Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, enkele weken geleden beslisten de leden van de commissies Industrie, Onderzoek, Energie en Buitenlandse Handel van het Europees Parlement tijdens een gezamenlijke zitting om uit het Energiehandvestverdrag (Energy Charter Treaty of ECT) te stappen. Het ECT werd in 1991 ondertekend en had tot doel om op gebied van energie samenwerking tot stand te brengen met de landen in Oost-Europa en met de voormalige Sovjetlanden. De betrokken partijen verbonden zich ertoe om de doelstellingen na te leven en de samenwerking in een bindend juridisch kader neer te leggen.
De belangrijkste bepalingen in het ECT hebben betrekking op de handel in grondstoffen en energieproducten, de bescherming van investeerders, de regeling van geschillen en uiteraard ook de doorvoer. In dit kader valt de handel in grondstoffen en energieproducten tussen de verdragsluitende partijen onder de voorschriften van de Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organization of WTO).
De partijen legden de nadruk op stabiele, transparante en gunstige voorwaarden voor buitenlandse investeringen en op het vergemakkelijken van de doorvoer van energiegrondstoffen en -producten. Het maken van een onderscheid op grond van de oorsprong, het eigendom of de bestemming van de grondstoffen of producten was verboden en de doorvoer mocht niet worden belemmerd door onredelijke vertragingen, heffingen of andere beperkingen.
Ook belangrijk in het ECT was het ‘de vervuiler betaalt’-principe. De partijen verbonden zich ertoe om de effecten op het milieu door de energiesector te minimaliseren door prijsvorming.
Begin maart 2024 hadden de lidstaten al ingestemd met een terugtrekking uit het ECT op de heel uitdrukkelijke voorwaarde dat de EU voor een gemoderniseerd akkoord zal stemmen en dat de lidstaten die dat wensen de mogelijkheid krijgen om lid te blijven tot een gemoderniseerd verdrag is gevormd. Een bijkomende vereiste is ook dat geen enkele lidstaat tegen de modernisering zal stemmen.
Dit compromis werd opgenomen in het Belgisch voorzitterschap. Een uitstap is enkel mogelijk op basis van bovengemelde voorwaarden. Het gemoderniseerde verdrag zou een verbetering zijn op het vlak van klimaatdoelstellingen en van investeringsbescherming. Zo zou de uitfasering van investeringen in fossiele brandstoffen sneller verlopen dan bij een uitstap onder de huidige regels.
Elf lidstaten beslisten al om uit het ECT te stappen, maar tot op heden is er geen consensus over een terugtrekking uit het ECT of een deelname aan een gemoderniseerd ECT wanneer dit handvest onderhandeld is.
Minister-president, wat is het standpunt van de Vlaamse Regering ten opzichte van een terugtrekking uit het ECT?
Gezien energie een gedeelde, versplinterde bevoegdheid is tussen de gewesten en de federale overheid: in welke mate is er overleg geweest tussen de overheden over een eventuele terugtrekking uit het ECT?
In welke mate komen de rechtszekerheid van investeerders en het ‘de vervuiler betaalt’-principe in het gedrag bij een uitstap uit het ECT zonder nieuw en gemoderniseerd handvest? In welke mate komt de doorvoer van energiegrondstoffen en -producten in het gedrang? Zorgt een roekeloze uitstap zonder nieuw verdrag voor een vorm van onzekerheid binnen de klimaattransitie als de rechtszekerheid van investeerders wordt weggehaald? Gezien we ook lid zijn van de WTO, blijft de overheid dan niet gebonden aan dezelfde geschilbeslechtingsprincipes als onder het ECT?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, ik zou mij er gemakkelijk van kunnen afmaken door te verwijzen naar de antwoorden die ik meermaals aan de heer Aerts heb gegeven, maar ik zal toch antwoorden.
Deze regering schaart zich nog steeds achter het gemoderniseerde Energiehandvestverdrag en betreurt dat een aantal lidstaten uit het verdrag stapten. Zoals u in uw vraag aanhaalt, zou het gemoderniseerde ECT een verbetering zijn op het vlak van klimaatdoelstellingen en investeringsbescherming.
