk 2025 terug te dringen tot een streefwaarde van die norm, 0,5. Voor de drinkwaterleveranciers die deze doelstelling niet zouden halen, zouden volgens u, als stok achter de deur, financiële implicaties volgen bij de goedkering van hun tariefplannen.
Intussen publiceerde de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) op 14 december 2023 de ‘Drinkwaterbalans voor Vlaanderen 2022’, weliswaar nog een jaar terug. Uit dit rapport blijkt dat voor het productiejaar 2022 het totaal lekverlies van geproduceerd drinkwater in Vlaanderen nog steeds opliep tot maar liefst 53.834.000 kubieke meter. Slechts drie van de zes drinkwaterleveranciers, Aquaduin, Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling (AGSO) Knokke-Heist en Pidpa, behaalden intussen de beoogde score lager dan 0,5. De drinkwaterleveranciers Farys, De Watergroep en water-link halen deze door u vooropgestelde score nog steeds niet.
Daarom heb ik volgende vragen.
Welke stappen zult u, met het einde van deze regeringslegislatuur in zicht, nog zetten om deze drinkwaterlekverliezen in Vlaanderen nog verder terug te dringen?
Welke concrete handhavingsmaatregelen zult u ten aanzien van Farys, De Watergroep en water-link uitvaardigen, opdat ook deze drie drinkwaterleveranciers de beoogde score tijdig en blijvend zullen behalen?
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Uit het inspectie- en herstellingstraject van Vlaamse Rioleringen blijkt dat 1000 kilometer aan leidingen dringend hersteld moet worden om zinkgaten te vermijden. Niet alleen rioleringen maar ook de drinkwaterleidingen zijn, zoals de collega al zei, dringend aan herstel toe. Lekkende waterleidingen zorgen jaarlijks voor een verlies van zo’n 56,8 miljoen kubieke meter of 15,8 procent van het beschikbare drinkwater. Door factoren zoals een lage instroom van zoetwater, een hoge urbanisatiegraad en hoge bevolkingsdichtheid kent Vlaanderen een hoge mate van waterstress. De beschikbaarheid aan water per capita is dus erg laag in Vlaanderen. Door de klimaatverandering zullen we te maken hebben met langere droge periodes. Zo hebben we afgelopen zomers al gezien, minister, dat de waterbevoorrading voor landbouw en industrie, maar ook voor drinkwater, toch wel wat onder druk komt te staan.
Nu, de Blue Deal heeft dan ook als doelstelling om de Infrastructure Leakage Index, een maatstaf voor het aantal lekken in drinkwaterleidingen, terug te dringen. Men streeft naar een ILI van 0,5 over heel Vlaanderen. Momenteel wordt die doelstelling enkel door de twee kleinere drinkwatermaatschappijen gehaald.
Uit uw antwoord op een schriftelijke vraag, meer bepaald nr. 870, blijkt dat ons drinkwaterleidingnet enorm verouderd is en het jaarlijkse vernieuwingspercentage van de afgelopen tien jaar, collega’s, tussen de 0,54 procent en de 1,78 procent ligt. In het slechtste geval zou men er 185 jaar over doen om het drinkwaterleidingnetwerk te vernieuwen, en in het beste geval zou dat zo’n 57 jaar bedragen. Burgers en bedrijven dragen via de waterfactuur bij aan het investeringsbudget voor het vernieuwen en het vervangen van leidingen. Toch zien we, minister, dat het vervangingsritme stokt en dat de investeringen in het renoveren van de leidingen momenteel nog onvoldoende zijn.
Daarom heb ik, minister, volgende vragen.
In welke mate meent u dat het huidige vervangingsritme en de budgetten die eraan besteed worden, voldoende zijn om de beoogde doelstellingen effectief te bereiken?
Op welke manier wilt u een plan uitwerken dat drinkwatermaatschappijen aanspoort of verplicht om het vervangings- en renovatieritme van hun drinkwaterleidingnetwerk te verhogen en te verzekeren dat er effectief voldoende budgetten besteed worden?
De Vlaams Milieumaatschappij (VMM) heeft in haar rapport ‘Omvang van waterverlies bij Vlaamse waterbedrijven’ aangegeven dat de berekening van de ILI niet eenduidig is en verfijnd. Mijn vraag is dan ook, minister, op welke manier u de drinkwatermaatschappijen ertoe wilt aanzetten de index eenduidig te berekenen en de berekeningswijze effectief ook op dat vlak te verfijnen?
