Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Vrijdag 22 maart was het Wereldwaterdag en startte de Week van het Water. De Vlaamse Regering en uzelf schermen met de Blue Deal als het over waterbeleid gaat, maar de ‘Pano’-reportage van 12 maart toonde heel duidelijk aan dat er een gebrek is aan een toekomstgerichte visie voor de realisatie van de waterveiligheid voor onze belangrijke rivieren én een gebrek aan uitvoering van die visie op het terrein. Naar aanleiding van de waterbom in Wallonië werd een studie gemaakt over de impact van die waterbom in Vlaanderen. Hieruit bleek dat vooral de Denderstreek en de zone van de Boven-Schelde en Leie in de zone rond Gent heel hard getroffen zouden worden.
Een ander aspect dat heel belangrijk is om waterbeleid vorm te geven, is het voorkomen van nieuwe verharding en ontharding, heel belangrijk in de strijd tegen water en droogte.
Maar we zien – en dat leren we ook uit het Betonrapport van Natuurpunt – dat we steeds verder weg raken van de onthardingsdoelstellingen opgenomen in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. In totaal kwam er tussen 2013 en 2021 maar liefst 15.000 hectare verharding bij, of gemiddeld meer dan vijf hectare per dag. Van een standstill in de verharding, laat staan van een afname, is dus geen sprake. Daarover hebben we in deze commissie al heel veel gediscussieerd, maar ik wil het met u hebben over de pluviale overstromingskaarten.
Uit een analyse van de pluviale overstromingskaarten blijkt dat ruim 15.000 hectare harde bestemming gelegen is in pluviaal overstromingsgebied. Een duidelijk beleid om nieuwe bebouwing in dergelijke gebieden te voorkomen is cruciaal om toekomstige schade te vermijden. We stellen vast dat niet alle waterbeheerders bij hun adviesverlening de pluviale overstromingskaarten mee in rekening brengen.
Om overstromingen te voorkomen is het niet alleen belangrijk om in valleigebieden maatregelen te nemen. Het voorkomen van een snelle afstroom van water vanaf het land is ook cruciaal. Erosiemaatregelen voorkomen dit en daar zou sterker op moeten worden ingezet. Een scherper erosiebeleid is cruciaal om minder sediment naar onze waterlopen af te voeren. Door de klimaatverandering en de verhoogde piekneerslag is de verwachting dat, zonder bijkomende maatregelen, de sedimentaanvoer naar waterlopen met tweeënhalf keer toeneemt tegen 2100.
Het zijn allemaal aspecten die in die ‘Pano’-reportage aan bod kwamen.
Welke hulpmiddelen en instrumenten zult u de lokale besturen aanbieden om ervoor te zorgen dat de watervisie van de Vlaamse overheid ook in de praktijk wordt omgezet?
Bij de goedkeuring van de stroomgebiedbeheerplannen werd afgesproken om tegen uiterlijk 1 januari 2023 een juridisch kader uitgewerkt te hebben dat de erosieproblematiek structureel aanpakt. Zal de Vlaamse Regering nog een uitvoeringsbesluit of decreet goedkeuren waarbij deze afspraak gerealiseerd wordt?
Hebt u aan uw administratie al een verdere analyse gevraagd van overstromingsgevoelige gebieden in harde planbestemmingen met het oog op het aanduiden van een nieuwe reeks watergevoelige openruimtegebieden, en ze ook gekregen?
Vindt u het aanvaardbaar dat De Vlaamse Waterweg bij zijn adviesverlening geen rekening houdt met de pluviale overstromingskaarten? Is dit conform de omzendbrief watertoets? Bent u akkoord om voor de 15.000 hectare pluviale overstromingsgebieden met een harde bestemming watergevoelige openruimtegebieden (WORG’s) op te maken?
Minister Demir heeft het woord.
Vanuit de Vlaamse overheid stellen we aan lokale besturen heel wat tools ter beschikking. Voorbeelden hiervan zijn: de tools die we beschikbaar stellen op het klimaatadaptatieportaal en het groenblauwpeil, de blauwdruk om een hemelwater- en droogteplan uit te werken, het technisch achtergronddocument bij de nieuwe gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater, het inzetten van een expertenpool om lokale besturen bij te staan bij de projecten groenblauwe dooradering in de bebouwde ruimte en de adviezen in het kader van de watertoets met de kaarten van de overstromingsgevoelige gebieden.
Bovendien kunnen lokale besturen, net als de Vlaamse overheid, bepaalde gebieden ook herbestemmen indien ontwikkeling niet langer gewenst is.
Wat het erosiebeleid betreft, hechten we veel belang aan het behoud van de bodemkwaliteit, het beschermen van burgers tegen modderoverlast en het beschermen van waterlopen en kwetsbare natuur. Ook landbouwers hebben er alle belang bij dat de juiste maatregelen worden genomen om erosie te vermijden, zeker door de klimatologische uitdagingen waar we voor staan.
Uit de evaluatie van het erosiebeleid blijkt dat we resultaten bereikten, maar dat de implementatiegraad op het terrein nog te laag is.
Zoals ik eerder al antwoordde, heb ik de opdracht gegeven om een uitvoeringsbesluit uit te werken waarin bepaalde maatregelen tegen erosie worden uitgewerkt. Dat is in voorbereiding.
