Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, toen drie jaar geleden de eerste berichten over PFAS de buitenwereld bereikten, ging het in de eerste plaats over de werken met vervuilde grond van de Oosterweelverbinding. Maar de contouren van hoe diep Vlaanderen in de ‘forever chemicals’ begraven zit, tekenen zich steeds duidelijker af. Behalve de 831 brandweersites zijn er nog vierduizend risicoplaatsen opgelijst die mogelijk ook met PFAS verontreinigd zijn. Van de brandweersites zijn er vijftien dossier onderzocht, waarvan er zeven zwaar vervuild zijn. Op basis van de lopende bodemonderzoeken schat de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) dat alleen al voor de brandweersites 220 gronden afgegraven of gereinigd zullen moeten worden. Voor de vierduizend andere locaties zijn er in totaal nog maar 89 afgeronde bodemonderzoeken en blijken er 21 voor een sanering te staan.
De kosten voor de sanering zijn gigantisch. De grote vraag is wie zal opdraaien voor de kosten. Het principe van ‘de vervuiler betaalt’ geldt. Voor de sanering van de 3M-fabriek in Zwijndrecht kreeg de Vlaamse Regering 571 miljoen euro van de chemiereus om de PFAS-vervuiling te compenseren, maar dat is duidelijk niet genoeg om al die sites te kunnen aanpakken.
Er is sprake van de oprichting van een Vlaams saneringsfonds, gespijsd door bedrijven die vervuilen, maar juriste aansprakelijkheidsrecht Evelien de Kezel betwist of dat überhaupt een oplossing kan zijn voor de sanering van gronden.
Minister, hoe ver staat u met de oprichting van dat Vlaamse saneringsfonds? Zal dat saneringsfonds ook ingezet worden om kosten voor de sanering van gronden te betalen? Hoe ver staat de OVAM met het onderzoek naar PFAS-hotspots? Wanneer zullen alle sites onderzocht zijn? Is er een inschatting van de nodige budgetten om die vervuilde sites te saneren?
Minister Demir heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, u weet dat het eigenlijk de verantwoordelijkheid was geweest van de groene federale minister van Leefmilieu om hier initiatief in te nemen, net zoals het haar verantwoordelijkheid is om er via productnormering voor te zorgen dat PFAS zich niet meer in ons leefmilieu verspreidt. U weet dat ik dat herhaaldelijk aan de federale minister heb gevraagd. Ik weet niet waarop zij zit te wachten. Al vier jaar zie ik heel weinig beweging. Hetzelfde geldt voor uw groene minister van Ecolo in de Waalse regering: niets ondernemen. Die had ik natuurlijk ook op de hoogte gebracht in verband met de PFAS-verspreiding. Maar bon, ik hoor niets van die productnormering. Zeker voor brandblusschuim lijkt een federale maatregel noodzakelijk. Anders blijft de federale kraan open, terwijl de gewestelijke overheden met de saneringsfactuur achterblijven. Dat is echt problematisch. Ik zou dus voorstellen – u bent toch één partij, Ecolo en Groen – dat u even belt om dat te doen. Het is vier jaar stil, net zoals rond asbest. Daarrond is het ook heel stil op federaal niveau. Dat is triestig om te zien.
Vanwege het stilzwijgen van de federale collega heb ik dan maar zelf de ontwikkeling van een financieringsmechanisme voorgesteld aan mijn collega’s van de andere gewesten en van de Federale Regering. Dat is eigenlijk niet mijn bevoegdheid, maar op den duur moet ik hier alles doen, doordat de Groen- en Ecoloministers nalaten om het te doen. Ik heb dus een voorstel gedaan aan al die ministers, ook die van de Federale Regering, binnen de Uitgebreide Interministeriële Conferentie Leefmilieu – wat er allemaal bestaat in dit land …
Op basis van mijn voorstel heeft die Uitgebreide Interministeriële Conferentie Leefmilieu van 19 december vorig jaar wel de nood bevestigd aan een billijk financieringsmechanisme voor de wijdverspreide PFAS-verontreiniging, waarbij de kosten zouden worden gedragen door de actoren in de toeleveringsketen. Diezelfde conferentie heeft dan ook beslist tot de oprichting van een werkgroep om dat mechanisme uit te werken en de nodige studies op te starten. Die werkgroep wordt getrokken door mensen van verschillende administraties, onder andere ook van mijn administraties. De onderzoeksvragen werden gefinaliseerd en goedgekeurd op de Uitgebreide Interministeriële Conferenties Leefmilieu van 25 januari en 2 februari dit jaar.
De studies moeten nu aanbesteed worden. Een eerste voorstel werd reeds besproken op de werkgroep en wordt voorgelegd aan de conferentie van 28 maart, over twee dagen. Wij trekken en sleuren in die Uitgebreide Interministeriële Conferentie Leefmilieu, waar alle leefmilieuministers in zitten. Wij hebben daar ook het initiatief in genomen, terwijl wij dat eigenlijk niet moesten doen. Maar aangezien het stilzitten was en er geen antwoorden kwamen op de brieven, doen we dat maar. Wij hopen dan ook dat het voorstel daar over twee dagen goedgekeurd zal worden, zodat de studies uitbesteed kunnen worden. We hebben daar ook de nodige middelen voor voorzien binnen de budgetten.
