Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Niet alle jongeren en volwassenen leren het best op de schoolbanken. Ze doen dat liever op de werkvloer. Het duaal leren, dat sinds 2019 van start is gegaan, geeft de mogelijkheid om leren en werken te combineren. De ervaring leert dat het duaal leren tijd nodig heeft om verder te groeien. In deze commissie werden de kritische succesfactoren al meermaals benoemd. Denken we aan een kwaliteitsvolle begeleiding, voldoende diverse leerwerkplekken, de instroom van kandidaten, enzovoort. De onderwijskoepels, de sectoren, de scholen en de ondernemingen, ook de overheid, hebben de sleutel in handen om het duaal leren een boost te geven.
Het Vlaams Partnerschap Duaal Leren (VPDL) is de regisseur van de werkplekcomponent. Dat betekent dat het instaat voor voldoende kwalitatieve leerwerkplekken. Het partnerschap heeft een jaarrapport gepubliceerd over het schooljaar 2022-2023, een lijvige studie die een beeld schetst van het duaal leren.
Minister, opvallend is net de daling van het aantal erkenningen, alsook het aantal unieke ondernemingen en vestigingen ten aanzien van het jaar voordien. Daarbij wordt aangegeven dat sommige ondernemingen de erkenning niet hebben vernieuwd, omdat er zich nog geen leerlingen hebben aangeboden. Iedere werkplek die verloren gaat, is natuurlijk ook een verloren kans om op termijn een leerling een werkplek aan te bieden.
Dan heb ik ook de volgende vragen, minister.
Welke lessen leert u uit het jaarrapport van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren?
Hoe gaat u om met deze resultaten? Gaat u daarmee verder aan de slag? Wat staat er nog op het programma tegen september 2024?
Iedere onderneming die afhaakt, is natuurlijk een kans die verloren gaat. Hoe kunnen de sectorale partnerschappen daar een oplossing bieden?
En ten slotte, welke initiatieven zult u nemen om het duaal leren verder te promoten en ook op de kaart te zetten?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega. Zoals elk jaar geeft het monitoringsrapport van het Vlaams Partnerschap Duaal Leren een duidelijk overzicht van de meest relevante kerncijfers van duaal leren in Vlaanderen, per schooljaar. Dit zijn enkele lessen die ik daar alvast uit trek.
Duaal leren is geen onbekende meer. Dat zien we onder andere in het verruimde aanbod dat scholen vandaag al doen, maar de kracht van duaal leren wordt vandaag naar mijn gevoel toch nog onvoldoende naar waarde geschat. Ik ging nog deze week, afgelopen dinsdag, op bezoek in De Wijnpers in Leuven, samen met collega Weyts. Daar konden we zelf vaststellen dat er heel wat jonge talenten baat hebben bij een opleiding op de les- en de werkplek in eenzelfde traject. Het zijn die goede voorbeelden die we nog meer moeten durven te delen.
Wat inschrijvingen betreft, zien we dat heel wat leerlingen uit het stelsel leren en werken en leertijd dus hun weg vinden naar duale opleidingen.
Het rapport geeft eveneens weer dat er vele malen meer ondernemingen erkend zijn als kwaliteitsvolle leerwerkplek, meer dan 33.500, dan er vandaag een overeenkomst hebben met een leerling en een school. Het exacte aantal: het aantal leerwerkplekken is 33.538, het aantal leerlingen en een school is 5467. Heel wat van die ondernemingen kijkt nog steeds met open armen, én met een opgeleide mentor, uit naar de komst van op te leiden talent.
Samen met collega Weyts en de leden van het Partnerschap Duaal Leren gaan we dus verder op de ingeslagen weg. Ik zie op basis van dit rapport twee uitdagingen.
Ten eerste groeit het aanbod aan duale opleidingen binnen secundair én volwassenenonderwijs gestaag, maar ben ik ervan overtuigd dat er toch nog wel wat opportuniteiten ook vandaag onbenut blijven, zo ook bij opleidingen in die dubbele finaliteit. De sleutel daarvoor ligt enerzijds bij de individuele opleidingsaanbieders die ondernemingen als partners in crime aan boord nemen om samen kwaliteitsvolle opleidingstrajecten aan te bieden, en anderzijds ook bij de leerlingen en de ouders. Daarom vind ik het ook belangrijk dat we voldoende aandacht besteden aan de prachtige trajecten van leerlingen binnen duaal leren, waar deze leermethode echt voor versterking zorgt. Het staat hier niet in mijn voorbereiding, maar ik weet het nog dat uit de rapportage blijkt dat van de groep leerlingen die na duaal uitstromen, meer dan 96 procent na een jaar werk heeft. Dat is zelfs beter dan de algemene uitstroom uit het secundair onderwijs. Je voelt nog heel goed dat het een stukje beeldvorming is, perceptie, wat men daartegen heeft als nieuw leerpad.
Ten tweede blijf ik ook wel geloven in de partnerschapsfilosofie die ten grondslag ligt aan het duaal leren: door onderwijs- en arbeidsmarktpartners samen rond de tafel te brengen en mee aan zet te brengen, worden drempels op maat aangepakt, afspraken gemaakt die werken voor de eigen sector, en wordt dito ondersteuning geboden. Vanuit ons beleidsdomein vermeldde ik reeds de premies kwalificerend werkplekleren, een stukje vergoeding aan de leerling en aan de werkplek om het te versterken. Ik verwijs ook naar de sectorconvenants waar de samenwerking tussen onderwijs en het werkveld wordt versterkt; die lopen vandaag tot 30 juni 2025.
