Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de salarissimulator en de erkenning van de anciënniteit voor zijinstromers
Vraag om uitleg over de salarissimulator voor de zijinstromers
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Wie als zijinstromer vooraf graag concreet zicht wil hebben op zijn of haar toekomstig loon, kan voortaan gebruikmaken van een salarissimulator, zo kondigde u recent aan, minister. Ook onderwijspersoneel dat van functie wil veranderen, zal deze simulator kunnen gebruiken om een beter beeld te krijgen op de verloning in die functie. We willen iedereen stimuleren om naar het onderwijs te gaan, vandaar.
De maatregel kadert in het aantrekken van meer zijinstromers in ons onderwijs, en wordt gezien als een manier om het lerarentekort aan te pakken. Eind vorig jaar kwam ik zelf met een tienpuntenplan om zijinstromers in het onderwijs beter te ondersteunen, en ze er ook te houden. Ook het idee van een loonsimulator nam ik daarin op.
Ik ben alvast zeer tevreden om te merken dat u aan de slag bent gegaan met dit voorstel. Maar het bericht van een bepaalde onderwijsvakbond dat de berekeningstool fouten zou bevatten, tempert enigszins mijn tevredenheid. Die cijfers moeten uiteraard correct zijn.
Bovendien zal deze maatregel uiteraard niet volstaan. Mijn plan bevatte nog verschillende andere maatregelen. Ik stelde namelijk voor om een grondig onderzoek te doen, zoals al vaker werd aangekaart hier, naar de diverse groep van zijinstromers, om bruggen te bouwen met VDAB, die over goede screeningstools beschikt om na te gaan of de studie of opleiding wel de geschikte keuze is.
Ik stelde voor om duidelijkheid te scheppen over de anciënniteitsregeling, om meeloopstages in te voeren, om de lerarenopleiding nauwer te betrekken bij de begeleiding van zijinstromers, om meer in te zetten op aanvangsbegeleiding en een ingroeibaan te garanderen, waarbij gedurende minstens één jaar werkzekerheid wordt geboden. De aanvangsbegeleiding moet nog meer worden uitgebouwd en er moet worden nagedacht over hoe zijinstromers de stap naar het ambt van scholen zouden kunnen zetten. Tot slot moeten er meer mogelijkheden zijn om proeftuinen te voorzien.
De belangrijkste eis – vandaar dat ik een aantal vragen heb – is wel dat gebruikers correcte informatie verkrijgen over hun persoonlijke situatie. Kunt u garanderen dat de correcte loonsimulatie wordt gegenereerd?
Welke maatregelen zult u verder nog nemen om zijinstromers te ondersteunen en ze in het onderwijs te houden?
Welke maatregelen voorziet u om scholen te ondersteunen bij het aantrekken en begeleiden van zijinstromers?
Als laatste, welke maatregelen zult u nemen inzake het retentiebeleid voor leerkrachten die al een hele tijd in het onderwijs staan?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Goeiemorgen, allemaal. Het is inderdaad een zeer interessant debat over de vraag rond de salarissimulator, die, zoals collega Vandromme ook wel aanhaalt, een stuk ruimer moet worden bekeken. Want sinds maandag 4 maart kunnen zijinstromers via die salarissimulator makkelijker nagaan wat ze zullen verdienen als ze de stap naar het onderwijs zetten.
In het onderwijs zijn loonnummers afhankelijk van het niveau, je diploma, je precieze functie en je anciënniteit. Het is een goed initiatief voor wie wil overstappen, absoluut. Voorheen was het immers zoeken op de website van het Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming. Die zoektocht is nu vereenvoudigd, wat ook een heel goede zaak is.
Toch hoor ik bij de vele schoolbezoeken en collega’s dat de erkenning van anciënniteit een belangrijke horde blijft die zijinstromers moeten nemen. Wie de salarissimulator invult, wordt gevraagd om het aantal jaren anciënniteit in te vullen. Die anciënniteit is een belangrijke factor in de hoogte van de verloning. Wie in de privésector als werknemer of zelfstandige heeft gewerkt, kan tot vijftien jaar beroepservaring meetellen voor die geldelijke anciënniteit. Die perioden kunnen gecumuleerd worden met nuttige ervaring.
Het feit is dat veel van die zijinstromers nog geen zicht hebben op hoeveel anciënniteit ze kunnen meenemen. Wie zomaar het aantal gewerkte jaren invult, kan bedrogen uitkomen. Want anciënniteit laten erkennen in het onderwijs is immers nog altijd wel een administratieve inspanning, waarbij er heel wat documenten moeten worden ingevuld. Meer dan negen maanden wachten op een erkenning is ook geen uitzondering, wat bij zijinstromers die de stap willen zetten richting het onderwijs, voor heel wat onzekerheid zorgt.
Wat het erkennen van zijinstromers betreft, namen u en de Vlaamse Regering ook een bocht. In de Septemberverklaring luidde het dat wie vanaf 1 september 2020 de overstap maakte, tot vijftien jaar anciënniteit ging kunnen meenemen. Dit werd onlangs teruggedraaid, waardoor enkel wie dit schooljaar de overstap maakt, tot vijftien jaar anciënniteit toegewezen zou kunnen krijgen. We hebben het dan nog niet gehad over de moeilijkheden op het moment dat ze in dienst zijn, maar daar zal ik misschien in mijn tweede tussenkomst wat meer info over geven.
