Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter.
In september 2022 kregen 27 scholen in Vlaanderen groen licht om via tijdelijke projecten en in een regelluw kader – daar is het weer – ideeën uit te proberen om het lerarentekort aan te pakken. Hoewel het tijdspad voorafgaand aan de looptijd van de proeftuinen bijzonder kort was, bleek er toch heel wat enthousiasme in het onderwijsveld. Er is natuurlijk niet slechts één oplossing voor de uitdagingen in ons onderwijs, maar ondertussen wordt er wel reikhalzend uitgekeken naar wat er uit de proeftuinen komt. Daarom volgende vragen voor u, minister.
Hoe ver staat het met de uitvoering van de verschillende proeftuinen? Kreeg u ondertussen al feedback vanuit de projecten? Hoe worden deze proeftuinen gemonitord tijdens het verloop van hun traject?
Ziet u quickwins die, nog voor de proeftuinen afgelopen zijn, zouden kunnen worden geïmplementeerd in ons onderwijssysteem? Zo ja, dewelke?
In hoeverre wordt de onderwijsinspectie betrokken bij de acties die uitgerold worden?
Dank u.
Minister Weyts heeft het woord.
Dit is een van de paden die we bewandelen om de stellingenoorlog die in het kader van het sociaal overleg reeds lang bestond, te overstijgen. We stelden vast dat heel veel hervormingsvoorstellen die in het kader van het sociaal overleg op tafel werden gelegd, door andere partners onmiddellijk uit de lucht werden geschoten als onwerkbaar, ondoenbaar en contraproductief. Om die discussies te overstijgen heb ik voorgesteld om na te gaan wat in de praktijk werkt, in plaats van er theoretisch te blijven over discussiëren en voor- en tegenargumenten te blijven verzinnen tegen deze of gene maatregel. Het leek me beter om het gewoon eens te gaan uittesten en eenieder die voorstander is van een maatregel, de kans te geven om die effectief in de praktijk te gaan toepassen via het Proeftuinendecreet. Dat laat toe dat je abstractie kunt maken van de bestaande regelgeving en eigenlijk een beetje je eigen ding kunt doen en je eigen inzichten qua onderwijsorganisatie in de praktijk kunt brengen. We zouden dan vervolgens gaan kijken wat werkt en wat niet.
Een 25-tal projecten zijn effectief gestart. Sommige projecten zijn niet gestart, omdat men van in het begin vaststelde dat wat men voorstelde in de praktijk, niet zo eenvoudig bleek of niet bleek te werken. Het is goed dat men meteen empirisch kon vaststellen dat wat er op papier goed uitzag, bij de concrete uitwerking niet zo eenvoudig was of niet de verhoopte resultaten opleverde.
Men is dus begonnen met een 25-tal projecten. Ze worden opgevolgd en geëvalueerd door een expertenpanel, met een eindevaluatie na het verstrijken van de proeftuinperiode. Daaruit volgt dan een rapport dat volgend jaar aan de Vlaamse Regering wordt voorgelegd. In dat rapport zullen natuurlijk ook beleidsaanbevelingen opgesomd staan over de wenselijkheid, de haalbaarheid en de budgettaire inpasbaarheid van de wijzigingen in de regelgeving die nodig zouden zijn om die proefprojecten voor eenieder mogelijk te maken. We moeten natuurlijk rekening houden met mogelijke knelpunten binnen de domeinen van de schoolorganisatie en het personeelsbeleid.
Daarnaast heb ik, om de resultaten van de proeftuinen grondig te evalueren en het expertenpanel te ondersteunen, mijn administratie gevraagd een opdracht uit te schrijven voor een wetenschappelijke evaluatie. Dat onderzoek is gegund aan de UGent, die daarvoor samenwerkt met IDEA Consult. Dat onderzoek is van start gegaan en de resultaten die relevant zijn voor het onderwijsbeleid, zullen ook volgend jaar worden opgeleverd.
Wat uw vraag over de inspectie betreft: de samenstelling van het expertenpanel bestaat uit afgevaardigden van de overheid, de administratie, de sociale partners en ook van de onderwijsinspectie. Die is dus wel effectief betrokken.
Het spreekt voor zich dat als de onderwijsinspectie een doorlichting van scholen uitvoert, dat ze dan ook extra aandacht besteedt aan scholen die participeren aan een proeftuin. Dat aspect wordt meegenomen.
Ik heb hen ook gevraagd om tussen september en december van vorig jaar een korte verkenningsronde te organiseren om een eerste idee te krijgen van de situatie in de proeftuinen. Die informatie zal gedeeld worden met de onderzoeksploeg van de UGent als bijkomende achtergrondinformatie.
Ik denk dat het wat voorbarig is om nu reeds conclusies te trekken uit de lopende proeftuinen. U zegt dat de periode van inschrijvingen voor sommigen te kort was, anderen zeggen dan weer dat het te lang op zich heeft laten wachten, en dat men er te laat mee is gestart. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de coronaperiode, waar men toen net uitkwam. Maar goed, ik denk dat het gros van de proeftuinen werkt met een of meer afwijkingen op de regelgeving en zij zijn daar pas dit schooljaar effectief mee aan de slag gegaan.
