Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega’s, we hebben het hier al vaak gehad over de individuele beroepsopleiding (IBO). Dat is een opleidingsmaatregel die het voor werkgevers aantrekkelijker maakt om een werkzoekende met nog weinig ervaring en competenties aan te werven. Via een IBO-contract volgen zij gedurende een tot zes maanden een opleiding op de werkvloer.
In een rapport over de effectiviteit van het IBO-stelsel oordeelde het Rekenhof in 2021 dat het voor verbetering vatbaar is. In de recente inventaris die wij in maart 2024 mochten ontvangen, ging het Rekenhof na in hoeverre hun aanbevelingen werden opgevolgd. Uit de inventaris kunnen we opmaken dat veel van de aanbevelingen met betrekking tot de IBO volgens het Rekenhof onvoldoende werden opgevolgd. Zo moet de toegang voor kansengroepen tot het stelsel nog altijd worden verbeterd. Dit vereist een versterking van de rol van VDAB en zijn partners bij het begeleiden naar de IBO. Op dit moment komt het initiatief voornamelijk van de werkgevers, wat de bestaande ongelijkheid verder benadrukt.
Daarnaast blijkt het ook nog onduidelijk of de IBO moet bijdragen tot het invullen van de knelpuntvacatures op de Vlaamse arbeidsmarkt. Indien dit het geval is, zou het volgens de aanbeveling van het Rekenhof logisch zijn dat de Vlaamse Regering de toegang tot de IBO meer richt op duidelijk identificeerbare knelpuntvacatures. Gezien het feit dat momenteel vooral werkgevers het initiatief nemen, blijkt het IBO-traject niet voldoende te helpen.
Tot slot dient VDAB, aldus het Rekenhof, de oorzaken van de ongunstige stopzetting en niet-duurzame tewerkstelling na de opleiding grondig te onderzoeken zodat het de begeleiding van de betrokken doelgroepen, sectoren en werkgevers kan bijsturen.
Gezien deze inventaris, en de bredere insteek ook, heb ik toch wat vragen over de IBO voor u, minister.
Is er een mogelijkheid om de kosten voor werkgevers te verlagen wanneer de IBO-kandidaat kortgeschoold is? Zo ja, met welke maatregelen kan dit worden bereikt?
Denkt u dat er ruimte moet zijn voor hooggeschoolden om deel te nemen aan het IBO-programma?
Overweegt u de uitkering voor deelnemers aan de IBO te verhogen tot het sectoraal minimum?
Zou de werkgeverspremie voor de IBO moeten worden verhoogd? Zo ja, welke aanpassingen zijn hiervoor nodig?
Hoe kan, volgens u, het IBO-programma structureel bijdragen aan het invullen van knelpuntvacatures op de Vlaamse arbeidsmarkt, en welke rol kan VDAB hierin spelen?
Op welke manieren kan worden voorkomen dat alleen werkgevers het initiatief nemen voor een IBO? Kan VDAB hierbij een versterkte rol spelen in het begeleiden van kandidaten naar IBO-trajecten?
In welke mate wordt momenteel onderzoek gedaan door VDAB naar de redenen voor de stopzetting van IBO-trajecten?
De heer De Roo heeft het woord.
Collega Verbeurgt, allereerst wil ik misschien nog even benadrukken dat het rapport van het Rekenhof van 2021 zowel door mijn voorganger collega Crevits, mezelf als VDAB ten gronde opgenomen zijn. De IBO is en blijft een belangrijk instrument om werkzoekenden hun competenties op de werkvloer te doen versterken met het oog op een duurzame tewerkstelling.
Wat betreft uw eerste vraag rond de kortgeschoolden is het belangrijk om mee te geven dat de IBO een opleidingsmaatregel is en geen specifieke doelgroepmaatregel; de competentiekloof ten opzichte van de vacature moet bepalend zijn om in te stromen. De scholingsgraad kan een indicatie geven, maar betekent niet automatisch een grotere competentiekloof.