Dan kom ik aan uw derde vraag. De komende weken zal ik de verschillende dossiers voor de definitieve aanduiding van de watergevoelige gebieden, WORG’s, voorleggen aan de Vlaamse Regering, zodat ruim 700 hectare aan harde bestemmingen wordt geschrapt. In elk geval zijn de meeste reacties in het kader van het openbaar onderzoek positief.
In eerdere vragen werd ook al gesteld dat een nieuwe analyse van watergevoelige gebieden op basis van de nieuwe watertoetskaarten zeker relevant is. Mijn administratie zal dus een verdere analyse van de onbebouwde percelen uitvoeren om na te gaan of er nood is aan bijkomende aanduidingen.
Daarnaast wil ik nog meegeven dat een deel van de verantwoordelijkheid natuurlijk ook bij de lokale besturen ligt, die de watertoets correct dienen uit te voeren, en ook zelf ruimtelijk uitvoeringsplannen (RUP’s) kunnen opmaken om open ruimte te vrijwaren.
Zowel de adviesinstanties – dat is het antwoord op uw vierde vraag – als de vergunningverlenende overheden moeten op correcte wijze de watertoets uitvoeren en zij kunnen zich hierbij baseren op de set van overstromingskaarten van de Vlaamse Regering. Deze kaarten bieden objectieve informatie omtrent de overstromingsrisico’s, waarbij via modellering rekening werd gehouden met verschillende bronnen van water en verschillende terugkeerscenario’s.
Ik ga ervan uit dat alle adviesinstanties hun taak op dit vlak correct uitvoeren. In elk geval blijft de eindverantwoordelijkheid van de watertoets in het kader van de vergunningverlening bij de vergunningverlenende overheid liggen.
Ik kan nu geen uitspraak doen over die 15.000 hectare waar u naar verwijst, zonder dat die verder in detail zijn onderzocht, maar ik verwijs naar mijn eerdere reacties: dat er in Vlaanderen, sinds de aanduiding van signaalgebieden in 2014-2017, zeker nog gebieden zijn die wegens de noodzaak aan ruimte voor water beter niet ontwikkeld worden. Hierbij ligt zeker ook een deel van de verantwoordelijkheid bij de lokale besturen die de watertoets uiteraard correct moeten uitvoeren bij allerhande projecten en ook zelf RUP’s kunnen opmaken om die open ruimte te vrijwaren.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik besluit uit uw antwoord dat er geen uitvoeringsbesluit rond erosie meer zal worden goedgekeurd, want u hebt al meerdere keren gezegd dat er een uitvoeringsbesluit in voorbereiding is. Maar mijn vraag was niet of het in voorbereiding is, mijn vraag is of het deze legislatuur nog goedgekeurd zal worden. Er was al aangekondigd dat er op 1 januari 2023 een juridisch kader zou zijn. We zijn vandaag 26 maart 2024. Ik hoor daar geen vooruitgang, tenzij u me tegenspreekt en zegt dat het vrijdag voorligt bij de regering of dat het na de paasvakantie op de eerstvolgende ministerraad ter goedkeuring wordt voorgelegd. Mijn concrete vraag is: komt dat er nog deze legislatuur of niet?
Twee, minister, voor wat betreft de adviesverlening met betrekking tot de pluviale overstromingskaarten: het klopt dat het lokale bestuur verantwoordelijk is voor de vergunning die het verleent, maar als ze natuurlijk van een Vlaamse overheid een positief advies krijgen op basis van inzichten van fluviaal overstromingsgebied en geen rekening houden met het pluviale, omdat ze vinden dat ze daar geen uitspraken over moeten doen, omdat ze alleen maar met waterwegen bezig zijn, en dat kan dan als argument worden gebruikt voor een lokale overheid om te zeggen dat de Vlaamse overheid akkoord gaat met hun vergunning, dan lijkt me dat zeer cynisch te zijn. Mijn vraag is dus: moet een administratie van de Vlaamse overheid, als die controleert of er overstromingsgevoelig gebied is, rekening houden met alleen het fluviale, alleen het pluviale of beide, als ze advies verleent? Als je het mij vraagt: ik zou verwachten dat ze dat met beide moet doen, maar dat is onduidelijk. Bij dezen vraag ik aan u als minister van Omgeving of u dat verwacht of niet.
Minister Demir heeft het woord.
Het erosiebesluit is, zoals ik al zei, in volle voorbereiding. Wat mij betreft kan het nog in deze legislatuur worden goedgekeurd. Maar ja, er zijn drie partijen in de regering. Zoals dat vlak voor de verkiezingen gaat, wordt dat heel moeilijk. Ik moet daar geen tekening bij maken. Wat mij betreft kan het worden goedgekeurd. Ik zal natuurlijk ook de goedkeuring moeten hebben van de coalitiepartijen; zo niet, is dat iets voor na de verkiezingen.
Met welke kaarten moet de administratie rekening houden? Er is de regelgeving. De omzendbrief zegt hoe de adviesinstantie de watertoets moet doen. Dat is uiteraard met alle informatie en met alle kaarten.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik vind ook dat de adviesinstantie met alle kaarten rekening moet houden. Ik stel alleen vast dat dat niet gebeurt en dat lokale besturen op basis daarvan andere beslissingen nemen. Dat is niet goed. Het is heel belangrijk dat de Vlaamse administratie dat op eenzelfde manier toepast, zodanig dat dat alvast geen reden kan zijn om vergunningen te verlenen waarbij je voelt dat er op termijn problemen mee zullen komen. Ik denk dat er ook daar werk aan de winkel is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.