De periode loopt echter tot en met volgend schooljaar. Ik zou daar dus nog geen resultaten of quick wins van kunnen vrijgeven. Ik denk dat dat echt wel wat te vroeg is, laat staan dat we nu al quick wins zouden gaan omzetten in generieke regels. Dat lijkt me wat te voorbarig. We kijken wel uit naar wat een en ander oplevert, zowel in de praktijk als op grond van de wetenschappelijke begeleiding en wetenschappelijke evaluatie.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, vanuit cd&v hebben wij eigenlijk al van het begin van deze legislatuur gevraagd naar een regelluwe context om het lerarentekort aan te pakken. We hebben inderdaad ook gevraagd om die proeftuinen op te zetten, om vanuit de werkvloer te leren welke mogelijke oplossingen er zijn. Er was inderdaad heel veel goesting op het terrein om de dingen vast te pakken en om de goede voorbeelden en ideeën die men had, ook uit te werken. Die regelluwte werkt.
Ik ben onlangs nog op bezoek geweest bij het BOOST-project (Begeleide Onderwijs Opleiding voor Starters) dat in West-Vlaanderen is opgezet in samenwerking met de lerarenopleiding van hogeschool VIVES. Daar stelde men eigenlijk vanuit de praktijk, in het project ‘Leraar in opleiding’ (LIO), vast dat heel veel startende leerkrachten uitvielen, omdat zij vanaf dag 1 in de klas moesten gaan staan, zonder enige opleiding, zonder enige vorm van begeleiding, en dat gecombineerd met de opleiding zelf. Men zag dat heel veel mensen die eigenlijk wel met hun hart voor het onderwijs kozen, moesten aangeven: “Dit lukt mij niet.” Dat is dan wel een jammere zaak. Het BOOST-project zet daar net op in. Het grote probleem dat men daar heeft is dat er eigenlijk verwacht wordt dat mensen in het onderwijs stappen, maar zonder enige verloning, zonder enige back-up. Ik zie daar mensen die de opleiding volgen, zonder enig inkomen, en die toch zeggen: “Ik ga mijn hart volgen, ik ga het doen.” Zij doen dat met heel veel enthousiasme. Dat zijn mensen die al een bacheloropleiding hebben en die dus al een goede bagage hebben. Zij zijn zeer welgekomen in de scholen die meewerken aan het project.
Mijn vraag is of we geen opleiding kunnen voorzien zoals bij de politie en in de zorg, waar mensen die de opleiding starten, ook effectief een soort vergoeding krijgen om gedurende die tijd toch ook een inkomen te hebben. Ik hoor graag of u bereid bent om dit alvast ook mee te nemen in het wetenschappelijk onderzoek, maar ook in de toekomst.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal niet vooruitlopen op de conclusies. Ik heb het project ter plaatse bezocht en er was inderdaad wel een leuke vibe. Anderzijds werd ik geconfronteerd met praktische problemen en obstakels die werden opgeworpen. Enkele mensen zijn vol overtuiging en enthousiasme aan de slag gegaan, goed begeleid. We zullen heel wat kunnen leren uit dat concrete project. Het zit wel op de goede sporen. Het lijkt mij wat voorbarig om er nu al conclusies uit te trekken.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ja, dan kijken we samen uit naar wat de proeftuinen opleveren, naar wat er uit de projecten komt en hoe we dat wat geleerd wordt, kunnen implementeren in ons onderwijssysteem. Ik blijf ervan overtuigd dat we de mooie projecten moeten koesteren en ook hier een pluim moeten geven aan wie er op het terrein mee aan de slag gaat.
De scholen die geconfronteerd worden met het lerarentekort halen nu het onderste uit de kan en proberen op die manier de leerkrachten aan hun school te binden. Dat werkt zeer goed. De lerarenopleiding in het BOOST-project zoekt uit hoe zij flexibeler kunnen werken. Ik hoop dat het project de kans krijgt om te groeien.
Mag ik nog een klein puntje aanhalen, waarmee u mij misschien meer kunt helpen dan u denkt?
Een van de punten waarvan ik mij herinner dat het werd opgeworpen, is de problematiek van VDAB. Kandidaat-leerkrachten die zelf ontslag hadden genomen, kregen geen vergoeding van VDAB, terwijl anderen die hun ontslag hadden gekregen, wel een vergoeding kregen. Dat was een van de obstakels die werden opgeworpen. Dat situeert zich buiten mijn beleidsdomein. Misschien kunnen we proberen collega Brouns te overtuigen om dat toch mogelijk te maken, gezamenlijk, met vereende krachten.
Wel, minister, ik heb al heel wat contacten gehad. We zoeken uit of we het Vlaamse opleidingsverlof (VOF) mogelijk kunnen maken of daarin contacten kunnen leggen. Het Vlaamse opleidingskrediet kan een oplossing zijn.
De deelnemers aan de opleidingen zijn heel divers. De boodschap van VDAB is de volgende: eigenlijk moet Onderwijs de vraag stellen. Minister, u hebt de macht in handen, al beseft u het misschien nog niet. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Vanuit VDAB werd de vergelijking gemaakt met de zorg. In de zorg werd expliciet de vraag gesteld hoe ervoor kon worden gezorgd dat mensen die voor de opleiding kiezen, ook worden betaald. Blijkbaar is die stem vanuit Onderwijs nog niet goed doorgedrongen. Dat is de boodschap die ik kreeg. Ik denk dat het echt wel kan, als jullie gezamenlijk aan dezelfde poort trekken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.