Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
We blijven bij de heer Warnez, met een vraag over minder planlast voor lokale besturen. We denken aan onszelf, hé?
De heer Warnez heeft het woord.
Wel, planlast moeten we overal vermijden, en elke euro die naar planlast gaat is een euro van de belastingbetaler. We denken dus in de eerste plaats aan de belastingbetaler.
In 2011 werd in dit parlement het Planlastendecreet goedgekeurd. Dat is ondertussen meer dan tien jaar geleden. Het doel daarvan was om de periodieke plan- en rapporteringslasten te verlagen. Het decreet is eigenlijk opgevat als een intentioneel hervormingskader dat geïmplementeerd dient te worden op het terrein.
Het Planlastendecreet behelst vijf principes: het gebruik van de beleids- en beheerscyclus (BBC), meer lokale beleidsautonomie, een evolutie van input naar meer output- en outcomesturing, lokale participatie en tot slot cofinanciering.
Er is in het verleden heel wat gebeurd rond het Planlastendecreet en rond het verminderen van planlasten, maar dat decreet is natuurlijk ook nog altijd van kracht, en de doelstelling blijft meer dan ooit relevant. Zeker als we kijken naar de talloze projectoproepen die we bij lokale besturen zagen passeren en waar ze ook op intekenen.
Een andere bepaling in dit Planlastendecreet gaat over de verplichting van de Vlaamse Regering om tot 30 oktober 2024 de Vlaamse beleidsprioriteiten en de bijhorende subsidieregelingen bekend te maken. Dat is een nobel principe. Voordat de nieuwe legislatuur van de lokale besturen aanvat, weet men op die manier ook welke prioriteiten Vlaanderen heeft en welke subsidies lokale besturen daarvoor kunnen krijgen. We zitten dit jaar natuurlijk in een speciaal jaar. De Vlaamse en lokale verkiezingen vallen namelijk in hetzelfde jaar. De deadline van 30 oktober is misschien moeilijk om te halen. Het zal ervan afhangen hoe snel de Vlaamse Regering er is.
Op welke manier volgt u het Planlastendecreet op, en vooral de doelstellingen daarvan?
Heeft de Vlaamse Regering de afgelopen bestuursperiode bezwaar gemaakt tegen bepaalde lokale besturen, omdat de vooropgestelde doelstellingen onvoldoende werden nagestreefd zoals werd opgenomen in artikel 11 van het decreet?
Werd er in bepaalde gevallen ook overgegaan tot het niet verder uitkeren of het terugvorderen van subsidies?
Op welke manier is deze legislatuur omgegaan met het verminderen van de administratieve overlast voor lokale besturen?
Hoe moet een Vlaamse Regering omgaan met de verplichting om uiterlijk op 30 oktober van het jaar waarin er lokale verkiezingen plaatsvinden, de Vlaamse beleidsprioriteiten en bijhorende subsidieregelingen bekend te maken in het geval de regering nog niet of nog maar net gevormd is? Hoe kunnen we de steden en gemeenten voldoende rechtszekerheid bieden?
Minister Rutten heeft het woord.
Dank u wel, collega Warnez.
Voor de geïnteresseerde collega’s zal ik het proberen snel te doen, maar ik zal alles kort toelichten. Evident zal ik voor alle collega’s toelichten wat het Planlastendecreet exact is. Het is niet echt ruim bekend, denk ik. Het is een procedureel kaderdecreet dat regelt hoe specifieke subsidies aan lokale besturen door de Vlaamse overheid idealiter zouden verlopen. Dat is een afwijking van de normale subsidieregels die zijn opgenomen in de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën.
Het Planlastendecreet is dus opgemaakt om subsidies te stroomlijnen en de subsidieregels te vereenvoudigen. Eigenlijk zou dat een goed opzet moeten zijn – ik denk dat we het daarover eens zijn – en een goed principe als uitgangspunt. Er is daar een procedure voor voorzien. Uiterlijk op 30 september van een bepaald jaar moet de Vlaamse Regering dan haar Vlaamse beleidsprioriteiten publiceren, en aangeven welke subsidies ze ter beschikking wil stellen van de beleidsprioriteiten. Op die manier kunnen de gemeenten met dat Vlaamse prioriteitenplan rekening houden in hun eigen meerjarenplan of in de aanpassing van hun eigen meerjarenplan. Ze kunnen dan duiden welke van de doelstellingen en acties zijn opgenomen in hun eigen meerjarenplan, en invulling geven aan elke Vlaamse beleidsprioriteit. Ze duiden hoeveel uitgaven ze ramen voor die acties, en dan zit dat eigenlijk automatisch vervat in die subsidieaanvraag. De subsidieaanvraag zit dan automatisch vervat in dat meerjarenplan.
Dat is de opzet: ‘keep it simple’, maak het duidelijk en stem dat beter op elkaar af. Maar de procedure van dit Planlastendecreet wordt zeer weinig gevolgd. Enkel binnen het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) is er een subsidie aan lokale besturen die grotendeels de planlastprincipes volgt. De overgrote meerderheid van de Vlaamse specifieke subsidies aan de lokale besturen volgt echter deze regeling niet, en heeft dus telkens een eigen regeling die vervat is in decreten en besluiten van de Vlaamse Regering.