In hetzelfde rapport doet de VMM ook de aanbeveling om het beheer van de leidingen te koppelen aan tariefplannen. Door de evolutie van het waterverlies en het beheer van die leidingen te verankeren in de tariefregulering wil de WaterRegulator een prikkel inbouwen die waterbedrijven effectief aanzet tot voortdurende efficiëntiemaatregelen met betrekking tot het waterverlies. Hoe kijkt u zelf, minister, naar die aanbeveling en hoe wilt u daaraan tegemoetkomen?
Verder verwijs ik, minister, ook nog naar het artikel in Gazet Van Antwerpen van 27 maart over het herstellingstraject van rioleringen. Daarin geeft men aan dat in Vlaanderen veeleer gebruikt gemaakt wordt van de kousmethode, een methode die voor de drinkwaterleidingen minder interessant is. Vlaamse bedrijven zouden andere technieken op de markt brengen zoals de SIPP-techniek (spray-in-place pipe).
Op welke manier bent u bekend met deze nieuwe technieken, die toch wel vernieuwender zijn, en die ook voorhanden zijn?
Hoe wilt u de drinkwatermaatschappijen ertoe aanzetten om te investeren in nieuwere innovatieve technieken om zo toch wel tot een proactiever strategisch plan voor renovatie van de leidingen te komen?
Tot slot, minister, gaf Assuralia, u ook bekend, de koepelorganisatie van de Belgische verzekeraars, in een mededeling van 19 maart jongstleden aan dat de meeste Belgische verzekeraars duurzaamheidsobjectieven willen opnemen in hun beleggingsbeleid en daarmee nieuwe Europese wetgeving willen gaan implementeren. Daarbij wordt gekeken naar duurzame en maatschappelijk relevante infrastructuurwerken waarin de sector kan investeren. Mijn vraag is dan tot slot, minister, in welke mate u kijkt naar de Belgische verzekeraars om te investeren in Vlaamse infrastructuurprojecten met een duurzaam karakter zoals de investering in drinkwaterleidingen.
Minister Demir heeft het woord.
Wat betreft de eerste vraag van collega Pieters: we zien inderdaad dat er de laatste jaren een grote vooruitgang is geboekt op het vlak van lekverliezen. Zo is de infrastructuurlekindex – om het zo te zeggen – op Vlaams niveau gedaald van 1,32 naar 0,94. Dat is een daling van bijna 30 procent. We zitten nu in die index op 0,94. Als je weet dat dat een index is die kleiner is dan 2, en 2 wordt internationaal gezien als een goede score, dan is het duidelijk dat de Vlaamse drinkwatersector op de goede weg is. Ik denk dat dat ook logisch is. We zitten nu aan 0,9 en we hebben in de Blue Deal een streefwaarde van 0,5 vooropgesteld. Het ingeslagen pad zal verder moeten worden bewandeld en dit tempo zal dus moeten worden aangehouden.
De tweede vraag was welke concrete handhavingsmaatregelen ik ten aanzien van Farys, De Watergroep en water-link zal uitvaardigen. Als je kijkt naar het feit dat we toch wel een grote stap voorwaarts doen, een daling van 30 procent, dan denk ik dat dat een trendbreuk is met het verleden.
Zoals de cijfers aantonen, is er een aanzienlijke beperking gerealiseerd van lekdebieten en sinds 2022 is de index op Vlaams niveau lager dan 1. Dat is een zeer goed resultaat. De komende periode zijn er nog bijkomende inspanningen voorzien. Handhavingsinstrumenten, indien nodig, zijn voorzien, ook via de verankering als openbaredienstverplichting en zoals voorzien in het Waterwetboek. Ook de WaterRegulator volgt de lekverliezen op, dankzij de nieuwe tariefreguleringsmethode die we vorig jaar door de regering lieten goedkeuren.
