Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik weet dat we al een aantal keren over dit onderwerp gesproken hebben. Ik weet ook dat u een onderzoek hebt aangevraagd om te bekijken hoe de verslagen opgemaakt worden, op welke basis de verslagen voor een gemeenschappelijk curriculum en de verslagen voor een individueel aangepast curriculum (IAC) opgemaakt worden. Ik weet dat dat onderzoek lopende is en dat we nog geen zicht hebben op de resultaten. Toch wilde ik deze vraag om uitleg stellen, omdat ik bezorgd ben, zeker als ik lees dat de heer Grielens, voorzitter van het Vrij CLB Netwerk, zegt dat ons hele onderwijs in een zorgreflex geschoten is en dat professor Damiaan Denys spreekt over een versmalde normaliteit. Dat zijn uitspraken van mensen uit het veld die met die materie bezig zijn en die me erg ongerust maken.
Er is een maatschappelijk debat over de overdreven individualisering in het onderwijs, over de zorgslinger die doorgeslagen is. Ouders hopen bijna dat hun kind een label krijgt, omdat het anders niet in aanmerking komt voor extra ondersteuning van de leersteuncentra. Dat zijn zaken die me echt wel bezorgd maken en die er natuurlijk ook op wijzen hoe belangrijk die brede basiszorg en die verhoogde zorg is. Dat zijn de redenen voor mijn vragen, minister. Op sommige vragen kunt u misschien niet meteen een volledig antwoord geven, omdat u er nog onvoldoende zicht op hebt, of geen antwoord dat een oplossing kan bieden. We weten dat het heel moeilijk is. Misschien zijn het wel vragen die meegenomen kunnen worden in het onderzoek dat opgestart is.
Minister, ik heb dus de volgende vragen voor u.
De brede basiszorg en verhoogde zorg moeten in staat zijn hulpmiddelen of ondersteuning aan te reiken voor kinderen die moeite hebben om leerstof op te nemen en te verwerken. Wanneer dat niet meer lukt, neemt men de eerste stappen richting een label of diagnose om in aanmerking te kunnen komen voor ondersteuning vanuit het leersteuncentrum. Is er een zicht op het percentage leerlingen dat ondersteund wordt in de basiszorg en verhoogde zorg, dus in fase 0 en 1, en dan doorstroomt naar fase 2 en 3, waarin de CLB’s en leersteuncentra ingeschakeld worden? Worden de meeste leerlingen voldoende ondersteund in die brede basiszorg en verhoogde zorg? Of moet die zorg toch opvallend vaak uitgebreid worden en stromen er dus heel veel leerlingen door naar fase 2 en 3? Wat betekent dit dan op langere termijn voor uw beleid, minister?
Een tweede vraag gaat over de onderwijsinspectie, die scholen en CLB’s met meer verslagen dan gemiddeld onder de loep moet nemen. Hoe evalueert de onderwijsinspectie de handelingsgerichte diagnostische trajecten die leiden naar een verslag in deze scholen? Vooral ook: legt de inspectie voldoende het verband tussen die scholen waar veel voorgeschreven wordt en hun zorgbeleid?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat we tijdens deze regeerperiode ingezet hebben op het versterken van leraren in het realiseren van kwaliteitsvol onderwijs en in het omgaan met verschillen in de klas. Zo hebben we bijvoorbeeld Leerpunt opgericht om ‘evidence-informed’ te kunnen werken in ons onderwijs en inderdaad op termijn andere en meer effectieve manieren van leren ingang te doen vinden. In dit kader wordt een subsidie voor Leerpunt voorzien van 6 miljoen euro. Aan de pedagogische begeleidingsdiensten (PBD's) hebben we ook aanvullende werkingsmiddelen toegekend om scholen te ondersteunen, net op het vlak van brede basiszorg en verhoogde zorg, dus de fases 0 en 1.
Dat dit broodnodig is, blijkt ook uit de onderzoeken die de onderwijsinspectie de afgelopen periode uitgevoerd heeft. Daarin wordt immers vastgesteld dat de kwaliteit van de brede basiszorg en verhoogde zorg in twee op de vijf scholen toch echt voor verbetering vatbaar is. De betrokken scholen hebben slechts een beperkt zicht op welke hulpmiddelen en ondersteuning een leerling nodig heeft, en dus kunnen die ook niet ingezet worden.