Vandaar dat ik drie concrete vragen heb, minister. Wat is de gemiddelde wachttijd die een zijinstromer moet doorlopen om zijn anciënniteit enerzijds, en nuttige ervaring anderzijds, erkend te krijgen?
Klopt het dat zijinstromers door elke vorige werkgever documenten moeten laten ondertekenen met bewijs dat ze daar hebben gewerkt? Kan dat niet nog een stuk efficiënter?
Wat is de reden dat de anciënniteit tot vijftien jaar, in tegenstelling tot de verklaringen in de Septemberverklaring, enkel kan worden meegenomen door wie dit schooljaar in dienst trad?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, dat er een lerarentekort is, is geen nieuws. Dat is al jaren aan het groeien. Maar onder deze minister en met het beleid dat we samen hebben gevoerd, zijn er gerichte maatregelen genomen die telkens extra mensen hebben opgeleverd. Dat is een goede zaak. Aantrekken van extra personeel is een zaak, ook het behouden van personeel is in dezen een belangrijk issue, en het aantrekken van studenten is een derde luik.
Deze vraag gaat voornamelijk over het aantrekken van de zogenaamde zijinstromers, maar ik wil de vraag toch wat verruimen naar mensen die geïnteresseerd zijn in onderwijs. Ik hoor toch van studenten de vraag wat ze later kunnen doen met hun diploma, en ook hoeveel ze daar dan zullen verdienen. Over lonen wordt er in Vlaanderen veel gesproken. De ene spreekt in bruto, de andere in netto, nog een andere spreekt in bruto niet-geïndexeerd, en nog weer een andere in bruto wel-geïndexeerd. Daardoor begin je heel grote verschillen te horen. Maar ik stel vast dat je in de Colruyt alleen maar met nettoloon iets kunt kopen. Met al de rest kun je niets doen. Als je met je brutoloon aan de kassa komt, zullen ze u maximaal meegeven wat er netto op uw rekening staat. Het is belangrijk voor zijinstromers om te weten wat ze zullen verdienen als ze de overstap maken.
Minister, ik heb daarover in het verleden namens de N-VA-fractie al vragen gesteld, vooral over het feit dat scholen soms informatie gaven die achteraf dan niet juist bleek te zijn. Dat was niet kwaadwillig, of toch niet kwaadwillig volgens de informatie die ik heb, maar het ging dan toch om vergetelheden, om zaken die anders waren ingeschreven, om iemand die voor algemene vakken werd aangeworven en die dan uiteindelijk toch in praktische vakken werd gezet. Het ging ook om het feit dat men dacht dat een bepaalde anciënniteit wel ging worden meegenomen, maar waarbij dan achteraf bleek dat dat onvoldoende of niet was gestaafd. Maar men zat dan wel met iemand die de overstap maakte en minder ging verdienen dan wat hij wou. Daarom hebben we vanuit de N-VA-fractie al een tijdje geleden gevraagd om een duidelijke website met alle informatie erop. Die is er nu ook. Men mag niet vergeten dat men zich afvraagt hoe men op een bepaald onderwijsniveau les gaat geven. Dan krijg je een lijst met loonschalen. Er is een groot verschil tussen een loonschaal 301, 302, 501, 346 … Als zijinstromer weet je natuurlijk niet waar je terechtkomt. Die website kun je nu vinden onder ‘Word leraar’. Dat is absoluut een goede zaak.
De loonsimulator geeft nu voor iedereen duidelijkheid. Ik heb hem zelf ook al een aantal keren ingevuld met verschillende profielen. Je moet altijd wel weten wat je gaat doen. Neem het secundair: leraar algemeen vak, leraar praktisch vak, leraar technisch vak … Dat geeft op het einde van de rit telkens iets anders. Ik vind het voor scholen wel interessant om dat samen met de kandidaat te overlopen. Dan komt daar een brutoloon en ook een nettoloon uit. Het is interessant om te weten dat er overeenstemming is, dat de school weet dat ze iemand hebben willen aantrekken en de prognose van het nettoloon hebben gemaakt met een bepaalde opdracht … Als je een persoon aanneemt en hem een andere opdracht geeft, dan weet je dat de gemaakte loonsimulatie er toch wel wat anders uitzag.
Collega’s, die loonsimulator was dermate succesvol dat hij al even offline was. Dat stemt mij tevreden, omdat veel mensen wilden weten wat ze gingen verdienen als ze in het onderwijs zouden gaan. Dat lijkt mij een goede zaak, want dat wijst op interesse. Hij is maar heel even offline geweest. Het is dan wel gelukt om hem weer online te krijgen.
Minister, hoe staat u ten opzichte van de lancering van de simulator? We horen daar van sommige partners een aantal kritische geluiden over. Je zou bijna denken dat ze niet willen dat er extra mensen instromen. In welke mate zijn die kritische geluiden al dan niet terecht? Is er al bijgestuurd? Waren zij daarvan op de hoogte?
Minister, in uw reactie stelde u dat de anciënniteit van zijinstromers sneller zal worden erkend. Andere collega’s hebben daar ook al vragen over gesteld. Wat is de termijn voor zo’n erkenning? Is daar een lijn in te trekken, of niet?