Om de kwetsbare werkzoekenden, dus de mensen die langdurig werkzoekend zijn of een indicatie arbeidsbeperking hebben, meer kansen te geven bij het invullen van een vacature, krijgt de werkgever reeds extra voordelen via het stelsel van de IBO+. Hierbij kan de duurtijd van de opleiding langer zijn dan bij een gewone IBO, tot 12 maanden, en valt ook de werkgeversbijdrage volledig weg.
Dezelfde redenering moet gevolgd worden voor de hooggeschoolden. We hanteren het gelijkheidsbeginsel, waarbij iedereen die een competentiekloof kent ten opzichte van een vacature, kan instappen in het IBO-systeem, ongeacht zijn voorgaande studieniveau. Op vandaag zien we dan ook kort-, midden- en hooggeschoolden in een IBO.
Wat betreft de vergoeding van de deelnemers aan de IBO, werd op mijn vraag vorig jaar een oefening gestart binnen de raad van bestuur van VDAB met als focus de hervorming van het IBO-systeem. Deze hervorming moet als centrale doelstelling hebben: het verhogen van de aantrekkelijkheid van de maatregel, met in hoofdorde een financiële bijsturing van het huidige premiestelsel. Dat is de focus. VDAB is momenteel bezig met het uittekenen van verschillende financiële scenario’s waaruit duidelijk zal worden of een verhoging van de IBO-premie voor de cursist financieel haalbaar is en of die verhoging tot het sectoraal minimum mogelijk is.
Wat betreft de werkgeverspremie betekenen aanpassingen aan het premiestelsel inherent dat ook de kostprijs van het IBO-instrument, al dan niet substantieel, zal verhogen. Er zal gekeken moeten worden hoe dat we in de toekomst naar een meer futureproof manier van financieren van het stelsel, waarbij er een evenwicht zal moeten worden gevonden tussen de bijdrage uit de Vlaamse middelen en de werkgeversbijdrage. Dat is dus een opdracht. De aantrekkelijkheid van het instrument voor werkgevers moet hierbij goed indachtig gehouden worden. Afhankelijk van het resultaat van de gesprekken binnen de raad van bestuur kan of moet dat dan ook meegenomen worden in een hervorming.
U stelde ook de vraag naar de rol van het instrument bij het invullen van de knelpuntvacatures. De IBO is één instrument binnen het brede instrumentarium van VDAB waarover zij kunnen beschikken en die gericht zijn op het invullen van knelpuntvacatures. VDAB kiest voor een breed aanbod aan erkende opleidingen, al dan niet in samenwerking met partners, waaronder Onderwijs, om werkzoekenden klaar te stomen voor het invullen van die knelpuntvacatures. Het gekozen instrument varieert dan ook van online leren, tot centrumleren in combinatie met werkplekleren en, in sommige gevallen, onmiddellijk via een IBO. Het profiel van de huidige werkzoekende betekent echter in veel gevallen dat de afstand tot de arbeidsmarkt en aanwezige competentiekloof eerder groot is, waardoor gemengde leerwegen en niet uitsluitend een IBO een meerwaarde betekenen.
Het klopt dat het initiatief bij een IBO vaak bij de werkgever ligt, waar reeds een match is met de vacature, maar waar nog beperkt bedrijfsspecifieke technische competenties moeten worden versterkt. Dat is in mijn ogen ook een belangrijk kanaal. VDAB zelf begeleidt ook werkzoekenden naar een IBO, maar meestal eerder als sluitstuk van een breder opleidingstraject.
Ik heb, opnieuw in het kader van de geplande hervorming, gevraagd aan VDAB welke andere partners, opleidingsinstanties of actoren een meerwaarde kunnen bieden in het initiëren van een IBO. Ik sta ervoor open om daar met een brede blik, zoals altijd, naar te kijken.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik denk dat we het erover eens zijn dat de individuele beroepsopleiding an sich heel veel mogelijkheden heeft om echt de kloof die we nog vaak merken tussen werkzoekenden en de arbeidsmarkt, te dichten, zowel wat betreft de ervaringen en de competenties, zeker – en dat is toch een element waar ik op wil duiden – wat betreft de knelpuntvacatures.