De brede basiszorg kan volgens de onderwijsinspectie in heel wat scholen versterkt worden. De uitbouw van een krachtige leeromgeving kan beter, bijvoorbeeld door het aanbieden van uitdagende leersituaties en een rijk leerklimaat. Met andere woorden, dit gaat over goed onderwijs: wat werkt er opdat leerlingen tot de beste leerprestaties zouden kunnen komen? Dat kan dus beter en daar investeer ik in, zoals gezegd, onder meer via Leerpunt.
Wat de begeleidingsdomeinen betreft, blijken scholen volgens de onderwijsinspectie vaak sterk in het ontwikkelen van acties binnen het domein ‘psychisch en sociaal functioneren’. Dit is echter minder het geval voor de begeleidingsdomeinen ‘leren en studeren’ en ‘onderwijsloopbaan’.
Vooral de verhoogde zorg voor leerlingen die meer dan de brede basiszorg nodig hebben, blijft een aandachtspunt in veel scholen. Het bepalen van doelen voor de verhoogde zorg en het ontwikkelen van remediëringstrajecten voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften kan volgens de onderwijsinspectie absoluut beter.
We moeten dus die initiatieven om de brede basiszorg en verhoogde zorg te versterken consequent doorzetten, ook al moeten we erkennen dat de uitrol daarvan nog in zijn kinderschoenen staat. We hebben onlangs wel middelen toegekend aan pedagogische begeleidingsdiensten en Leerpunt, maar die moeten nog ingezet worden. De idee is om ervoor te zorgen dat leerkrachten versterkt worden op het vlak van basiszorg en verhoogde zorg. Dat kan enerzijds door het versterken van kandidaat-leerkrachten via de lerarenopleiding en anderzijds door het versterken van bestaande leerkrachten via Leerpunt en de pedagogische begeleidingsdiensten, waarvoor we bijna 10 miljoen euro extra uitgetrokken hebben.
Ik wil ook dat de onderwijsinspectie de kwaliteit van de brede basiszorg en de verhoogde zorg blijft opvolgen en dat we dus ook bekijken in welke mate de extra bestede middelen die worden uitgetrokken, effectief resultaat boeken op het terrein, ook na de invoering van het Leersteundecreet. We zien immers een sterke toename van het aantal leerlingen met een verslag. En ook daarrond hebben we initiatief genomen. Ik heb de onderwijsinspectie de opdracht gegeven om specifiek toe te zien op de wijze waarop CLB’s tot verslagen komen. We hebben daar ook een soort knipperlichtmodel geïnstalleerd, in die zin dat we bij die CLB 's die manifest meer verslagen toekennen, toch eens gaan bekijken wat daaraan ten grondslag ligt.
Een en ander gebeurt in een zogenaamd HGD-traject: een handelingsgericht diagnostisch traject. Die trajecten moeten natuurlijk kwaliteitsvol zijn. Als ouders en scholen het CLB vooral als een toegangspoort en als een middel zien om een verslag te krijgen, dan dreigt de vraag natuurlijk toe te nemen.
Uit de doorlichtingen van de centra blijkt dat de CLB-medewerkers niet altijd aan de druk van ouders of scholen kunnen weerstaan. Dat is ongetwijfeld ook maar menselijk. Naarmate het aantal vragen toeneemt, slagen ze er moeilijker in om dat handelingsgericht diagnostisch traject tijdig en kwaliteitsvol te laten verlopen. Verder blijkt uit de voorbije 34 doorlichtingen dat de kwaliteit van de trajecten negen keer aan de verwachting voldeed. 23 keer werd de verwachting benaderd. Twee keer was het resultaat beneden de verwachtingen. Er is dus een mogelijk traject naar verbetering, wat de kwaliteit van die HGD-trajecten betreft. Daarom heb ik ook 300.000 euro uitgetrokken voor de CLB-sector, om zich specifiek daarin te professionaliseren. Ook de pedagogische begeleidingsdiensten van de CLB 's, de permanente ondersteuningscellen (POC’s), bieden ondersteuning aan de CLB-medewerkers. Ik verwacht op termijn dus wel betere resultaten op dat vlak.
Maar opnieuw: alle begrip voor de situatie waarin de CLB’s dan moeten werken als een soort scheidsrechter. En iemand moet het doen. Zij zijn geen vragende partij om die rol op te nemen. Wie zou het wel doen? Maar iemand moet het doen.