Minister Weyts heeft het woord.
Dit is een interessante discussie. Voor de start van deze regering in 2019 is het toekennen van anciënniteit aan diegenen die de overstap maken van de privé naar ons onderwijs wel herhaaldelijk beloofd maar nooit gerealiseerd. In deze regeerperiode is dat zowel beloofd als gerealiseerd. Ik ben daarbij voorzichtig te werk gegaan, in de wetenschap dat er wel wat juridische wolfijzers en schietgeweren liggen te wachten. Vandaar dat we etappegewijs een anciënniteit hebben toegekend, enerzijds wat betreft de duur, namelijk acht, tien en vervolgens vijftien jaar, maar anderzijds ook wat betreft de vakken die daarvoor in aanmerking kwamen.
Dat was aanvankelijk beperkt tot een selecte lijst van knelpuntvakken, die we vervolgens hebben uitgebreid, om vervolgens ook die notie van knelpuntvakken te kunnen loslaten en te zeggen dat het voor alle vakken is die worden onderwezen in ons onderwijs.
De loonsimulator die wij hebben ontwikkeld, past in die ambitie om het zo aantrekkelijk mogelijk te maken om die overstap te maken – zo flexibel mogelijk, met zo min mogelijk administratieve lasten. Een van de elementen die daar natuurlijk bij hoort, is het bieden van zekerheid met betrekking tot de loonsituatie die de betrokkene te wachten staat wanneer hij de overstap maakt.
Ik denk dat die loonsimulator een prima initiatief is, omdat we zo meer duidelijkheid kunnen geven voor zijinstromers, maar ook voor wie nu al in het onderwijs zit, om een blik te kunnen werpen op de loonsituatie en toekomstige loonsituatie en loonevolutie. Ik betreur dan ook dat sommigen het, niettegenstaande de positieve signalen die er onmiddellijk zijn gekomen, nuttig geacht hebben om geen kans te laten liggen om toch nog negatief te communiceren over onderwijs en gewag te maken van bepaalde fouten in die simulator. Daarbij heeft men ook de kans laten liggen om twee keer na te denken. Het gegeven dat die loonsimulator openstaat voor zowel diegenen die de overstap willen maken vanuit de privé als voor diegenen die al in het onderwijs zitten, maakt natuurlijk dat je de anciënniteit niet kunt beperken tot vijftien jaar. Mensen in het onderwijs kunnen en mogen die simulator ook gebruiken en soms hebben die meer dan vijftien jaar anciënniteit. Vandaar dat er duidelijk vermeld stond, bij wijze van disclaimer, dat voor zijinstromers maximaal vijftien jaar anciënniteit kan worden meegenomen. Dat is dan sommigen ontgaan, die te snel waren met de negatieve communicatie, wat vervolgens ook bepaalde media deden, die dan ook geen kans laten liggen om negatief te communiceren – en ook de kans laten liggen om twee keer na te denken.
De gemiddelde doorlooptijd van een aanvraag van een zijinstromer hangt natuurlijk samen met de maandelijkse afsluiting van de salarisbetalingen. Onze dienst, het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI), streeft ernaar om die anciënniteit toe te kennen en natuurlijk zo snel mogelijk uit te betalen, voor de maand volgend op de aanvraag – uiteraard op voorwaarde dat alle gegevens correct zijn ingediend. Dan moet ik toch ook wel erkennen dat er nogal snel wordt gewezen richting onze administratie, terwijl die ook wel soms – niet onterecht – klaagt over de gebrekkige invulling of de gebrekkige antwoorden op de vragen die gesteld worden met betrekking tot de informatieverstrekking.
Omdat er geen sprake meer is van een lijst met knelpuntvakken, hebben we nu natuurlijk, gelukkig, simultaan een heel sterke vereenvoudiging, zowel voor onze administratie als voor de betrokken kandidaat-onderwijspersoneelsleden.
Op kruissnelheid wordt die timing ook gehaald, maar we proberen daar echt vooruitgang in te boeken. Dat is constant ‘work in progress’. Onze administratie slaagt er alsmaar beter in om die termijnen te verkorten. Het is wel zo dat die timing in bepaalde piekperiodes – september, oktober – in sommige gevallen niet gehaald wordt. Dan wordt er natuurlijk absoluut voorrang gegeven aan de verwerking van de vele personeelsdossiers, zodat iedereen op het einde van de maand zijn of haar loon ontvangt.
Wat betreft de extra geldelijke anciënniteit vanuit de nuttige ervaring (NE) is er een onderscheid tussen de nuttige ervaring die nodig is voor het bekwaamheidsbewijs en de nuttige ervaring die nodig is voor de geldelijke anciënniteit.
Nuttige ervaring voor het bekwaamheidsbewijs wordt beoordeeld door de onderwijsinspectie. De nuttige ervaring voor de bijkomende geldelijke anciënniteit wordt nu behandeld zoals de aanvragen voor zijinstroom en dat loopt op dit moment wel vlot.