De sectorale partnerschappen duaal leren gaan bij erkenning na of een leerwerkplek in aanmerking komt, of welke voorwaarden er nog vervuld moeten worden vooraleer een lerende hier een kwaliteitsvol traject kan doorlopen. Verder wordt er ingezet op prospectie van nieuwe leerwerkplekken en worden ondernemingen warm gemaakt om erkenningen te hernieuwen, wanneer die dus na een looptijd van vijf jaar komen te vervallen. Ondernemingen die niet ingaan op een dergelijke hernieuwing, geven aan niet gecontacteerd te zijn geweest door een school of een opleiding in de voorbije periode, en zijn meestal bereid om een aanvraag tot erkenning in te dienen indien een school of lerende zich aandient.
Ik geloof heel sterk in de meerwaarde van die sectorale partnerschappen, vandaar ook dat we dat opnieuw zullen financieren.
Tot slot weet u ook dat we vanuit twee ministers en het partnerschap aan de slag zijn gegaan, met het actieplan dat werd opgemaakt ter versterking van het duaal leren. Dit plan is volledig in uitvoering.
Vanuit mijn beleidsdomein zetten we, in samenwerking met onderwijsnetten en de koepels, ook in op inspiratiedagen voor de onderwijsprofessionals, op 22 april eerstkomend voor het secundair onderwijs en op 7 mei voor het volwassenenonderwijs.
Daarnaast biedt het departement ook voor het najaar nog online informatiesessies aan, specifiek voor die trajectbegeleiders en ondernemingen. Met deze initiatieven zetten we in op het informeren en voorzien van degelijke ondersteuning van opleidingsverstrekkers, in functie van die goede opleidingstrajecten duaal. Via de sectoren en de ondersteuning van de sectoren willen we ook inzetten op de kwaliteit van de leerwerkplek.
In de week van 22 tot 26 april organiseren we weer de Week van Duaal. Met dat initiatief willen we dat de hele week in de kijker zetten en nog meer inzetten op de bekendmaking van duaal leren. We willen op die manier dus leerlingen en zeker ook de ouders en de scholen nog meer bereiken die nog niet gestart zijn met duaal leren, om hen dan te overtuigen om toch in te stappen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Dank u wel voor de antwoorden.
Sommigen kijken heel kritisch naar dat rapport. Wij willen vanuit onze fractie vooral focussen op de kansen. Het is een waardevol instrument. Het heeft tijd nodig om te groeien.
Ik wil even de andere kant aankaarten, die van de werkgevers en de ondernemingen. Ik begrijp hun ontgoocheling als ze met volle moed in dat systeem stappen en dan moeten vaststellen dat er zich geen leerlingen aanbieden. Dat zijn natuurlijk gemiste kansen. Ik zie het meer als een middel om mensen aan te trekken. We zien in onze knelpunteconomie ‘the war on talent’. Werkgevers kunnen via het duaal leren investeren in toekomstige werknemers. De resultaten zijn goed. Het is een instrument om met jongeren aan de slag te gaan. En wat u zonet ook zei, had ik ook genoteerd: de kansen op de arbeidsmarkt van leerlingen die uit dat duaal leren komen, zijn enorm. U zei het: er is een succesratio van 96 procent. Dat is indrukwekkend. Dat wil zeggen dat amper 4 procent binnen het jaar niet aan de slag is. Dat is heel weinig.
U hebt recent met minister Weyts gecommuniceerd dat jullie gaan investeren in de regionale technologische centra (RTC’s) opdat zij ook een brugfiguur kunnen zijn tussen de scholen en de bedrijven. Kunnen zij hier ook een rol in opnemen, om het duaal leren te versterken? Hoe zullen zij daarmee aan de slag gaan? Als ze dat kunnen, moeten zij daarin investeren om dat aantrekkelijker en kenbaar te maken.
Minister Brouns heeft het woord.
Wat dat laatste betreft, denk ik dat de RTC’s daarin zeker hun rol kunnen opnemen. Elke partner die vandaag het duaal leren kan ondersteunen, versterken en bekender maken, is meer dan welkom. De RTC’s hebben de kennis en de knowhow om bedrijven te matchen aan de scholen. Er zijn heel wat opleidingscentra. Zeker ook voor de bedrijven die dat vandaag nog onvoldoende kennen, kan dat een opportuniteit zijn.
Wat waren uw andere vragen nog?
Ze zullen dan een soort van brugfiguur zijn tussen het onderwijs en de bedrijven. Hoe zullen ze daarmee aan de slag gaan? Is dat al concreet? Zullen ze die rol opnemen, om dat aantrekkelijker en kenbaar te maken?
De RTC’s zitten bij collega Weyts. Ze zijn vrij recent versterkt, ook in het kader van een nieuwe convenantregeling. In hun nieuwe focus moeten ze daar meer aandacht aan besteden. Ik denk dat dit een positief antwoord is op uw vraag.
Minister, ik volg u. De verschillende partners hebben de sleutel in handen. U moet hen daarbij betrekken. Ik kijk uit naar april, naar de Week van Duaal, naar wat dan allemaal zal worden gelanceerd. Ik hoop dat daar positieve resultaten uit voortvloeien.
De vraag om uitleg is afgehandeld.