Wat betreft de vraag van collega De Vroe over het huidige vervangingsritme en de budgetten die eraan besteed worden: om inzicht te krijgen in de kwaliteit van het netwerk, wordt er gewerkt met een soort indicator. Die heet SNAX ( Standardized Average Age Index). Voor Vlaanderen bedroeg die in 2019 al 0,48. Bij een SNAX kleiner dan 0,4 spreekt men over een gemiddeld nieuw netwerk. Bij een SNAX groter dan 0,6 spreekt men over een gemiddeld oud netwerk. Wij zitten dus op dit moment aan 0,48. In 2019 was er voor geen enkel waterbedrijf sprake van een gemiddeld oud netwerk. Globaal kan dus gesteld worden dat het vervangingsritme van het leidingennetwerk voldoende is naar internationale waarden en dat we in Vlaanderen dus niet met een enorm verouderd netwerk zitten volgens die indicator.
De garantie om verder voldoende vervangingsinvesteringen te doen, zit ook in de verplichte tarief- en actieplannen die ook goedgekeurd zijn door de regering. Het spreekt voor zich dat de administratie, maar ook de WaterRegulator dat ook opvolgt. Uit de tariefplannen zien we ook dat het aantal vervangingen stijgt. De doelstelling is duidelijk. In 2020 zaten we aan 0,9 en we zouden toch wel naar een verdubbeling moeten gaan, naar 1,6-1,7 tegen 2028.
Dan kom ik aan uw derde vraag, van de VMM. Die aanbeveling is ter harte genomen en die is ook in de nieuwe tariefplannen eenduidig bepaald. Dat is inderdaad belangrijk.
Wat betreft de vierde vraag: de tariefreguleringsmethode heb ik in 2023 aangepast, waarbij de doelstellingen en de investeringsprogramma’s nu dus in de tariefplannen van elk waterbedrijf worden opgenomen en worden opgevolgd. Zeker dat laatste is even belangrijk.
De kousmethode is inderdaad een nieuwe techniek. Ik ben dat ook twee maanden geleden in het Antwerpse gaan bekijken. Het is goed dat dat gebruikt wordt omdat je op die manier preventief kunt ingrijpen waar er problemen zijn. Want als je niet preventief ingrijpt, wordt het alleen maar erger. In dat opzicht is dat goed. Bovendien moet je dan ook niet heel je straat gaan openbreken enzovoort.
De techniek werd ook onderzocht door de waterbedrijven, maar voorlopig wordt die nog niet verder toegepast omdat er onvoldoende garanties kunnen worden geboden op het vlak van impact op de kwaliteit van het drinkwater. Daarnaast zijn er blijkbaar ook restricties die gelden op de techniek. Dat moeten we nog eens wat beter bekijken.
Uiteraard onderzoeken de drinkwaterbedrijven bij elke investering wat de meest optimale keuze is. Soms moet je een volledige vernieuwing doen van de leiding. Soms is een renovatie door middel van een innovatieve techniek om de levensduur te verlengen, beter. Er wordt altijd kosten-batengewijs gekeken wat het beste is.
Ook worden maximale synergievoordelen meegenomen wanneer er door andere nutspartners in dezelfde straat nutswerken worden uitgevoerd zodat beschikbare budgetten optimaal ingezet worden en men voor minder hinder kan zorgen. Het lijkt me dan ook dat de waterbedrijven nu al zeer gerichte keuzes maken over welke technieken toe te passen, waarbij steeds het belang voor de burger en drinkwater van goede kwaliteit voor ogen worden gehouden.
Wat uw tweede vraag betreft: het opzetten van een gemeenschappelijk innovatieprogramma voor het beperken van lekverliezen was een van de acties uit de Blue Deal. Kennisdeling en innovatie kregen een boost dankzij verschillende studiedagen en workshops, met dank aan Vlaamse Rioleringen (VLARIO) en de VLARIO-dagen die daar fel op inzetten. Sensoren werden uitgerold, tot kleinere zones. Lekzoekteams werden opgeschaald en uitgerust met gespecialiseerd materiaal om lekken op te sporen. De waterbedrijven gingen ook samen met private partners op zoek naar oplossingen. Zo rolden de waterbedrijven innovatieve software uit om lekken sneller op te sporen en te verhelpen. Vandaag kunnen we trouwens spreken van een innovatief ecosysteem en van Vlaamse toptechnologie. Vaak zijn het Vlaamse bedrijven die daarmee bezig zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan het bedrijf Agrippa, dat recent in de pers kwam, dat waterlekken te lijf gaat met artificiële intelligentie.