Wat betreft de vragen met betrekking tot documenten voor vorige werknemers: ook daar is er een serieuze vooruitgang geboekt. Bij de aanvragen van de zijinstromers volstaat het dat het personeelslid bij zijn aanvraag gewoon een afdruk toevoegt van mycareer. Dat is de onlinedienst van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), die voor elke werknemer een overzicht geeft van de loopbaan. Eigenlijk is dat vrijwel een koud kunstje geworden. Daardoor worden er ook geen bijkomende documenten gevraagd. Dat is een sterke vereenvoudiging ten opzichte van vroeger, denk ik. Ook daar hebben we dus wel wat administratieve lasten kunnen reduceren. De administratie is ook hier nog altijd bezig met een verbetering en een vereenvoudiging. Men is bezig met een vereenvoudigd digitaal formulier om de aanvraagprocedure nog verder te ontlasten.
Wat de nieuwe regeling met betrekking tot vijftien jaar anciënniteit betreft, heb ik in het begin van dit antwoord meegegeven dat er juridische wolfijzers en schietgeweren zijn. We weten niet bij voorbaat hoe de Raad van State over deze materie, die, toegegeven, een complexe materie is, zal antwoorden. Het advies van de Raad van State gaf aan dat het toekennen van extra anciënniteit tot vijftien jaar voor nieuwe zijinstromers vanaf 1 september 2023 gerechtvaardigd is, mits verantwoording wat de proportionaliteit betreft. Dat hebben we natuurlijk ook gedaan. De redenering van de Raad van State is dat de toekenning van vijftien jaar anciënniteit aan personeelsleden die tussen 1 september 2020 en 1 september 2023 voor het eerst zijn aangesteld in het onderwijs, niet kan worden verantwoord in het licht van de doelstelling van het besluit, namelijk extra leerkrachten aantrekken. Ook mag van de Raad van State het toegenomen verschil in verloning tussen de verschillende categorieën zijinstromers niet groter worden en geen onevenredige gevolgen hebben ten aanzien van de personeelsleden die niet onder het toepassingsgebied van de regeling vallen, dus diegenen die vóór 2020 van de privésector naar het onderwijs zijn overgegaan. Ook de terugwerkende kracht voor deze groep van personeelsleden was volgens de Raad van State niet te verantwoorden. De Raad van State wijst er ook op dat de doelstelling van de maatregel kadert in het counteren van het lerarentekort en dus in het aantrekken van nieuwe, bijkomende leraren. De maatregel ook toepassen op een groep die al tot drie jaar eerder in onderwijs instapte, beantwoordt niet aan die doelstelling. Dat is dus de juridische redenering die wij moeten volgen. Ik wil en zal die ook volgen, niet omdat ik dat graag doe, wel om te zorgen voor een juridisch solide oplossing. We weten immers dat die regelgeving altijd wordt aangevochten. Daarom doen we er goed aan om het advies van de Raad van State te volgen.
Sinds de start van deze regeerperiode heeft elke startende leerkracht ook recht op aanvangsbegeleiding. Scholen hebben daarvoor ook extra middelen gekregen. We hebben dit verhoogd met 10 miljoen euro, waardoor ongeveer 30 miljoen euro voor aanvangsbegeleiding wordt toegekend. Daarnaast hebben we recent in het basis- en secundair onderwijs ook de middelen voor professionalisering substantieel verhoogd, voor het basisonderwijs met 100 procent, voor het secundair onderwijs met 50 procent. Ik erken dat dat nog altijd niet de grote bedragen zijn, maar het zijn natuurlijk wel substantiële sprongen vooruit.
Sinds 1 september 2022 is er ook de lerarenbonus, om de combinatie tussen beginnen met lesgeven en les beginnen te volgen voor zijinstromers behapbaar te maken. We vragen immers nog altijd dat de lerarenopleiding wordt gevolgd en dat het pedagogisch bekwaamheidsbewijs wordt behaald, wat wel een inspanning vergt. Om dat meer behapbaar te maken, om die combinatie iets realistischer en meer haalbaar te maken, kan men tot drie uur per week worden vrijgesteld en toch voor 100 procent worden verloond.
In de engagementsverklaring over de lerarenopleiding die ik eind vorig jaar met de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) en de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) heb afgesloten, is ook opgenomen dat de lerarenopleidingen zorgen voor een EHBO-pakket – een eerste hulp bij onderwijs is dat –, met praktische richtlijnen rond bijvoorbeeld klasmanagement op maat van zijinstromers. Ik denk dat zij daar vooral nood aan hebben: hoe moeten ze omgaan met een klas die hen op de proef stelt? Dat is heel tastbare, nuttige informatie voor startende leerkrachten. Je stelt vast dat zelfs diegenen met de meeste kennis en ervaring het op dat vlak soms wel eens moeilijk krijgen in die eerste maanden, en om op dat vlak wat meer ondersteuning te kunnen bieden, is zo’n EHBO-pakket wel degelijk aangewezen.
In het kader van de campagne ‘Lesgeven is alles geven’ organiseren we ook dit jaar weer een Open Scholendag, op 16 mei. Daarbij trachten we om kandidaat-zijinstromers, maar ook leerlingen in het secundair onderwijs, warm te maken voor de lerarenopleiding. De oproep voor scholen is ondertussen gelanceerd. Ze kunnen inschrijven tot 18 maart. Ik hoop dus dat dat net als verleden jaar een succes wordt. Toen hebben 550 scholen deelgenomen. Hopelijk kunnen er zich nu nog meer deelnemers aandienen, en hopelijk zullen we de toename van het aantal inschrijvingen in de lerarenopleiding ook weerspiegeld zien. Sinds de afgelopen twee jaar gaan die opnieuw in stijgende lijn, wat echt hoopgevend is.