De inspectie stelt ook vast dat wanneer de brede basiszorg en de verhoogde zorg in een school niet voldoende kwaliteitsvol zijn en de leerling daardoor niet de begeleiding krijgt die hij nodig heeft, CLB-medewerkers soms ook afwegingen maken in het belang van de leerling, waarbij ze dan toch een verslag opmaken, ook al voelen ze zelf aan dat het niet volledig terecht is. Daarnaast blijven de CLB-medewerkers soms tegen een muur aanlopen als gevolg van de wachtlijsten of een ontbrekend aanbod in de jeugdhulp, waardoor ze moeten bufferen. Ze missen ook opvolging en ondersteuning van de bevoegde instanties na het melden van verontrusting, waardoor de druk natuurlijk ook toeneemt op individuele begeleiding bij de scholen en het CLB.
Zowel de kwaliteit van de leerlingenbegeleiding in de scholen als de HGD-trajecten in de centra wil ik van nabij blijven opvolgen. Ik vraag de onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten en de CLB's om goed samen te werken met scholen waar de brede basiszorg en de verhoogde zorg nog niet op punt staan. Via die weg willen we de onderwijskwaliteit versterken en onterechte vragen naar een verslag een halt toeroepen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. U haalt een aantal heel belangrijke pijnpunten aan. Twee daarvan zijn de druk van ouders en scholen op het CLB, maar evengoed op de leersteuncentra, en het feit dat de onderwijsinspectie aangeeft dat twee op de vijf nog onvoldoende uitbouw hebben van die krachtige leeromgeving en van de brede en verhoogde zorg. Die twee zaken kwamen onlangs, in een gesprek dat ik had met een leersteuncentrum, ook heel erg naar boven. Dat wou ik in het kader van deze vraag ook nog even aankaarten. Ook zij geven nog steeds aan dat de brede basiszorg niet overal op niveau is en dat zij dus ook soms aan de mouw getrokken worden door een leerkracht, omdat ze daar natuurlijk rondlopen voor andere kinderen. Zij voelen heel goed aan dat dat eigenlijk zaken zijn die binnen de brede of verhoogde zorg opgenomen zouden moeten kunnen worden.
In het leersteuncentrum dat ik onlangs sprak, was het zelfs zo dat zij nu, binnen het toch vrij uitgestrekte domein waarin zij werkten, een aantal coaches hebben aangesteld om de scholen te helpen in die brede basiszorg en verhoogde zorg, omdat de druk om tot een verslag over te gaan, zo groot was dat ze zeiden dat dat eigenlijk niet kon. Het CLB, scheidsrechter zijnde, gaf ook aan dat men nog niet in aanmerking kwam voor een verslag. Daarom heeft het centrum besloten om coaches naar de scholen te sturen, om in te zetten op de brede zorg en de verhoogde zorg. Dat is natuurlijk hun taak niet. Dat is een heel bewuste keuze geweest. De personen van dat leersteuncentrum waren ook heel hard mee met de geest van ons decreet. Zij vonden het ook een sterk decreet. Dat horen we natuurlijk altijd graag. Zij geloofden daar ook in. En om dat decreet te doen werken, hebben zij dus de beslissing omtrent die coaches gemaakt.
Ik heb dan aangegeven dat dat eigenlijk ook iets voor de pedagogische begeleidingsdienst is. Die mensen moeten de scholen begeleiden in hun traject van zorgbeleid en hun traject van brede en verhoogde zorg. Daar is dus toch nog ergens een samenwerking die misschien wat breder moet verlopen. Maar zij gaven ook aan dat hun leersteuners in die school rondlopen en aangeklampt worden en om hulp gevraagd worden. Zij willen die school ook helpen, want er is een goede relatie. Het gaat dus ook allemaal over menselijkheid en over samenwerking. Ik denk dat we in de evaluatie die we sowieso van ons decreet zullen hebben, ook moeten bekijken of alles daar wel in de juiste lijnen zit.
De brede basiszorg is dus echt nog wel een pijnpunt. En misschien moeten we naar de volgende legislatuur meenemen dat er hier en daar in bepaalde scholen nog wat meer omkadering op het niveau van zorgcoördinatie en zorgleerkrachten moet komen. Ik denk dat we dat in de toekomst toch nog eens moeten bekijken.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben het eens. De vinger aan de pols, dat is absoluut een opdracht. En daarenboven hebben we ook nog eens het onderzoek. We houden dus de vinger aan de pols via de onderwijsinspectie. En we moeten ook kijken richting de CLB 's, zoals bij de scholen zelf. Daarnaast is er de toename van het aantal verslagen en labels type 2 en type 9. We trachten de vinger te leggen op de oorzaken daarvan en vervolgens te remediëren waar mogelijk. Dat zal dan wel een opdracht zijn voor een volgende regering.
De vraag om uitleg is afgehandeld.