In Vlaanderen hebben we heel veel technologieën en innovatie ter beschikking. Ik denk dus dat dit een product is dat we in het buitenland kunnen promoten, want verschillende landen worden ermee geconfronteerd.
Dan was er uw derde vraag, over Assuralia, de koepelorganisatie van de Belgische verzekeraars. Aangezien alle Vlaamse waterbedrijven reeds een lagere lekindex halen dan omschreven in de Europese regelgeving, roep ik de waterbedrijven op dat ze het duurzaam karakter van hun investeringen in drinkwaterleidingen duidelijk kenbaar maken bij de koepelorganisatie van de Belgische verzekeraars en potentiële verzekeraars-investeerders. Ik denk dat dat heel belangrijk is.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, als u één goede zaak hebt gedaan deze legislatuur, dan is het de Blue Deal. We staan daarachter. U ontkent dat soms, maar dat is effectief niet waar.
Maar een lekkage is natuurlijk geen infiltratie. Die lekkages gebeuren op plaatsen waar we niet willen infiltreren, en dat brengt hier en daar zinkgaten met zich mee. In Brussel zien we dat in grote mate. We zien ook in de straat of bij particulieren dat er hier of daar kleinere zinkgaten ontstaan. Hoe meer we de lekkage daar te lijf gaan, hoe beter voor de kosten.
U had voorgesteld dat het in 2025 aan die norm zou moeten voldoen. Nu geeft u aan dat het lager is dan 1 en dat er dus goed is gewerkt, maar daarmee voldoet u niet aan de voorwaarden die u zelf had gesteld. Nu, dat het langer duurt dan u hebt voorgesteld, heeft dat te maken met de kostprijs, met de capaciteit van de bedrijven? Of heeft het te maken met een prijspolitiek? Dat wil zeggen dat, als we per vierkante meter betalen, de bedrijven misschien gezegd hebben dat ze budgettair maar tot een bepaald punt gaan en niet verder?
De techniek om niet open te breken maar de leidingen intern te verstevigen, gaat natuurlijk moeilijk bij zinkgaten, maar het debiet wordt een stuk minder. We hebben in het verleden al gemerkt dat, als wijk na wijk wordt aangesloten aan een drinkwatercircuit, de druk moet worden gehandhaafd om bij iedereen in die kring voldoende water uit de kraan te laten komen. Daarvoor moet het debiet voldoende groot zijn.
In welke mate zult u, zoals ik in mijn vraag ook heb aangegeven, een maatregel treffen omtrent de prijstarieven? We willen naar een eengemaakt waterbedrijf gaan. Ik dacht dat u daar ook voorstander van was. In welke mate gaan we de tarifering kunnen aanpassen?
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw reactie. De krantenkoppen, die wij en de burgers allemaal lezen, stellen dat er jaarlijks miljoenen liters drinkwater verloren gaan wegens lekken. Dat is natuurlijk negatief, zeker in tijden dat we iedereen aanzetten tot een meer duurzaam gebruik en iedereen duurzaamheid, gelukkig maar, almaar belangrijker vindt.
Minister, er werden doelstellingen gesteld en als die niet behaald worden … Ik heb heel sterk het gevoel als ik het dossier heel gedetailleerd lees, en ook als ik uw antwoord hoor nu, dat we te trage stappen vooruitzetten. Er moet op een duurzamere manier met ons water worden omgegaan. Het is uiteraard goed dat er een maatstaf werd gezet, maar ik denk toch dat we nu moeten durven te stellen, ook met betrekking tot uw antwoord, dat het niet zo eenvoudig is om die in Vlaanderen te halen. Dat betekent natuurlijk dat we moeten kijken hoe we het wel kunnen behalen, en hoe we dat op een duurzamere en een efficiëntere manier kunnen doen. Elke liter water die weglekt, is er een te veel. Dan zwijg ik nog over eventuele toekomstige zinkgaten die her en der zouden kunnen verschijnen, ook met zeer grote gevolgen. Hopelijk zal dat niet gebeuren.