Tot slot, wat het retentiebeleid betreft: we hebben deze regeerperiode toch heel wat maatregelen genomen om de aantrekkelijkheid van het beroep te versterken, om er ook voor te zorgen dat wie in het onderwijs aan de slag gaat, dat ook op de best mogelijke manier kan blijven doen. Daarover hebben we al regelmatig discussie gevoerd.
Ik kijk ook uit naar het onderzoek van professor De Witte dienaangaande, dat ons ongetwijfeld een terugblik zal bieden, namelijk welke maatregelen effectief hun deugdelijkheid hebben bewezen, maar ook wat we nog zouden kunnen betekenen op het vlak van het retentiebeleid.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Deze legislatuur, maar ik vermoed ook nog de komende legislatuur, zijn er twee grote uitdagingen: de kwaliteit van ons onderwijs en het lerarentekort. Niemand die hier vandaag aanwezig is, zal bepleiten dat we geen extra personeel moeten aanwerven. Maar ik wil toch de nadruk leggen dat we vanuit onze fractie wel de klemtoon willen leggen op de kwalificatie van de leerkracht.
Soms hebben we het idee dat iedereen zomaar voor de klas kan komen staan. Ik denk dat we er ons voor moeten hoeden dat we het ambt van de leraar ondermijnen, ondergraven. Ik denk dat we er alles aan doen om de leerkracht als expert te zien, en te zien als diegene die aan de slag gaat met die kennis, met die vakdidactiek en het klasmanagement.
Als we dan focussen op die zijinstromers, merk ik in de vele contacten die ik heb, dat het ook de uitdaging is om die zijinstromers bij te staan. Er zijn heel grote verwachtingen ten aanzien van het personeel, ten aanzien van medecollega’s, leraar-directeurs, om nog maar te zwijgen over de personeelsdienst die sowieso, los van de zijinstromers, eigenlijk bezig is met een huzarenwerkje. Het is ongelofelijk hoe die mensen het overzicht kunnen bewaren van alle personeelsstatuten en regelingen die er zijn.
We hebben er, gezien de grote inzet die er is voor de zijinstromers, dus baat bij om die mensen dan ook zo lang mogelijk in het onderwijs te houden. Ik heb daar al vaak vragen over gesteld. Ik waardeer het dat de planlast beperkt wordt, maar vraag toch uitdrukkelijk om daar nog onderzoek naar te doen. Er is inderdaad het onderzoek van Kristof De Witte, maar naar ik verneem, wordt er niet gepeild naar intenties waarom mensen dan naar het onderwijs stappen, of waarom men terug uitstapt. Er is heel weinig cijfermateriaal aanwezig.
Want ik denk dat we echt moeten nadenken over hoe de mensen die al langer de overstap hebben gemaakt van andere sectoren of private sectoren naar onderwijs, nu toch ook wel ergens met een zeer wrang gevoel zitten over dat die anciënniteit niet wordt meegenomen. Ik begrijp dat. Ik hoor directeurs zelfs pleiten dat dat zeer goede leerkrachten zijn, maar die dan toch een keer het loonbriefje vergelijken met pas ingestroomde leerkrachten, en dan vaststellen dat daar toch een grote kloof is.
De vraag is dus of u bereid bent om toch werk te maken van een gefaseerde anciënniteitsverloning voor elke leerkracht, voor elke zijinstromer. Dat begint natuurlijk met te weten wie er effectief is ingestroomd. Dat is blijkbaar zeer moeilijk, niet evident, maar ik denk echt wel noodzakelijk, om verdere stappen te kunnen zetten.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Het is inderdaad een heel belangrijk debat dat we hier aan het voeren zijn, want we zien het ongelofelijk grote lerarentekort op alle niveaus. Zowel in het lager als het secundair onderwijs is de instroom van die zijinstromers wel belangrijk. We moeten er dus heel veel aandacht aan besteden.
Inderdaad, ik ontken niet dat er stappen in de goed richting werden genomen, absoluut. Die zijinstromers hebben we nodig, meer en meer. Maar uiteindelijk moeten we ervoor zorgen dat de drempel om ze aan te trekken zo laag mogelijk is, door zo veel mogelijk administratieve vereenvoudiging, transparante duidelijkheid, maar ook om ze te houden. U hebt het ook aangehaald, minister.
Ik merk bijvoorbeeld in de secundaire school waar mijn vrouw werkt, dat er al heel wat zijinstromers na enkele maanden opnieuw de brui aan geven, omdat ze de klassen te zwaar vinden, het klasmanagement niet beheersen, er ingegooid worden zonder dat ze de pedagogische bekwaamheden en tools hebben om het management in de klas eigenlijk te doen, omdat ze het ook onderschatten.