Wat is de reden waarom die procedure, en dus eigenlijk dat Planlastendecreet, weinig gevolgd wordt? Men zegt mij de timing. Het is een procedure waar een heel lange tijd over gaat. Dat komt niet altijd overeen met zowel de verwachtingen van de wetgevende en uitvoerende macht als bijvoorbeeld het middenveld. Soms is er ook wel nood aan veel meer specifieke informatie, en dus wordt dat Planlastendecreet niet altijd geschikt bevonden voor projectsubsidies in verband met betaalde facturen.
Ik kom dan specifiek bij uw vragen en opmerkingen. Alleen al deze vaststelling noopt mij te zeggen dat het goed is om dat toch eens grondig te herbekijken. Als de intenties goed zijn, maar het niet wordt gebruikt … We maken altijd veel decreten, misschien moeten we er dan enkele afschaffen of aanpassen. Bedankt om daarop te wijzen.
Dan zijn er uw concrete vragen. U vraagt of de Vlaamse Regering bezwaar heeft gemaakt tegen gemeenten die onvoldoende hebben ingespeeld op de Vlaamse beleidsinitiatieven en subsidiemogelijkheden. U vraagt ook of er sprake is geweest van het niet verder uitkeren of het terugvorderen van subsidies.
Ik zei al dat er zeer weinig gebruik van wordt gemaakt. Als er vragen zijn in verband met de verdere opvolging, voor zover ze wel zijn gebruikt, dan is dat de bevoegdheid van de subsidieverstrekkende minister en administratie en kan ik u aanraden om de vragen daar te stellen.
U wilt ook weten op welke manier de Vlaamse overheid is overgegaan tot het verminderen van de lasten van de lokale besturen. Dat is natuurlijk een heel algemene vraag. De tijd is kort en ik zou zeggen om de vraag zeker nog eens schriftelijk in te dienen, maar ik wil u toch een aantal elementen meegeven.
De algemene financiering van de lokale besturen is fors toegenomen. Daar hebben we het een aantal keren over gehad: de responsabiliseringsbijdrage, de openruimtefinanciering en dergelijke meer.
Er zijn ook een aantal subsidies in het leven geroepen die de vorm aannemen van een soort van algemene financiering, gekoppeld aan een opvolging en monitoring van de besteding, dus met een minimale planlast. Ook daarover hebben we een aantal keer gesproken.
Bedragen uit het noodfonds voor cultuur, jeugd en sport werden in 2020 automatisch, zonder aanvraagprocedure, toegekend aan de gemeenten om daarmee de getroffen sport-, jeugd- en cultuurverenigingen te ondersteunen. Ik had toen de pet op van burgemeester van de stad Aarschot. Ik kan u zeggen dat ik toen ten zeerste apprecieerde dat dat op een heel eenvoudige en vrij te beschikken manier is verlopen. Geen twee gemeenten zijn hetzelfde.
Ik zie hier verschillende collega’s zitten. Het geval van Tienen ken ik bijvoorbeeld. Wij keken dan wat zij deden, hoe wij het zelf deden en wat specifiek voor mijn gemeente was en wat beter was voor de andere. Het was een verademing om, bij wijze van spreken, geen subsidioloog in dienst te moeten nemen om van die subsidie gebruik te kunnen maken. Dat ging gemakkelijk.
Hetzelfde geldt voor de middelen die de Vlaamse Regering ter beschikking heeft gesteld voor de lokale armoedebestrijdingsplannen naar aanleiding van de COVID-19-pandemie en de subsidies aan penhoudende gemeenten voor de infrastructuur en uitbating van het vaccinatiecentrum. Het gaat om drie voorbeelden uit de coronaperiode, maar ook daar gaat het om vrijheid voor de lokale besturen, het idee dat geen twee gemeenten hetzelfde zijn, een heel eenvoudige werking en weinig planlast. Ik denk dat daaraan een voorbeeld genomen kan worden.
Wanneer er toch heel specifieke subsidies toegekend zijn, is steeds gepoogd om de lasten draaglijk te houden. Er moet natuurlijk wel een vorm van procedure zijn. Een subsidie die een bepaal doel heeft en een bepaald project dient, is niet zomaar “geef maar raak”, ook niet als het van de ene overheid naar de andere is, integendeel. We moeten toch wel weten dat de besteding juist, goed en essentieel is. Het moet doenbaar zijn voor alle partijen.
Ik zal u nog één voorbeeld geven dat buiten de coronaperiode viel: het Plan Samenleven. Daarbij hebben we al de eerdere subsidies vanuit Gelijke Kansen en Integratie richting lokale besturen gebundeld tot één oproep waarop ingetekend kon worden. Het waren 24 acties binnen één projectoproep en het was een pak eenvoudiger. Er moest ook geen uitgebreide aanvraag worden ingediend. De beoordeling gebeurt op basis van kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s). Als die niet gehaald worden, vraagt het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) een uitgebreidere rapportering en gaat die het verder opvolgen.