De Vlaamse Regering is er alvast van overtuigd dat het gemoderniseerde ECT duurzamer is en zich beter aligneert op de actuele omstandigheden en doelstellingen. Zo beschermt het gemoderniseerde verdrag onder andere investeringen die cruciaal zijn voor de energietransitie. Het zou de verdragsluitende partijen in staat stellen nieuwe investeringen in verband met fossiele brandstoffen uit te sluiten van investeringsbescherming en de bescherming van reeds bestaande investeringen geleidelijk af te schaffen. De uitfasering van investeringen in fossiele brandstoffen zal sneller verlopen en nieuwe investeringen in fossiele brandstoffen zullen na negen maanden reeds worden uitgesloten.
Ten slotte wens ik te onderstrepen dat, naast de compatibiliteit met de klimaatdoelstellingen, het gemoderniseerde ECT in lijn gebracht is met de recentste EU-praktijk inzake investeringsbescherming.
Dan de vraag over de bevoegdheid en of wij geconsulteerd worden. In de schoot van de directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE) is er regelmatig overleg tussen de deelstaten en de federale overheid om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen. Tot op heden is er echter nog geen consensus gevonden over de al dan niet terugtrekking van ons land uit het ECT.
Wat bestaande investeringen betreft, treedt bij een uitstap de zogenaamde ‘sunset clause’ in werking. Hierdoor blijven bepalingen uit het verdrag nog twintig jaar van toepassing op investeringen in het gebied van de uittredende verdragspartij door investeerders van andere verdragspartijen. Hetzelfde gevolg geldt voor investeringen in het gebied van andere verdragspartijen door investeerders van de uittredende verdragspartij.
Nieuwe investeringen, gedaan nadat een verdragspartij zich heeft teruggetrokken uit het ECT, zullen niet de bescherming van het ECT genieten. Investeringen waarin een niet-EU-land betrokken is, vallen daarom terug op algemeen WTO-recht. Het WTO-recht bevat wel bepalingen over markttoegang, maar voorziet niet specifiek in investeringsbescherming.
Intra-EU-investeringen genieten dan weer de voordelen van de interne markt, met sectorspecifieke regelgeving en de bescherming van nationale rechtbanken en het Hof van Justitie. Bij een uitstap uit het ECT en bij het uitblijven van een modernisatie is er echter geen volledige rechtszekerheid over intra-EU-geschillenbeslechting tijdens de sunsetperiode. Zoals ik daarnet zei, is die lang, namelijk twintig jaar. Volgens het Hof van Justitie primeert het EU-recht en kan er dus geen sprake zijn van intra-EU-arbitragegeschillen onder het ECT-verdrag.
De arbitragetribunalen voelen zich echter niet gebonden door deze rechtspraak. Er wordt momenteel een oplossing gezocht voor deze problematiek via een bijkomende verklaring bij het ECT en een akkoord tussen de lidstaten. Enkel het gemoderniseerde verdrag zou echter voor een sluitende oplossing, en dus volledige rechtszekerheid, zorgen.
Wat het ‘de vervuiler betaalt’-principe betreft, voorziet het huidige ECT inderdaad dat verdragspartijen ervoor moeten zorgen dat werkzaamheden in de energiesector zo min mogelijk effecten hebben op het milieu, en dat de vervuiler opdraait voor de kosten die het veroorzaakt. Prijzen in de gehele energieketen moeten rekening houden met de milieuvoordelen en kosten.
Het huidige ECT voorziet echter geen mogelijkheid tot uitsluiting van investeringen in fossiele brandstoffen, wat het gemoderniseerd verdrag wel voorziet. Bij een uitstap uit het ECT en zonder nieuw en gemoderniseerd handvest zijn deze waarborgen niet langer van toepassing.