Ik vind dat maar goed ook, want uiteindelijk is lesgeven echt wel een job, een echte job die je tot en met moet beheersen. Er zijn heel veel mensen die veel te vlug weer uitstromen en het onderwijs verlaten, omdat ze het totaal hebben onderschat, of omdat ze het niet zien zitten, omdat ze de klas niet aankunnen, of de vele administratieve zaken errond, de extra taken die erbij komen. Je moet uit goed hout gesneden zijn om leerkracht te zijn. Het is nog altijd de mooiste job ter wereld. Ik ontken dat niet. Ik zou nog altijd teruggaan naar de klas, maar je mag het niet onderschatten. Daar moeten we dus aandacht aan besteden. Ik vind het belangrijk naar de toekomst toe dat er meer inspanningen voor worden gedaan.
U hebt er eigenlijk al voor een stuk op geantwoord, maar ik zal de vraag toch opnieuw stellen, omdat het zo belangrijk is. Mijn eerste vraag is: bent u bereid om daar naar de toekomst toe ook nog inspanningen voor te doen? Ik weet ook wel dat de koepels en het gemeenschapsonderwijs daar inspanningen voor kunnen doen. Maar kunnen er nog een aantal afspraken rond worden gemaakt?
Ik ben niet zeker of u daar gedeeltelijk of niet op hebt geantwoord, maar ik zal de vraag toch nog een keer stellen. Die tegenspraak in het kader van de Septemberverklaring, dat die anciënniteit tot vijftien jaar kan worden meegenomen door wie in dit schooljaar in dienst treed, en ook de remediëring daarrond, zou u mij daar nog enkele voorstellen rond kunnen geven?
In elk geval zal ik positief afsluiten. We moeten wel blijven inzetten op die zijinstromers, maar vooral ook zorgen, minister, voorzitter en collega’s, dat ze blijven en voldoende ondersteuning krijgen, en kunnen leren om ook na twee, drie of vier jaar nog in het onderwijs te blijven. Dat is iets waar het nu nog altijd voor een stuk hapert.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Het bevat heel wat elementen, niet alleen het onderscheid tussen geldelijke anciënniteit en nuttige ervaring. Het is belangrijk bij het informeren van zijinstromers om te zeggen dat dat verschillende zaken zijn. Ook het uittreksel van mycareer maakt dat er minder informatie verloren gaat en dat er dus minder kans op fouten is. Dat is waar zijinstromers ongelukkig over zijn. Zij informeren zich en dan komt het loon van AGODI en dan is dat iets anders, en dan gaan de pijlen richting de overheid, richting parlement, richting minister. Maar dan blijkt dat er onderweg iets fout is gegaan, dat er foute informatie is verstrekt. Ik wil AGODI dus oproepen om een soort van modelformulieren … We spraken er daarnet al over: dit zijn de dingen die je moet meenemen als je bij een school gaat informeren. Die mycareer moet mee zijn, er mag daar al geen onduidelijkheid over bestaan. Zo kunnen we dat onderkennen.
Collega’s, ik ben blij hier te horen zeggen dat de kwalificatie van de leerkracht belangrijk is. Nog niet zo lang geleden hebben we hier het rapport van de Commissie van Wijzen gehad. Die oordeelde dat alle bekwaamheidsbewijzen weg moesten, want die waren niet zo handig. De N-VA was toen de enige partij die daarop aangaf dat we zowel vakkennis als vakdidactiek als klasmanagement belangrijk vinden, en dat inderdaad door de jaren heen het telefoonboek van de bekwaamheidsbewijzen stevig gegroeid was. Dat is waar. Soms vind je daar zaken niet in terug. De anderen gingen daar niet op in. Ik ben blij dat nu wel te horen. Dat is een goede zaak, die kwalificatie van de leerkracht.
De zijinstromers hebben nood aan een bepaalde ondersteuning en ervaring. Iemand die als 45-jarige instroomt, wil geen brief aan zichzelf schrijven om dan op te sturen en op het eind van het jaar die brief te lezen. Hij heeft een bepaalde maturiteit bereikt, en dat wil ook zeggen dat hij een andere aanpak vereist, ook in onze lerarenopleiding en ook in de inleidingen van de pedagogische begeleiding. Iemand met kinderen of zelfs al kleinkinderen die instapt in het onderwijs en die dan een soort van stoelendans moet doen met 21- of 22-jarigen … Dat zit niet allemaal bij de overheid, maar er moet ook genoeg aandacht voor zijn, dat dat twee verschillende sporen zijn.