Mijn vraag is eigenlijk, minister, hoe die aanpak in de toekomst en in de praktijk kunt verbeteren. U sprak over de kousmethode als zijnde innovatief, maar in mijn ogen is die zeker en vast niet innovatief. Ik denk dat u toch wel moet kijken op welke manier u toekomstgericht meer middelen kunt inzetten, of efficiënter kunt inzetten, en hoe u rekening kunt houden met innovatievere techniek dan die kousmethode, zoals de spraymethodes, bijvoorbeeld. U kunt wat dat betreft eventuele proefprojecten per dag inzetten.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, wanneer we het hebben over drinkwater hebben we het natuurlijk over waterschaarste, en een van de maatregelen die u in dat kader nam, is de Strategisch Planning voor Waterbevoorrading (SPW). Ik vroeg me af, wanneer we het hebben over drinkwater en zorg dragen daarvoor, of er nog vorderingen zijn op het gebied van die Strategische Planning voor Waterbevoorrading waar we rekening mee kunnen houden in de toekomst.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Ik denk dat ik ook wel heb verwezen naar de indexen die internationaal worden gehanteerd. Sta me toe, ik heb geen andere maatstaf om te kunnen vergelijken. Het netwerk veroudert niet, integendeel, dat blijkt ook uit die cijfers. Jullie moeten ook wel lezen wat die studies en indexen zeggen. Uit doorlichtingen blijkt ook dat het vervangingsritme voldoende is. Zeker naar internationale standaarden doen wij het veel beter. Kan het altijd nog beter? Uiteraard kan het altijd nog beter. Maar als wij vergelijken met de internationale maatstaven dan is dat vervangingsritme voldoende.
Als we zeggen dat er meer moet … Ik wil dat ook allemaal mee ondersteunen, want het was met de tariefmethodologie nu al een heel gedoe. Zoals je weet werken de drinkwatermaatschappijen op zichzelf. Enkel over De Watergroep hebben we nog een klein beetje iets te zeggen, maar over al de rest heb ik niets te zeggen. Het was nu al niet simpel om te zeggen dat ze moeten investeren. Tot voor kort, voor mijn periode, was dat ‘nougatbollen’, om het zo te zeggen. Het was niks. Je moet maar eens gaan kijken naar de periode voor en de periode tijdens Demir. Idem dito met de lekverliezen. Als je beweert dat dat op drie jaar tijd allemaal veel te weinig is, maar 30 procent minder lekverliezen, minder dan de index … Ik wil allemaal veel meer, maar dan denk ik dat we met de drinkwatermaatschappijen ook … Ik heb natuurlijk ook wel gelet op de tariefplannen dat ze niet te veel vragen, want iemand betaalt dat natuurlijk wel. Er is voor gekozen om zo kostenefficiënt mogelijk te gaan werken, zowel naar lekverliezen als naar vervangingsritme toe. En qua lekverliezen gaan we niet te traag. 30 procent op drie jaar is gigantisch. Reeds in 2022 heb ik in deze commissie gezegd dat die index van 0,5 een streefcijfer is. Als we kijken naar de internationale standaarden en de uitgevoerde audit, is dat ambitieus. We hebben ook altijd gezegd dat we daar voldoende tijd nemen, alleen vanwege minder hinder en om niet onnodig leidingen open te breken. Maar nogmaals: ik denk dat het sowieso de ambitie is om van Vlaanderen een waterefficiënte topregio te maken, en ik denk dat we deze legislatuur die weg zijn ingeslagen. Uiteraard is er nog heel wat werk voor de boeg.
Mijnheer Pieters, wat betreft het prijstarief weet u inderdaad dat ik zelf voorstander ben van één groot drinkwaterbedrijf, vanwege efficiëntievoordelen en een klimaatrobuuste drinkwatervoorziening, en ook de kwaliteit van bron tot kraan blijft gegarandeerd. Maar voorlopig ben ik nog de enige. Na de verkiezingen zijn misschien wat meer politieke partijen daarvan voorstander. Ik denk wel dat dat een evolutie is die in Vlaanderen zal moeten komen. Je ziet wel al wat fusies. In Antwerpen zijn er twee fusies. De Watergroep met Farys, daar beweegt het ook al. Het is in eerste instantie goed dat de groten zich al aan het organiseren zijn. Maar ik denk dat er volgende legislatuur wel verder werk van zal moeten worden gemaakt om naar één drinkwaterbedrijf te gaan. Deze legislatuur zijn er al wat fusies gebeurd. En ik hoop dat de volgende regering, wie dan ook aan zet is, dat in het regeerakkoord kan inschrijven. Dat is dan de volgende oefening. Het werk is natuurlijk nooit af.