Dan is er de vraag in welke mate de doorvoer van energiegrondstoffen en -producten in het gedrang komt. Elke verdragspartij onder het ECT moet de doorvoer van energiegrondstoffen en -producten vergemakkelijken. Het is dus verboden om een onderscheid te maken op grond van oorsprong, eigendom of bestemming van de grondstoffen of producten. Daarnaast mag de doorvoer niet worden belemmerd door onredelijke vertragingen, heffingen of andere beperkingen.
Het WTO-recht legt ook verplichtingen op aan de lidstaten wat betreft markttoegang en non-discriminatie. Het ECT gaat echter verder en voorziet specifieke bescherming om de doorvoer van energiegrondstoffen en energieproducten te waarborgen. Zo bevat het bepalingen over grensoverschrijdende transportfaciliteiten en over het beperken van effecten van onderbrekingen in de energietoevoer, alsook over de bemiddeling van geschillen over deze problematiek.
Bij een uitstap uit het ECT valt men terug op het beperktere WTO-kader. Een belangrijke kanttekening hierbij is bovendien dat niet alle verdragspartijen onder het ECT ook WTO-lid zijn.
Wat de onzekerheid binnen de klimaattransitie en de rechtszekerheid van investeerders betreft: dit zal afhankelijk zijn van de context. Met sommige landen hebben we bijvoorbeeld bilaterale investeringsverdragen die bescherming kunnen bieden. Zoals ik daarjuist aanhaalde, biedt het ECT meer dan enkel investeringsbescherming. Bilaterale investeringsverdragen spelen niet specifiek in op de problematieken die eigen zijn aan de energiesector. Een ECT dat specifiek inspeelt op investeringen die de klimaattransitie ondersteunen, kan voor sommige investeerders in bepaalde situaties en landen voor de nodige gemoedsrust zorgen.
De bescherming die het gemoderniseerde ECT zou bieden voor investeringen in hernieuwbare energie is vooral relevant voor Vlaamse en Europese investeerders die investeren in contracterende partijen met een minder voorspelbaar investeringsklimaat, zoals de landen in Centraal-Azië, het Midden-Oosten en de Kaukasus.
Gezien we lid zijn van de WTO, blijft de overheid dan niet gebonden aan dezelfde geschilbeslechtingsprincipes? Onder het WTO-recht zijn vooralsnog geen specifieke bepalingen opgenomen over geschillenbeslechtingen in investeringen. Ook de principes van hoe handelsgeschillen worden beslecht binnen de WTO verschillen van het equivalent onder het ECT. Hoewel beide procedures weliswaar beginnen met een consultatiefase, stelt het WTO-secretariaat nadien een panel met meerdere arbiters samen. Het merendeel van de ECT-zaken wordt echter beslecht door één arbiter waar de twee partijen in het geschil akkoord mee moeten gaan. De WTO-procedure is voorts ook beduidend langer en gestructureerder.
Een van de grootste verschillen is de hoge transparantiegraad die de WTO aan de dag legt. Hoewel de verdragsluitende partijen ook de optie hebben om op transparante wijze te werk te gaan, bestaat de mogelijkheid om investeringsgeschillen onder het huidige ECT te beslechten met beperkte transparantie- en meldingsvereisten.
Veel van de problemen die zich voordoen bij de geschillenbeslechting onder het ECT worden geremedieerd in het gemoderniseerde verdrag. Zo zullen de UNCITRAL-regels (United Nations Commission on International Trade Law) inzake transparantie in verdrag-gebaseerde arbitrage tussen investeerders en staten, beter bekend als de Mauritius Conventie, steeds worden toegepast in geschillen tussen investeerders en verdragsluitende partijen. Tot op heden was dit slechts vrijblijvend. Dit betekent dat de processtukken openbaar zullen worden gemaakt en de hoorzittingen publiek toegankelijk zullen zijn.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, dank u voor uw toelichting. We hebben hierover inderdaad al meermaals een debat gevoerd. Een eenzijdige terugtrekking zou ons voorlopig doen terugvallen op de regels van de WTO, die toch wel minder bescherming zouden bieden dan het ECT. De tekst van het herziene ECT is ondertussen ook bekend. Misschien kunt u de stand van zaken toelichten. Wanneer kan dit worden verwacht of in werking kunnen treden, vooraleer er eenzijdig uit het bestaande ECT zou worden gestapt?