Minister, ik heb nog een concrete vraag. U had het daarnet over de aanvangsbegeleiding van in totaal 30 miljoen euro. Hebt u er enig zicht op, op welke manier die in Vlaanderen wordt ingezet? We willen natuurlijk ook geen extra planlast. Hoe wordt dat aangewend? Is er, in het kader van hr-beleid, ook ergens feedback van hoe zijinstromers dat ervaren? Ik denk dat scholen daar van elkaar kunnen leren, wanneer in de ene school de zijinstromer blijft en in de andere school de zijinstromer niet blijft, zoals een andere collega ook aanhaalde.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ga regelmatig te velde, te lande. Ik doe ook een onderwijstoer, waarbij ik regelmatig word gevat door leerkrachten die al voor 2020 vanuit de privé zijn ingestapt in het onderwijs. Daarbij stelt men dat men in de periode 2014 de belofte heeft gekregen dat anciënniteit zou worden meegenomen, toen tot zelfs twintig jaar. Aan die belofte is niet tegemoetgekomen. Die mensen zijn daarover gefrustreerd. Dat begrijp ik. Zij kijken met lede ogen aan hoe wij ondertussen in deze regeerperiode wel alsmaar meer anciënniteit toekennen aan nieuwe zijinstromers. Ik begrijp opnieuw dat ze gefrustreerd zijn dat die dan vijftien jaar anciënniteit kunnen meenemen en dat ze binnenkomen zonder lerarendiploma, terwijl verschillende van die oudere zijinstromers ondertussen al wel hun lerarendiploma hebben behaald. Hoewel wij niets van hen afnemen, begrijp ik wel hun frustratie. Ik antwoord daarop dat je geen appelen met peren kunt vergelijken. Wanneer we de anciënniteit van zijinstromers zouden moeten valideren of honoreren voor de periode van voor 2020, dan zouden we tot dertig of veertig jaar terug moeten gaan, waarbij men toentertijd in een andere arbeidsmarkt verkeerde, met ongetwijfeld veel minder vacatures en minder concurrentie tussen de werkgevers dan vandaag.
Ten tweede is het zo dat die operatie een grote budgettaire impact zou hebben, zonder dat we er één extra leerkracht bij zouden hebben. En vooral dat laatste – maar dat heb ik vooralsnog niet gezegd – is de argumentatie van de Raad van State. De Raad van State zegt eigenlijk ook dat dat juridisch niet kan, omdat de proportionaliteit van die maatregel enkel te verantwoorden is gelet op de doelstelling. Proportionaliteit, dat is nagaan of de middelen die voor het nagestreefde doel worden gebruikt, in verhouding staan tot dat nagestreefde doel. Dat is de proportionaliteitstoets. Daarover zegt de Raad van State dat de doelstelling de strijd tegen het lerarentekort en dus de werving van nieuwe leerkrachten is, en dat het dus niet proportioneel is om retroactief te gaan werken, omdat dat niet tot nieuwe leerkrachten leidt. Dat is een beetje in een notendop, eenvoudig gezegd, de redenering van de Raad van State met betrekking tot de proportionaliteitstoets. Ik zou me dus evengoed ook daar achter kunnen verschuilen. Mochten we dat doen, zouden we ons dus blootstellen aan juridische procedures, die het met een hoge graad van waarschijnlijkheid zouden halen en dus uiteindelijk een hele regeling onderuit zouden halen. Dat ga ik dus niet doen, ook al is dat een pijnlijke boodschap voor mensen die voor 2020 zijn ingestapt in ons onderwijs.
Wat retentie betreft, doen we het mogelijke om eenieder bij te staan. Ik heb enkele initiatieven geschetst. Is er anderzijds uitval bij de mensen die de overstap maken? Er werd gewag gemaakt van ongeveer een kwart. Natuurlijk, maar dat wil zeggen dat 75 procent van die zijinstromers blijft. In dit geval is de discussie zelfs niet of het glas halfleeg of halfvol is. Het is 75 procent vol. In een concurrentiële arbeidsmarkt is het overal zo. Overal is retentiebeleid een moeilijkheid. Maar wat ons wetenschappelijk onderzoek ook bewijst, is dat een belangrijke conclusie is dat de meest doorslaggevende factor op het vlak van retentiebeleid personeelsbeleid is, veel meer dan externe factoren. Dat is dus ook net een element van hoop en perspectief, dat die scholen die erin slagen om een sterk personeelsbeleid te voeren, ook gekoppeld aan een sterk welzijnsbeleid richting de personeelsleden, er echt in slagen om ook hun leerkrachten bij zich te houden.
En dan kom ik bij het laatste punt. Ik heb het misschien niet duidelijk genoeg benoemd, maar vroeger was het zo dat wij vanuit de administratie bij de beoordeling van de personeelsdossiers in het kader van de toekenning van anciënniteit, ook altijd in eerste instantie moesten nagaan of de aangetoonde werkervaring relevant was voor het betrokken knelpuntvak dat zou worden gegeven. Die administratieve last komt natuurlijk te vervallen, omdat je dat niet meer moet aantonen. Alle vakken die worden onderwezen, zijn nu knelpuntvakken. Dat onderzoek aan de kant van de administratie, maar ook de verantwoording aan de kant van de verzoeker, daar zijn we nu van af. Ik denk dat dat de grootste winst is die we dit jaar hebben kunnen boeken.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Afsluitend wil ik een aantal zaken toch nog een keer duidelijk maken. Er zijn deze legislatuur nog zes commissievergaderingen van Onderwijs, minister. We zijn aan het aftellen. (Opmerkingen. Gelach)
Iedereen telt af. Er zijn hier collega’s die streepjes hebben gezet bij het aantal keren dat ik het woord ‘lerarenloopbaanpact’ uitsprak. We kunnen er nog eentje bij zetten. Ik heb daar heel vaak naar verwezen. Begin 2023 ben ik dan maar zelf met een aantal insteken gekomen om de weg te plaveien naar een lerarenloopbaanpact. Dat had als titel ‘De herwaardering van de leraar’. Daarin staat te lezen dat wij er als partij van uitgaan dat je echt gekwalificeerde leerkrachten nodig hebt, en dat dat kwalificatietelefoonboek dat er nu is, zijn verdiensten heeft, maar misschien ook wel aan een soort update toe is. Dus als men hier nu zegt dat wij dat helemaal zouden loslaten, klopt dat helemaal niet. Dat was zelfs voordat de Commissie van Wijzen ook maar enig verslag had uitgebracht. Ik denk dus dat het duidelijk is waar wij als cd&v voor staan.