Nu, ik besef dat er partijen zijn met een grote en acute nood aan een oplossing voor de financieringsproblemen verbonden aan een beschrijvend bodemonderzoek en een bodemsanering, zoals bij de brandweer. Het is mijn overtuiging dat overheidsdiensten die werken op basis van taken in het algemeen maatschappelijk belang – zoals blusactiviteiten – er niet alleen voor hoeven te staan om deze financiële problemen op te lossen. Mijn administratie bereidt momenteel dan ook concreet al een kader voor om ondersteuning te bieden.
Tot slot voeg ik graag toe dat er idealiter een breed financieringsmechanisme, zoals een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV), uitgewerkt wordt op Europees niveau. In ieder geval hebben wij hiervoor op 1 februari een sessie georganiseerd in het kader van het Belgisch voorzitterschap. Ook dat moest ik niet doen, maar bon. Ik heb dat dan maar gedaan, van de gelegenheid gebruik makend, aangezien de federale collega’s dat precies niet belangrijk vinden. Sorry dat ik het zo nu even zeg.
Mevrouw Schauvliege, u kunt met uw hoofd schudden en doen en zuchten, maar dat is wel de vaststelling. In Wallonië vindt men het al helemaal niet belangrijk. Daar slapen ze. In Brussel zitten er meer PFAS in het drinkwater dan hier. En het is gewoon de vaststelling dat er op federaal niveau geen beweging is. En ja, we hebben dan maar het initiatief genomen. Omdat het Belgisch voorzitterschap er is, hebben wij dan gezegd dat we een alomvattend PFAS-event in Antwerpen organiseren. Daar hebben we dan toch vastgesteld dat er een ruim draagvlak bestaat binnen alle Europese landen voor een dergelijk instrument. Ik zal daar dan ook binnen de Europese Commissie sterk voor gaan pleiten. Ik besef wel dat dat even kan duren, helaas wel omdat ik de enige ben in dit land die trekt en sleurt aan dit dossier. Voor de rest vindt niemand dit belangrijk. Ik geef het maar mee zoals het gewoon is.
Dan kom ik aan uw tweede vraag. Er is geen nauwkeurige en waarheidsgetrouwe raming voor de PFAS-ruiming in Vlaanderen beschikbaar omdat nog niet alle gegevens daarvoor beschikbaar zijn.
Van de geïnventariseerde locaties zijn er 546 locaties waarvoor het verkennend bodemonderzoek reeds behandeld is. Van deze locaties is voor 362 locaties de uitvoering van een beschrijvend bodemonderzoek nodig. Waar mogelijk heeft de OVAM voor deze dossiers de saneringsplichtige reeds aangemaand om het beschrijvend bodemonderzoek uit te voeren. Voor de andere 184 locaties is geen verder bodemonderzoek nodig.
Via een VLAREBO-wijziging (Vlaams reglement betreffende de bodemsanering) is eind 2023 de uitvoering van brandblusoefeningen waarbij PFAS-houdend blusschuim gebruikt wordt of werd nu uitdrukkelijk gekwalificeerd als risico-inrichting. Sinds 12 februari brengt deze nieuwe wetgeving de verplichting met zich mee voor de overdrager om voorafgaand aan de overdracht van een grond waarop dergelijke risico-inrichting aanwezig is of was een oriënterend bodemonderzoek uit te voeren. Op die manier kan een eventueel aanwezige PFAS-verontreiniging gedetecteerd worden en bepaald worden of verdere maatregelen noodzakelijk zijn.
Tot slot hoop ik dat we kunnen voortmaken met de uitwerking van het financieringsmechanisme, zoals aangegeven in de eerste vraag, en een uitfasering van PFAS-houdende producten op de Belgische markt. Maar zoals ik heb gezegd, heb ik daarvoor de federale collega’s nodig. Zeker de productnormering is een exclusieve bevoegdheid van de federale minister. En ja, ik kan genoeg brieven schrijven en bellen, maar ik kan helaas die beslissing tot op heden nog niet nemen. Wie weet kan ik dat ooit, als we daar zelf verantwoordelijk voor zijn. Maar ondertussen trek ik verder aan dit dossier. Het is een heel eenzaam proces, maar zoals u me kent: altijd vol enthousiasme, ook al is het zeer eenzaam.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, u bent blijkbaar met het verkeerde been uit uw bed gestapt. Amaai.
Altijd als ik u zie. Altijd als ik u zie.
‘Oh my god’, dat is wel een heel straffe uitspraak, minister. Heel straf als u zulke dingen beweert. Het is zeer beledigend en zeer straf wat u hier zegt.