U wilde weten hoe het planlastprincipe om tegen uiterlijk 30 oktober 2024 de Vlaamse beleidsprioriteiten en subsidieregelingen bekend te maken, moet worden toegepast.
Het is wenselijk dat de Vlaamse overheid dit tijdig doet. 2024 is inderdaad een verkiezingsjaar, zowel voor Vlaanderen als voor de lokale besturen. Ik kan daar op dit moment moeilijk op vooruit lopen.
Voorzitter, de traditie wil dat er altijd een Vlaamse Regering is in september met de Septemberverklaring. Vorige keer was het uitzonderlijk een ‘beginoktoberverklaring’. Wat het deze keer wordt … een ‘novemberverklaring’? Een ‘decemberverklaring’? Ik weet het niet. Misschien ben ik te pessimistisch en hebben we al heel snel een nieuwe regering. Ik kan daar in ieder geval niet op vooruit lopen en weet dus niet wanneer men daaraan zou kunnen beginnen. Bovendien heb je dan ook nog de lokale verkiezingen in oktober.
Ik denk dat er in 2025 een opportuniteit is om de termijn ordentelijk te volgen. 2024 zal moeilijker worden. Dan zal een nieuwe Vlaamse Regering moeten oordelen of ze het Planlastendecreet als procedureel kader wil gebruiken.
Het lijkt me doenbaar om tegen de zomer van 2025 en dus uiterlijk oktober 2025 de Vlaamse beleidsprioriteiten klaar te hebben en de subsidieregelingen te bepalen en kenbaar te maken aan de lokale besturen. Op dat moment zijn de lokale besturen volop bezig met het maken van hun beleidsplannen. Daar nemen ze het eerste jaar van hun nieuwe legislatuur voor. Dan zouden die twee min of meer moeten matchen, maar ik zeg er meteen bij dat een mogelijk alternatief is om naar het Planlastendecreet zelf te gaan kijken om te zien of het niet eenvoudiger kan. Want als het niet of bijna niet wordt gebruikt en het niet werkt, ligt het ofwel aan het feit dat men niet weet dat het bestaat en dat het kan of dat het alsnog te ingewikkeld, te langdradig of te moeilijk is.
De heer Warnez heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik stel de vraag omdat ik vaststel, ook bij mezelf, dat dit eigenlijk een decreet is dat gewoon op een of andere manier in de vergeethoek is geraakt. Het is te oud, maar daarom blijft het natuurlijk wel bestaan. Het is wel opvallend dat u zelf zegt dat die procedures eigenlijk niet echt gevolgd worden. Dat is eigenlijk zeggen dat we onze eigen decreten niet naleven. Dat is natuurlijk niet echt een toonbeeld van hoe er zou moeten worden bestuurd.
Omgekeerd wil dat natuurlijk ook niet zeggen dat elke subsidie die uitgeschreven is, planlast is. Veel rapportering bij subsidies enzovoort is nodig. Soms is het wel een keer overbodig.
U geeft aan dat de reden waarom het Planlastendecreet niet gevolgd wordt, is dat er wat timings raar zitten in het decreet en dat er soms nood is aan specifiekere informatie. Dan is de vraag natuurlijk of we dit decreet nog nodig hebben. Ik denk dat het antwoord ‘ja’ is, want de doelstelling van het decreet is goed, namelijk de planlast verminderen, maar dan moet het in een andere vorm zijn. Alleen al het feit dat we in een decreet aan lokale besturen beloven om hen tegen oktober 2024 een aantal dingen te geven en we die hen dan niet geven, klopt niet. Dan zijn er volgens mij twee opties. Ofwel houden we vast aan het Planlastendecreet. En dan is het uw taak als minister om die ministers op een of andere manier op regelmatige basis aan de oren te trekken. Maar ik denk dat de tweede optie een betere is, namelijk kijken of we dat decreet niet moeten herschrijven. Het zal misschien niet meer lukken deze legislatuur, maar we moeten als politici toch ook vooruit durven te kijken. Het is misschien een opdracht die u aan het Agentschap Binnenlands Bestuur kunt geven om dit even voor te bereiden. Wie dan ook de volgende minister van Binnenlands Bestuur is, een evaluatie van het Planlastendecreet tegen dan kan misschien wel zinvol zijn.
Minister Rutten heeft het woord.
Ik ben het grotendeels met u eens. Het is zo dat het niet verplicht is om dat te volgen. Het is een mogelijkheid om het te doen. Het gebeurt alleen niet. Maar het lijkt mij inderdaad een nuttige oefening om eens grondiger te gaan kijken waar het stropt. En als het niet werkt, kunnen we het evengoed afschaffen of aanpassen.
De heer Warnez heeft het woord.
Dan lijkt het me zinvol dat ABB daarmee aan de slag kan gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.