Maar als we het echt menen met goed onderwijs, dan doen we er alles aan om zowel in te zetten op die kwaliteit als op het lerarentekort. Dat doen we door gekwalificeerd personeel aan te trekken dat, inderdaad, qua vakkennis, didactiek en klasmanagement de beste cijfers haalt. Het is zo dat men op het terrein soms denkt dat iedereen zomaar les kan geven, maar dat is niet wat wij onderschrijven.
Ja, we staan open voor mensen die de sprong willen maken naar het onderwijs. We vragen om hen maximaal te begeleiden, om hen maximaal wegwijs te maken. Ik verwijs nog eens naar het tienpuntenplan dat ik opmaakte. Er zijn bijvoorbeeld heel mooie screeningstools bij VDAB aanwezig om te weten of mensen effectief geschikt zijn voor de job: de meeloopstage, de aanvangsbegeleiding, de ingroeibaan, maar zeker ook het onderzoek naar – een beetje Jambersgewijs – wie ze zijn, wat ze doen, waarom ze kiezen voor het onderwijs. Dat is toch ook iets dat we van naderbij moeten bekijken, zeker omdat we op die manier ook weten waar we precies op moeten inzetten.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Het is inderdaad een debat dat moet worden opgevolgd. We gaan dat doen in het kader van de zijinstromers. Ook op het werkveld moeten we goed blijven luisteren naar wat er daar gebeurt, wat er daar leeft, en op welk vlak er bijsturingen moeten zijn. Maar ik denk dat alle gestructureerde middelen goed zijn om meer mensen naar het onderwijs te trekken. Eenmaal dat goed werkt, moeten we die zaken naar de toekomst toe borgen.
Er is nog heel veel werk aan de winkel, denk ik. Het lerarentekort blijft groot. Ik denk dat dat de grootste uitdaging voor de volgende legislatuur wordt, om daar verder mee aan de slag te gaan.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat er deze legislatuur belangrijke maatregelen zijn genomen die elk op zich aanleiding geven tot het aantrekken van leerkrachten. Dat zijn maatregelen die in het verleden niet zijn genomen, of werden aangekondigd en niet werden genomen, en waarover we nu ontevreden mensen hebben in het onderwijs, die zeggen dat dat niet aantrekken is. Op het vlak van retentiebeleid stel ik dat inderdaad mee vast.
Ik heb deze oproep toch al een aantal keer gedaan: rond retentiebeleid kunnen we niet alleen kijken naar de minister, het parlement en AGODI, maar moeten we toch ook durven kijken naar hoe het komt dat er in sommige scholen een hoog retentiebeleid is, en er in andere scholen een minder hoog retentiebeleid is. Er kan dan heel snel gezegd worden dat dat te maken heeft met de leerlingenpopulatie, maar op basis van de schoolbezoeken die ik doe, durf ik dat toch tegen te spreken. Zelfs scholen in grootsteden, met een heel moeilijk publiek, hebben soms een hoog retentiebeleid, en scholen met wat men een minder moeilijk publiek zou durven noemen, hebben soms een minder hoog retentiebeleid.
In dat kader, minister, willen wij vanuit de N-VA-fractie toch vragen om bij doorlichtingen – waar we op het vlak van kwaliteitsmeting nu ook die Vlaamse toetsen hebben, die niet dienen als eindpunt, maar wel als datapunt om te kijken hoe ze daarmee omgaan – ook het hr-beleid dat in scholen wordt gevoerd, mee te nemen. Het zit momenteel wat in de focus. Een school kan vaststellen hoe groot hun lerarenkorps is, hoeveel uitval er is, hoeveel mensen er vertrekken met een tijdelijke andere opdracht (TAO) en dan in een andere school gaan lesgeven, hoeveel zijinstromers er binnenkomen, maar dan de school snel verlaten. Het lijkt mij zeer goed om de vraag te stellen hoe dat komt. Op dat vlak moeten we erop wijzen dat niet alleen de minister, het parlement en AGODI, maar ook scholen in dezen een belangrijke rol spelen. Als het over retentiebeleid gaat – en dat geldt ook voor andere sectoren –, speelt de feitelijke werkgever daar een belangrijke rol in verband met planlast, omgang met ouders, tucht en steun aan leerkrachten.
Nog niet zo lang gelden zeiden leerkrachten dat ze allerlei documenten moeten inleveren. Minister, er is momenteel een interessante website, ‘Planlastmythes’. Ik raad iedereen aan om dat op te hangen op school, omdat ik dacht dat dat werd verspreid, maar zij weten daar niks van. Het lijkt mij toch nog altijd zinvol om op dat vlak, en dat gaat dan over lokaal beleid, in te zetten om de retentie te behouden, zowel van bestaande, maar ook van zijinstromende leerkrachten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.