Ik hou me aan de feiten en ik hou me aan mijn vragen. Ik ben niet bezig met u persoonlijk te beledigen. Dat bent u nu wel aan het doen. Dit gaat er echt over. (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)
Maar goed, ik zal me verder op mijn vragen concentreren in de plaats van me … (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)
… iets aan te trekken van uw beledigingen, mevrouw de minister!
Bel maar naar de groene ministers.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, het Vlaams saneringsfonds was een van de paradepaardjes die u ging realiseren om ervoor te zorgen dat er middelen op tafel kwamen om een sanering te realiseren, en nu schuift u natuurlijk alles af naar andere besturen. Zo kennen we u: veel aankondigen, maar voor de rest altijd naar een ander kijken om de kolen uit het vuur te halen.
Minister, tegen 2036 moet er onderzoek opgestart zijn rond alle historische vervuilingssites in Vlaanderen. Er was daarrond al een achterstallige aanpak. De afgelopen jaren is daar de PFAS-crisis bij gekomen. Toen hier in het Vlaams Parlement bij de start van deze legislatuur bekeken werd of er voldoende middelen beschikbaar waren om die saneringen aan te pakken, werd er al aangegeven dat we daar met een gigantische achterstand zaten op de planning en eigenlijk de verplichting die Europa ons oplegt. We zaten dus al met een gigantische achteruitgang. Minister, kunt u op het einde van deze legislatuur inschatten hoe we de deadline van 2036 zullen halen op het vlak van historische vervuiling? Welke extra middelen en mogelijkheden moeten worden gecreëerd om die deadline alsnog te kunnen halen?
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u voor uw vraag, collega Schauvliege. Uw extra vraag gaat natuurlijk over de saneringen zelf, maar het start natuurlijk bij de inventarisatie en bij het kunnen detecteren van de verschillende plekken waar dan, concreet voor deze vraag, PFAS wordt gevonden.
Minister, in de zomer van 2021 hebben eigenlijk heel wat, of bijna alle lokale gemeente- en stadsbesturen de verschillende locaties in kaart gebracht. Dat heeft dan geleid tot een zeer grote lijst van vierduizend dossiers die zouden moeten worden onderzocht. Vorig jaar, toen ik u daar cijfers over opvroeg, kon de OVAM veertig à vijftig dossiers per maand opstarten. Dat is natuurlijk meer dan één dossier per dag, dus men wou daarmee vooruitgaan. Maar als je dat bekijkt op de schaal van het aantal dossiers dat zou moeten worden behandeld, dan zit je natuurlijk richting een tijdshorizon van meer dan tien jaar te kijken. En dan heb je het nog maar net geïnventariseerd en weet je eigenlijk nog maar pas hoe groot de uitdaging is voor al die locaties.
Vandaar is mijn vraag, minister, of daar nu al een versnelling hoger is geschakeld. Hanteert men een soort andere methodiek, waardoor die tijdspanne toch kan worden ingekort? Hoe wordt er nu omgegaan met die dossiers? En dan vooral ook nog: op welke manier wordt er teruggekoppeld naar de lokale besturen? Zij zijn immers vragende partij om ook zicht te krijgen op welke uitdagingen hun te wachten staan. Op welke manier wordt daar verder mee omgegaan?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen die gesteld zijn.
Uiteraard zijn wij de volledige omvang van de PFAS-dossiers aan het opmaken. Heel wat van die onderzoeken zijn ook wel al reeds gesteld. Ik heb ook extra middelen voorzien, ook op recurrente basis, om de bijkomende lasten van PFAS te kunnen opvangen.
De extra middelen zijn recurrent, als antwoord ook op de vraag van collega De Roo, net om die versnelling hoger te kunnen waarmaken. We zien ook bij lokale besturen, toch bij diegene die heel actief zijn, dat ze ons ook al kunnen aangeven waar het grootste risico zit en welke sites voor hen op dit moment cruciaal zijn. Zo hebben we ook geredeneerd, ook naar de vastlegging van middelen natuurlijk, om eerst te gaan saneren daar waar het hoogste risico zit.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik stel vast dat u echt geen antwoord geeft op de vraag die ik stelde, namelijk wat de impact is van deze PFAS-problematiek op het nu al niet halen van die deadline van 2036 voor wat betreft de historische vervuiling. En of u kunt inschatten wat er nodig is om die alsnog te kunnen halen, of daar al onderzoek naar gedaan is. Maar goed, ik begrijp dat u daar niet op wilt antwoorden.
Minister, u weet dat de PFAS-vervuiling mij zeer nauw aan het hart ligt en dat wij zware inspanningen willen doen om u ook te ondersteunen in heel dit verhaal. (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)
Maar, minister, als u een Vlaams saneringsfonds naar voren schuift als het paradepaardje, dan verwacht ik ook dat u daar resultaten boekt in plaats van het door te schuiven naar de Federale Regering.
De vraag om uitleg is afgehandeld.