Collega De Vroe, ik ga volledig akkoord wat betreft innovatieve technieken. Het enige wat ik weet, is dat men … Soms helpt een techniek, soms niet. Men moet het juiste vervangen op de juiste plaats. Dat klopt dus. Ik ben die koustechniek zelf gaan bekijken en vond dat wel een heel goede techniek, voor alle duidelijkheid. Ik wil daar dus zeker niet negatief over zijn, maar men zegt mij dat dat niet geschikt is voor kleine leidingen, wel voor de grotere. En ik denk dat we daar prioritair moeten inzetten op de techniek. Ik zal dat ook zo meegeven aan alle drinkwatermaatschappijen, dat daar nog heel veel winsten te halen zijn. Want qua kost valt dat heel goed mee.
Collega Perdaens, op mijn initiatief kwam er in 2021 inderdaad een strategisch plan waterbevoorrading. Dat bestond nog niet in Vlaanderen. Dat was dus ook wel een beetje raar, vond ik, maar bon. We hebben daar dus werk van gemaakt. Dankzij de inspanningen van de waterbedrijven kwam de waterbevoorrading tijdens de extreme droogtes van afgelopen zomers nooit in de problemen. In andere landen was dat wel het geval. Dat wil ik onderstrepen. Ook in Nederland. In Vlaanderen niet, dankzij dat strategisch plan waterbevoorrading. We waren daarop voorbereid. Maar toch moeten we ons blijven voorbereiden op nog meer extremen. Daarom gaf ik aan de waterbedrijven de opdracht om dat plan ook te actualiseren. Dat zal tegen deze zomer moeten klaarliggen.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, in het begin hebt u een beetje onverzettelijk gesteld dat u dat zou gaan waarmaken. U hebt die Blue Deal naar voren geschoven. U hebt ook aan die waterbedrijven aangegeven: ‘Het zal en het moet.’ Maar ik hoor nu dat u zich een beetje verschuilt achter die Europese gemiddelden en achter het feit dat we daar beter scoren. Maar dat was in het begin van de legislatuur ook zo. Als u zich sterk gemaakt hebt om in 2025 die norm te halen, dan moeten we vaststellen dat u die dus niet haalt.
Het is altijd beter dat er zo weinig mogelijk lekkages zijn, maar het moet ook allemaal mogelijk zijn. U hebt zich daar, zoals ik al zei, heel onverzettelijk opgesteld en zo hebt u zich ook proberen in de markt te zetten. En we moeten vaststellen dat u nu toch een toontje lager zingt.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, wat voor ons heel belangrijk is, is dat er inderdaad op een kostenefficiënte manier wordt gewerkt om het doel te behalen. Dat is uiteraard zo min mogelijk lekken en een versneld tempo van leidingrenovaties, wat dit betreft. Ik denk dat het heel belangrijk is om alle drinkwatermaatschappijen – want momenteel zijn er inderdaad veel – aan te sporen om daar werk van te maken. We zien daar toch wel heel grote verschillen, ook wat dat betreft. Ik denk dat u hen zeker extra moet aansporen om hen daartoe aan te zetten. Dat is één.
Ten tweede is er de kousmethode. Dat is inderdaad een methode die nu vaak gebruikt wordt. We zijn als commissie ook gaan kijken hoe lekken worden opgespoord en hoe er werk van gemaakt wordt. Maar ik denk dat we toch ook wel moeten durven te zeggen dat er nu al innovatievere technieken op de markt zijn, zoals die spray enzovoort, die toch wel verder onderzocht en ingezet moeten worden. Het maakt me niet uit hoe, eventueel in proefprojecten of wat dan ook, maar het kan op een duurzamere manier, wat mij betreft. Vandaar dat ik ook nog een conceptnota geschreven heb, die ik ook nog deze legislatuur zal indienen, en die hopelijk bij een volgende regering door het parlement nog bekeken zal worden rond deze thematiek.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.