U zegt dat een IBO slechts een van de instrumenten is richting knelpunt, maar de vraag is vooral: moet knelpunt de focus zijn binnen de IBO, ja of nee? Het Rekenhof geeft ook aan dat dat momenteel onduidelijk is. Er zijn wellicht pro’s en contra’s en daarom wil ik nog even horen wat voor u de mogelijke pro’s en contra’s zijn om de IBO te focussen op die knelpuntvacatures. Als we kijken naar de lijst van knelpuntberoepen, dan zien we dat een groot deel van die beroepen op die lijst staat. Is dat het gevolg van werkgevers die aangeven dat sollicitanten competenties ontbreken, de juiste opleiding, ervaring? Het is niet alleen dat er zich niemand aanmeldt voor een bepaalde job, ze missen vaak ook de competenties. Dan kan een IBO wel de brug zijn om die kloof te dichten. Minister, ziet u de knelpuntlogica binnen IBO’s als iets wat we moeten versterken of ziet u daar eventuele risico’s als we dat doen?
Dan heb ik nog een laatste element. Er loopt momenteel een oefening binnen VDAB rond die hervorming, ook van de IBO. Wat is de timing daarvoor? Hebt u daar zicht op? Wanneer we tot aanbevelingen zouden moeten komen: is dat iets wat we al in het begin van de volgende regering kunnen halen of is dat iets wat nog langer zal lopen? Hebt u daar zicht op?
Ondertussen verwelkom ik de bezoekers uit Diksmuide. De campus Cardijn is hier aanwezig. Van harte welkom.
Minister Brouns heeft het woord.
Dit is een thema dat hier natuurlijk ook al vaak aan bod is gekomen. Als we vandaag zien dat de teller van het aantal knelpuntberoepen in Vlaanderen op 234 staat, dan kunnen we niet anders dan concluderen dat we in een heuse knelpunteconomie leven. Dat is natuurlijk met als gevolg dat er automatisch een focus is. Dat is voor mij die feitelijke vaststelling op dat vlak.
We hopen natuurlijk ook wat snelheid te kunnen maken wat betreft de geplande hervorming. Dat hangt onder andere af van het tempo waarbinnen we de gesprekken kunnen afronden binnen de raad van bestuur van VDAB. Maar alles wat op regelgevend vlak nodig is om aan te passen, is voor de volgende legislatuur. Dat zal nu niet meer aan de orde zijn.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
U zegt dat de feitelijkheid is: doordat we in een knelpunteconomie zitten, worden instrumenten door VDAB de facto gehanteerd in die logica. Ik ben het daar niet helemaal mee eens, want uit alle vragen die ik heb gesteld, blijkt niet dat VDAB ook echt die knelpuntlogica doortrekt. Er zijn natuurlijk heel veel knelpuntberoepen, maar er zijn er nog altijd heel veel die geen knelpuntberoep zijn in Vlaanderen. Ik denk toch – dat is mijn slotopmerking, dat is iets wat mijn partij al lang vraagt – dat we echt die knelpuntfocus ook binnen VDAB toch wel op de sporen moeten zetten, dat we bij het oriënteren naar jobs in de eerste plaats, bij het kijken naar hoe we die knelpuntvacatures kunnen aanpakken, ook het bredere kader bekijken waarom mensen niet in die sectoren of beroepen geraken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan kinderopvang, openbaar vervoer, noem maar op of bijvoorbeeld knelpuntberoepen waar nachtwerk bij hoort, of laat of vroeg: dan is het openbaar vervoer al direct een uitdaging. Maar we moeten dan ook kijken naar welke instrumenten het best kunnen helpen om in die beroepen de kloof te dichten. Daarom doen we onze oproep om dat toch grondig te bekijken. Dan moeten we daar inderdaad de volgende legislatuur ook de nodige stappen voor kunnen zetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.