De heer Aerts heeft het woord.
Minister-president, ik heb hierover ook al vragen gesteld, maar dan wel met een tegenovergestelde teneur. Ik vind het frappant dat hier nu wordt gezegd dat het ECT het klimaat ten goede zou komen. Het ‘de vervuiler betaalt’-principe zou hierin zijn ingebakken. Ik weet niet of u de beweegredenen hebt gezien waarom al die andere lidstaten eruit stappen.
Ik zal beginnen bij het begin. In Italië heeft men een schadeclaim van 241 miljoen euro aan de broek omdat ze daar de gas- en olieboringen bij de Adriatische kust willen stopzetten. Van Nederland wordt 2,4 miljard euro gevraagd omdat ze kolencentrales in de Maasvlakte willen sluiten. Dat is dus niet zo ver van ons. Dat gaat dus helemaal niet over klimaatbescherming.
De reden om eruit te stappen is net dat dit nadelig is voor de strijd tegen de klimaatopwarming. Dat zegt de VN-rapporteur Mensenrechten en Milieu, dat zegt het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), de wetenschappers van de VN die dit een blokkade voor de klimaatambities van de landen noemen, en dat zegt de Europese Commissie, die zegt dat het ECT niet in overeenstemming is met de EU-klimaatwet en met de Europese verbintenissen in het kader van de overeenkomst van Parijs. Alle landen die er tot hier toe zijn uitgestapt, de stichtende landen van de EU, al onze buurlanden, maar evengoed Groot-Brittannië … Het zijn er ondertussen elf, en nu ook hopelijk de Europese instellingen, die de volgende stap nemen. En waarom doen zij dat? Omdat dit schadelijk en nefast is voor het klimaat.
U mag daar vanuit de N-VA nog proberen een groen sausje over te gieten, dit is een verdrag dat het moeilijk maakt om onze klimaatdoelstellingen te behalen. Dat zeggen al die landen. U kunt nu hier het tegenovergestelde proberen te beweren, maar dat is gewoon niet correct. Zeg dan gewoon dat u kiest voor het beschermen van investeringen, los van en abstractie makend van de schadelijke effecten op het klimaat. Het zou veel eerlijker zijn om dat op die manier te uiten, in plaats van te proberen om het groen te maken en te zeggen dat u bekommerd bent om het klimaat. Dit toont net het tegenovergestelde.
Minister-president, u hebt nog verwezen naar de uitloopprocedure en hoelang deze nog geldig is. Als men in het gemoderniseerde Energiehandvestverdrag blijft, is die timing beperkt. Maar klopt het dat die timing verder kan uitlopen zodra landen als Jemen en Turkmenistan met de ratificatie op zich laten wachten? Er zijn nog verschillende vertragingsmanoeuvres waardoor de termijn van tien jaar veel langer dan tien jaar kan worden, waardoor het nog altijd beter is om er onmiddellijk mee uit te stappen dan om in dit Energiehandvestverdrag te blijven.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Aerts, we hebben deze discussie al een aantal keren gevoerd. Alle voorbeelden die u geeft hebben natuurlijk niets te maken met het gemoderniseerde verdrag. Dat is in het huidige verdrag. Het is juist omdat het gemoderniseerde verdrag op tafel ligt, dat wij denken dat er een aantal euvels opgelost zijn.
Mijnheer Vanlouwe, op uw vraag naar de inwerkingtreding moet ik het antwoord schuldig blijven. De timing is nog onduidelijk. Het is op de ECT-conferentie nog niet gestemd. Er kan nog geen timing op worden geplakt.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Collega Aerts wijst erop dat er elf landen uit zijn getreden. In totaal waren er 53 landen lid. Het is niet omdat er elf landen om diverse redenen uit treden, dat nog een groot aantal landen er niet de voordelen van zouden inzien. Intussen is het wachten op het nieuwe verdrag, dat in onderhandeling is en dat blijkbaar nog niet is geratificeerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.